496 Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. een gevolg van een besluit van den Raad, die zelf de verordening heeft aangenomen, dat er slechts zooveel kinderen per klas mogen zijn, n.l. niet meer dan 40 in de klassen van de gewone lagere scholen, niet meer dan 30 in de u. I. o. scholen en niet meer dan 24 in de m. u. 1. o. scholen. Dit is door den Raad aangenomen, aan dat besluit is uitvoering gegeven en daarmee is vanzelf het aantal onderwijzers gestegen. Een aantal van 45 komt spreker echter verdacht voor. De heer Berghuis (wethouder)'t Is drie maal nage rekend. De heer De Boer: 't Komt uit. De heer Schoondermark (wethouder): Toen de ge meente aan die onderwijzers ieder 200.voor toeslag moest bijpassen, was het totaal bedrag daarvoor 7200.—. Dat was dus voor 36 en nu is het 45. De heer De Boer heeft, eerlijk gezegd, met eenige verbazing den heer IJ. de Vries aangehoord. Toen spre ker bij de algemeene beschouwingen de opmerking over bezuiniging had gehoord, heeft hij al gezegd bevreesd te zijn dat dit in een richting zou gaan, niet in het be lang van de arbeidersklasse. De vrees nu, die spreker heeft uitgesproken, is al in zeer korten tijd bewaarheid. Naar aanleiding daarvan wenscht spreker een paar op merkingen te maken en wel in de eerste plaats over de samenstelling van het onderwijs in verband met het aantal leerlingen, dat naar de scholen gaat. Als men dan nagaat de 4 groepen van scholen, de u 1. o., m. u. 1. o., betalende en kostelooze scholen, dan krijgt men: u. 1. o. scholen gemiddeld per klas 21 leerlingen; m. u. 1. o. scholen gemiddeld per klas 22 leerlingen; betalende scholen gemiddeld per klas 30 leerlingen, terwijl daarvan 47 meer dan 36 leerlingen per klas hebben; kostelooze scholen gemiddeld 30 leerlingen per klas, terwijl daarvan 43 meer dan 36 leerlingen per klas hebben. Er is hier vanmiddag de opmerking gemaakt dat in Den Haag sommige klassen nogal gevuld waren. Spre ker kan echter de verzekering geven hij moet hierbij afgaan op de cijfers door de heer De Meester in den Haagschen Raad genoemd dat aan de meeste groote scholen, n.l. in 84 van het aantal klassen, het aantal leerlingen lager is dan 36. In dat opzicht steekt het Haagsche onderwijs dus nog gunstig af bij dat van Leeuwarden. Hoewel in het algemeen de opmerking dient te worden gemaakt, dat, wat het aantal leerlingen per klas betreft, Leeuwarden niet ongunstig afsteekt bij andere plaatsen. Als de heer De Vries vraagt waar de boventallige onderwijzers zich bevinden, dan kan spreker daarop antwoorden: de 2 u. I. o. scholen bezitten 19 leerkrachten, kunnen volstaan met 10, dus hebben 9 boventallige onder wijzers; de 2 m. u. 1. o. scholen hebben 36 leerkrachten, be hoeven er volgens de bepalingen der wet slechts 22 en hebben dus 14 boventallige onderwijzers. Dat is dus samen reeds 23; de 4 standenscholen hebben dus reeds meer dan de helft van de boventallige leerkrachten; de 5 betalende scholen hebben 55 leerkrachten, be hoeven er 43, te veel dus 12; de 4 kostelooze scholen hebben 42 leerkrachten, be hoeven er 32, te veel dus 10. Dat maakt dus samen precies 45 boventallige onderwijzers. De heer De Vries heeft zich bij zijn betoog beroepen op de cijfers in de wet, maar in de wet worden niet de cijfers genoemd, hoe groot het aantal leerlingen per klas moet of mag zijn; de wet bepaalt niet een minimum of maximum aantal leerlingen per klas, maar bepaalt alleen voor welke onderwijzers het Rijk aan de ge meente subsidie geeft en voor welke niet. Wanneer men dan ook zou ingaan op den raad van den heer De Vries, dan zou het volksonderwijs groote schade wor den toegebracht, door verhooging van het aantal leer lingen per klas. Dat de heer De Vries dit niet wist, is een andere kwestie. Spreker wil nu nog de uitspraken van enkele autoriteiten noemen, welke ook voor den heer De Vries wel geldend zullen zijn, omdat spreker in de eerste plaats zal noemen een aantal paedagogen, genoemd in een artikel van „De Katholieke School", van welk blad de betrouwbaarheid wel vast zal staan. Dat is een eeresaluut! zegt spreker. Jan Ligthart noemt het aantal leerlingen per klas 2030; Geluk spreekt in zijn paedagogisch Woorden boek van 25 leerlingen