498 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. De heer De Boer heeft in de sectie een opmerking gemaakt over den toestand van het Friesch genootschap voor geschied-, oudheid- en taalkunde en heeft nu in de memorie van antwoord gezien dat de uitdrukking voor de verantwoording van het betrokken lid wordt gelaten. Nu is spreker daar niet zoo erg bang voor. Hij gelooft dat inderdaad de toestand in het Friesch museum, waarvoor ook deze gemeente een deel van het subsidie geeft, van dien aard is, dat het mag wel worden gezegd in deze vergadering dit subsidie vrij wel als weggegooid geld mag worden beschouwd. Spreker wil beginnen met te zeggen dat naar zijn mee ning een schat van materiaal in het museum is te zamen gebracht er is werkelijk een groote rijkdom op ver schillend gebied en betrekking hebbende op het leven in den ouden tijd van het Friesche volk. Maar spreker wil er speciaal de aandacht op vestigen dat de schat van oudheidkundige voorwerpen, welke daar is verza meld, is geplaatst op een wijze, die het voor de bezoe kers van het museum absoluut onmogelijk maakt om daar eenige kennis op te steken. Het is reeds 2 jaar geleden dat er een catalogus bestond, deze is toen van het tooneel verdwenen, zoodat men het 2 jaar lang zonder catalogus heeft gedaan. Dit zou nog niet van zoo groote beteekenis zijn, wanneer de verschillende voorwerpen maar van duidelijk leesbare opschriften waren voorzien. Dat laat echter alles te wenschen over. Spreker is er in dit tijdsbestek, in den laatsten tijd in Augustus, zelf nog geweest en toen lagen in de vitrines lie verschillende opschriften door elkaar heen en andere tvaren zoodanig verbleekt, dat ze niet meer leesbaar waren. Tot zijn groot genoegen heeft spreker gezien dat op de jaarvergadering van het Friesch Genootschap door de heeren Kalma, Wiersma en Zwart daaromtrent een opmerking is gemaakt en dat er door hen op ge wezen is, dat de rijkdom van het museum beter ten nutte van de bevolking kan worden gebracht. Spreker zou graag het subsidie van ƒ250.willen verhoogen, indien daarmee meer vrijheid werd toege staan, in dien zin, dat meer bezoekers van het museum gebruik konden maken, hetzij kosteloos, hetzij tegen zeer lagen prijs. Op 't oogenblik heeft een dergelijk voorstel echter geen nut, omdat het museum wegens den toestand niet toegankelijk is voor de groote massa van het volk. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi weet niet of de heer De Boer zich ook gewend heeft tot het bestuur van het Friesch museum, om de reden te vragen, waarom er geen catalogus is. Spreekster meent dat de oorzaak ligt in de hooge drukkosten. Het drukken van een catalogus zal stellig een duizend gulden moeten kosten en tot die uitgaaf is het Friesch museum niet in staat; de geldmiddelen zijn zoodanig, dat daaraan niet eens gedacht kan worden. Alles is wel geïnventariseerd en er voor klaargemaakt, doch het is op de kosten af gesprongen. Spreekster vraagt of het, als de heer De Boer een voorstel tot verhooging van het subsidie wil indienen, dan niet het beste is, dit punt aan te houden, opdat Burgemeester en Wethouders op het voorstel prae- advies kunnen uitbrengen. Door het college van Burge meester en Wethouders zou dan overleg kunnen worden gepleegd met het bestuur van het Friesch museum. Spreekster meent verder dat het niet aangaat wat de Voorzitter het vorig jaar ook reeds heeft gezegd het bestuur hier te veroordeelen, terwijl niemand van het bestuur hier is om zich te verdedigen en het bestuur ook niet in de gelegenheid geweest is om zich te ver dedigen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 218 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 219225 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 226. Subsidie aan het bestuur der Vereeni- ging „Volksunicersiteit voor Friesland500. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries weet het niet secuur meer, maar meent dat een vorige vergadering door de Vereeniging „Volksuniversiteit voor Friesland" een subsidie is aan gevraagd. De Voorzitter: Dat verzoek is aangehouden tot de begrooting. Burgemeester en Wethouders voldoen nu aan het verzoek van de Vereeniging „Volksuniversiteit" door 500.als subsidie op de begrooting uit te trekken. De heer IJ. de Vries: Waar bekend is, dat ik tegen stander ben van dit subsidie, vraag ik stemming over dezen post. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 226 wordt met 16 tegen 7 stemmen vastge steld. Vóór stemmen: de heeren Schaafsma, Tiemersma, Dijkstra, Zandstra, Tulp, De Boer, mevrouw Besuijen Lindeboom, de heer Van Weideren baron Rengers, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Berg huis, O. F. de Vries, De Vos, Collet, Jansen, Schoonder- niark en Nijholt. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, Van der Werff, Visser, Postma, IJ. de Vries en Dijstra. Volgno. 218 (mevrouw Buisman komt hierop terug). Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Ik wou nog even een vraag doen. Wanneer nu nog een verhoogd subsidie wordt aangevraagd door het Friesch museum, kan dat dan nog voor 1921 worden toegestaan? De Voorzitter: Technisch is dit wel mogelijk, maar practisch is het niet doenlijk om in den loop van het jaar nog subsidie toe te staan. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dan zou een voorstel om het subsidie te verhoogen dus nu moeten komen? De Voorzitter: Dat had er al moeten wezen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik was in de meening dat de heer De Boer de bedoeling had een voorstel in te dienen, dat hij, als er overleg met het be stuur was geweest, dan het voorstel doen zou. Daar was ik voor. De heer De Boer Als er dan verbetering kwam. Komt deze niet, dan is het subsidie weggegooid geld, maar als verbetering kwam, dan zou ik zeer graag het subsidie verhoogen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Maar als het bestuur van het museum daartoe niet in staat is wegens den slechten financieelen toestand, dan moet toch de eerste stap zijn om het subsidie te verhoogen? Anders draaien we in een kringetje rond. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. 499 De heer Berghuis (wethouder) wil er mevrouw Buisman even voor waarschuwen dat men hier op een zeer gevaarlijk terrein komt. De heer De Boer bedoelt een hooger subsidie te geven, de heer De Boer is mis schien wel genegen een vrij hoog subsidie te geven, als hij de zekerheid heeft dat voor de arbeiders kosteloos het museum te allen tijde toegankelijk is en de zaak dan inwendig in orde is. Op een dergelijk punt moet de Raad echter zoo niet ingaan, omdat het niet aangaat den post zoo maar klakkeloos te verhoogen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi acht het dan het beste de zaak maar aan het bestuur van het Friesch museum over te laten, om te zien wat het bestuur er van maakt. De beraadslagingen worden gesloten. Volgnos. 227238 worden onveranderd vastgesteld. Hoofdstuk X. Kosten van Landbouw, Handel en Nijverheid. De beraadslagingen worden geopend. De heer Nijholt heeft ook in de secties bij dit hoofd stuk ter sprake gebracht zijn opmerking omtrent de moeilijk te verkrijgen telefoon-aansluitingen. Het ant woord van Burgemeester en Wethouders kan men echter op tweeërlei manier uitleggen. Spreker heeft het punt bij dit hoofdstuk ter sprake gebracht, omdat hij niet zou weten waarbij het anders te moeten doen. De handel en verschillende zaken worden zeer belemmerd doordat er geen telefoon-aansluitingen kunnen worden verkregen; er zijn ingezetenen, die reeds 2 a 3 jaar ge leden aansluiting aan het telefoonnet hebben aange vraagd en het tot nu toe niet verder hebben kunnen brengen dan de mededeeling, dat nog niet kon worden gezegd, wanneer de aansluiting tot stand gebracht zou kunnen worden. In dit opzicht had spreker nu gaarne toezegging van Burgemeester en Wethouders, dat zij bij de regeering stappen zullen doen om te bevorderen dat de aansluitingen met meerderen spoed worden ver leend, omdat het werkelijk zoo niet meer gaat. De Voorzitter: Het antwoord van Burgemeester en Wethouders staat in de memorie van antwoord. De heer Nijholt: Maar men kan er ook uit lezen dat er iets anders mee wordt bedoeld. De Voorzitter: Het antwoord luidt: „Daar het aan het college bekend is, dat dikwijls geruimen tijd moet worden gewacht, alvorens na aanvrage aansluiting aan de telefoon wordt verkre gen, zegt dit college in dezen alle medewerking toe." De heer Nijholt: Wat daar staat kan ook beteekenen: aansluiting voor telefoongesprekken. De Voorzitter: Pardon, de uitdrukking „aansluiting aan de telefoon" is expres hiervoor genomen, omdat er anders twijfel zou kunnen bestaan. De beraadslagingen worden gesloten. Volgnos. 