per klas en de heer Lens vraagt 20 leerlingen per klas. Verder kan spreker meedeelen, dat de Vereeniging van Hoofden van Scholen, het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, de Bond van Nederlandsche Onderwijzers, de Vereeniging voor Volksonderwijs en het Internationaal Kongres te Luik 1905 allen op het standpunt staan dat het maximum aantal leerlingen per klas 30 is. Spreker gelooft dat nu, na mededeeling van deze gegevens, de heer De Vries het met hem eens zal zijn, dat men om paedagogische argumenten niet boven een aantal van 30 leerlingen per klas mag gaan. Spreker wil er nog op wijzen dat, als in deze ge meente het openbaar onderwijs op deze wijze wordt verbeterd, zijn fractie op het standpunt staat dat dan in dezelfde mate het bijzonder onderwijs moet worden verbeterd, omdat sprekers fractie ook op het standpunt staat dat aan het geheele Nederlandsche volk zoo goed mogelijk onderwijs moet worden gegeven. Dit is niet alleen gewenscht voor de kinderen, die de openbare scholen bezoeken, het is even zoo sterk gewenscht voor de kinderen die de bijzondere school bezoeken. Ons standpunt, aldus spreker, is dat het volksonderwijs zoo goed mogelijk moet zijn, het bijzonder- zoowel als het openbaar onderwijs en uit dat gezichtspunt gezien mag het aantal leerlingen per klas de 30 niet te boven gaan. De beraadslagingen worden gesloten. Volgnos. 184- -186 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 187. Aanschaffing e-> onderhoud van school boeken, leermiddelen en schoolbehoeften f 17,600. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer zou bij dit punt graag een voorstel willen indienen. Wij hebben, aldus spreker, tot nog toe in deze gemeente de eigenaardigheid gehad dat aan de leerlingen der gewone lagere scholen de leermid delen kosteloos worden verstrekt, terwijl daartegenover de leermiddelen aan de u. 1. o.- en m. u. 1. o. scholen aan de leerlingen niet kosteloos worden verstrekt, daar moeten zij ze betalen. Nu geloof ik dat het in verband met de bepalingen van de nieuwe wet op 't oogenblik niet mogelijk is dat aan de kinderen de kosten der leer middelen worden opgedragen. Waar dit echter nog niet absoluut vast staat, omdat aan verschillende be palingen der wet nog een nadere uitlegging moet wor den gegeven, geloof ik dat het in 't belang is van het onderwijs, dat de leermiddelen aan de kinderen van de lagere scholen, zoowel van de gewone lagere scholen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag '27 December 1920. 497 ais van de u. 1. o. scholen kosteloos worden verstrekt. Naar aanleiding daarvan dienen wij dan ook in dit voor stel van den heer Zandstra en mij: „ondergeteekende stelt U voor: de leermiddelen, benoodigd bij het lager- en u. 1. onderwijs, aan de leerlingen kosteloos te verstrekken." Als wij dit voorstel indienen, dan gebeurt dit om tweeërlei reden. In de eerste plaats doen wij dit voor stel uit een financieel oogpunt en in de tweede plaats uit een paedagogisch oogpunt. De nieuwe wet heeft de regeling gebracht, dat de schoolgeldheffing progres sief moet zijn. Wanneer wij ons nu op het standpunt plaatsen dat de leermiddelen niet kosteloos worden verstrekt, dan zal er aan de progressie te kort worden gedaan. Ik heb voorop gesteld een paar gevallen en heb als voorbeeld het geval genomen dat de gemiddelde kosten per leerling voor zekere school 80.bedragen, waarvan 50.-voor schoolgeld en 30.voor kosten van de boeken. Wanneer wij daarin nu de progressie aanbrengen, leert een voorbeeld volgens een reken kundige reeks van een tiental termen, dat deze ver houding spoedig in het nadeel van de schoolgeld betalers overslaat bij de wijze van heffing dat de kin deren zelf de boeken moeten betalen. Terwijl in het cene geval het verhoudingsgetal 11 is, is het verhou dingsgetal voor de kosten der boeken 44, zoodat in deze kwestie de progressieve regeling niet tot zijn recht komt. Er is echter nog een ajidere reden, die ons dwingt om tot ons voorstel over te gaan, n.l. met betrekking tot de boeken zelf. Ik weet niet of er onder de verschil lende leden aanwezig zijn die kinderen op een m. u. 1. o. of u. 1. o. school hebben; zoo dat wel het geval is, zul len zij kennis hebben gemaakt met verschillende bij zondere omstandigheden, waarvoor zij de schouders hebben opgetrokken. De kwestie is deze, dat er een bepaalde schoolboeken-industrie bestaat. Men zal wel eens op de schoolboeken het opschrift hebben gezien, dat het de zoo- en zooveelste druk was. Oppervlakkig beschouwd lijkt dan zoo n boekje precies geiijk aan den vorigen druk, doch wanneer men tot nadere beschou wing overgaat blijkt, dat in de inhoud van zoo'n boekje bij iederen herdruk voortdurend wijzigingen worden aan gebracht. Dit gebeurt met het vooropgezette doel, dat van de nieuwe boeken, die op de markt worden ge bracht, maar zooveel mogelijk verkocht zullen worden, dat is drukkerspractijk. Wanneer in zoo'n boekje wijzi gingen zijn aangebracht, dan kunnen de bestaande boeken niet meer gebruikt worden. Het kind, dat met verouderde drukken op school komt, krijgt dan de boodschap mee naar huis, dat het andere boeken moet aanschaffen en zoo gebeurt het dat in een huisgezin met 2 opvolgende kinderen het eene kind niet de boek jes van het andere meer kan gebruiken. Als nu de leer middelen gratis worden verstrekt, kunnen dezelfde boekjes meermalen gebruikt worden, zonder dat men verschillende leerboeken in dezelfde klassen krijgt, zoo dat het ook in paedagogisch opzicht beter is, dat de boeken kosteloos worden verstrekt. De heer Schoondermark (wethouder) zou den heeren De Boer en Zandstra in overweging willen geven nu niet met het voorstel te komen, maar in den loop van het volgend jaar. De schoolgelden moeten dan toch herzien worden en daarbij komt het dan te pas. Nu heeft het geen zin. Spreker kan zich voorstellen dat de meerderheid van den Raad kan meegaan in het voorstel van de heeren De Boer en Zandstra, maar hij wil er tevens bij zeggen, dat bij een hoogere berekening van den kostprijs dan het schoolgeld ook hooger zal moeten worden. Thans zou hij echter den voorstellers in over weging willen geven hun voorstel in te houden, totdat Burgemeester en Wethouders met een voorstel tot hoogere schoolgeldheffing zullen moeten komen. De heer De Boer: Dat is ook onze bedoeling, dat het bij de nieuwe verordening wordt behandeld. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 187 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 188200 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 201. Kosten der burgeravondschool f 17,470. De beraadslagingen worden geopend. Den heer Zandstra is het bij dezen post niet te doen om de cijfers, maar het is hem te doen om het voorstel, gedaan in de sectie-vergaderingen en waarop van Bur gemeester en Wethouders geen antwoord is ingekomen. Er is in de sectie gevraagd of Burgemeester en Wet houders prae-advies wilden uitbrengen op het voorstel tot het organiseeren van cursussen voor volwassenen. De heer Berghuis (wethouder): Daar is wèl ant woord op gegeven. De heer Zandstra: Neen. De heer Berghuis (wethouder): Zeker! De heer Zandstra: Ik heb 't niet gezien. De heer Berghuis (wethouder): 't Staat vlak boven „Ontvangsten". De Voorzitter: In de memorie van antwoord is dit gezegd „Het college maakt geen bezwaar om het denk beeld tot het houden van cursussen, als in het verslag van rapporteurs bedoeld, te zijner tijd tot onderwerp van bespreking in zijne vergadering te maken, en daarover alsdan aan den Raad prae-advies uit te brengen." De heer Zandstra: Dank U. Dan heb ik niets meer te vertellen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 201 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 202210 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 212. Subsidie aan bijzondere bewaarscholen Memorie. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries vraagt of naar aanleiding van de besprekingen van verleden jaar nog nooit een aan vraag om subsidie van deze scholen is ingekomen. De Voorzitter: Vanmorgen is de eerste aanvraag in gekomen. Deze is in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 212 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 213217 worden onveranderd vastgesteld. Volgno 218. Subsidie aan het Friesch genootschap voor geschied-, oudheid- en taalkunde 250. De beraadslagingen worden geopend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 15