239268 worden onveranderd vast gesteld. Volgno. 269. Pensioenen van tcethouders en gemeente ambtenaren f 8,638.126 De Voorzitter merkt op, dat hierbij in behandeling komt sub e van punt 2 (agenda no. 3) Voorstel van Burgemeester en Wethouders, mede naar aanleiding van bij den Raad ingekomen verzoekschriften tot verhooging van de pensioenen, toegekend aan oud gemeente-ambtenaren, en aan iceduwen en weezen van ambtenaren of oud-ambt en ar en, met de daarop inge diende amendementen door den heer A. de Vos. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: Bij wet van den 29sten Mei 1920, Staatsblad no. 283, werden de pensioenen ten laste van den Staat en verschillende pensioenfondsen verhoogd en werd aan de gemeentebesturen de bevoegdheid verleend ook de pensioenen ten laste van het pensioenfonds voor de gemeente-ambtenaren met 40 te verhoogen. Van verschillende organisaties en gepensionneerden kwamen bij U verzoeken in, om van de verleende be voegdheid gebruik te maken en de pensioenen te ver hoogen ingevolge de artt. 6, 7 en 8 der bovengenoemde wet. Het schijnt billijk aan deze verzoeken te voldoen, doch dan niet alleen de pensioenen, verleend ingevolge de Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 en de Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913, doch ook de krachtens de daaraan voorafgaande ge meentelijke regelingen verleende en bij afzonderlijke besluiten toegekende pensioenen, gratificatiën en toe lagen te verhoogen. De tot nu toe ingevolge besluit van Uwe vergadering van 22|29 December 1919, no. 556r|308, verleende gratificatiën van 25 van het pensioensbedrag kunnen dan vervallen. Zij zijn trou wens alleen tot 1 Januari 1921 verleend. Daar het hier echter eene tegemoetkoming betreft, veroorzaakt door den duurderen levensstandaard, is liet o. i. gewenscht de verhooging alleen toe te kennen aan diegenen, die van een klein pensioen moeten leven en geen of weinig inkomsten uit anderen hoofde hebben, i e grens, die bij Uw besluit van 22|29 December 1919 werd bepaald op 1500.zouden wij echter willen zien verhoogd tot 2000. Verder komt het ons gewenscht voor dat de verhoo ging alleen wordt toegekend voorzoover het betreft pensioen, gratificatie of toelage, verleend wegens in dienst dezer gemeente doorgebrachten diensttijd. Daargelaten of de wét van 29 Mei 1920, Staatsblad no. 283, ook verhooging over diensttijd in andere ge meenten of bij het Rijk zou toelaten (de wet verhoogt n.l. reeds de pensioenen ten laste van den Staat, enz. en geeft den gemeentebesturen alleen de bevoegdheid de pensioenen ten laste van het pensioenfonds voor de gemeente-ambtenaren te verhoogen), lijkt het ons niet onbillijk indien de gemeente alleen haar eigen lasten draagt. Bovendien zou de mogelijkheid bestaan dat hetzelfde gedeelte van het pensioen door verschillende gemeentebesturen werd verhoogd. De bij Uw besluit van 22J29 December 1919 verleende gratificatiën zijn verleend over het geheele pensioen, dus ook over dat gedeelte wat werd toegekend wegens diensttijd in andere gemeenten of bij het Rijk. De meerdere kosten van de voorgestelde regeling zullen, vergeleken bij 1920, ongeveer ƒ5000.be dragen. Wij hebben de eer U voor te stellen: 1°. te besluiten volgens het hiernavolgend ontwerp; 2°. W. C. A. Hofkamp, het bestuur der afdeeling Friesland van den Bond van gepensionneerden, A. Engwirda c.s. en het hoofdbestuur van den Nederland- schen Bond van Gemeente-ambtenaren mede te deelen dat op hun adressen is gelet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 16