472 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1920.
keuring daarvan te besluiten Burgemeester en Wet
houders zijn nu oorzaak dat de school nog steeds niet
geopend is. Bij wijze van boetedoening beloofden de
sectie-voorzitters dat Burgemeesters en Wethouders
bekwamen spoed zouden betrachten. We wachten af.
Maar we dringen aan op een beetje haast; anders zijn
wij gedwongen het volgende jaar het 15-jarig jubileum
te herdenken van het wachten op deze in 1906 reeds
door professor Burger en Dr. Schreuder noodig geachte
inrichting van onderwijs.
Wat het ambulantisme betreft, hopen we dat Burge
meester en Wethouders zelf het initiatief zullen nemen
door in den geest van de nieuwe onderwijswet over te
gaan tot geleidelijke afschaffing. Te meer nu we meenen
te weten, dat het verzet der hoofden hier tegen afschaf
fing niet meer algemeen is en dus aan sommige scholen
de afschaffing met medewerking der hoofden zal plaats
vinden.
Verder dringen wij aan op voorstellen van Burge
meester en Wethouders tot organisatie van onderwijs
aan volwassenen. Wij bevelen de regelingen van Win
terswijk en Utrecht in de aandacht van het college van
Burgemeester en Wethouders aan.
Het doet ons genoegen dat Burgemeester en Wethou
ders een open oog hebben voor het aanleggen van speel
plaatsen. Dat is inderdaad noodig. We treffen ze nog te
weinig aan en als voorbehoedmiddel tegen baldadigheid
der jeugd zijn ze dringend noodig.
De schoolvoedingsplannen van Burgemeester en Wet
houders vervullen ons niet met groote geestdrift. Sint
Antoon begon vroeger 21 December prompt met voe
ding, en ging daarmede door tot 21 Maart. Drie volle
maanden. Op dit oogenblik moet de voedselverstrekking
nog beginnen met het betrokken personeel is geen
overleg gepleegd. Hoe komt het dat Burgemeester en
Wethouders zoo laat zijn en waarom raadpleegde men
het personeel niet? Dit zal toch het belangrijkste deel
der taak moeten verrichten
Wij achten de voorbereiding van Burgemeester en
Wethouders hoogst gebrekkig en ondemocratisch, maar
vertrouwen, dat het betrokken personeel zijn onmisbare
en belangrijke medewerking zal willen verleenen.
Ons kwam een zeer bevredigende uitspraak van een
der betrokken hoofden ter oore. Slaagt deze proef, dan
komt daarvan de eere alleen toe aan het betrokken per
soneel. Gaarne zouden wij vernemen of Burgemeester en
Wethouders de overtuiging bezitten, dat aan geen enkel
kind een warm middagmaal behoeft verstrekt te worden.
Sint Antoon verstrekte vroeger aan honderden kinderen
een warm middagmaal; nu moeten ze dit ontberen.
Ik moet er mijn bevreemding over uitspreken dat op
een vraag in de sectie-vergadering, of het Burgemeester
cn Wethouders bekend was dat de onderwijzers aan de
openbare lagere scholen geweigerd zouden hebben op
Zaterdagmiddag hun medewerking te verleenen aan de
Sint Nicolaas-uitdeeling in de Harmonie, Burgemeester
cn Wethouders antwoordden, dat van een bepaalde wei
gering niet gesproken kan worden.
Er is niets geweigerd, Mijnheer de Voorzitter
In de sectie-vergadering heb ik opgemerkt het Ioo-
pende gerucht niet te willen gelooven. Ik heb de zaak
onderzocht en ben volkomen in 't gelijk gesteld. In mijn
bezit zijn afschriften van de tusschen de Sint Nicolaas-
commissie en de schoolvergadering van bedoelde school
gewisselde brieven, naar aanleiding van een verzoek
van het personeel om de uitdeeling op een anderen tijd
te doen plaats hebben. Van een weigering is dus geen
sprake geweest. Dit gerucht is lasterlijk en siert de ver
spreiders niet. Door geen enkel lid van het personeel is
iets geweigerd. Ik stel er prijs op hier in het openbaar
te verklaren, dat deze poging, om het personeel eener
openbare lagere school een klad aan te wrijven, als mis
lukt beschouwd moet worden en ik betreur het, dat zulke
gevallen in de secties worden gebracht. Men had beter
gedaan vooraf een onderzoek in te stellen, dan had dit
lasterlijk gerucht het sectie-rapport niet behoeven te
ontsieren.
Ten slotte is het mij niet bekend - de heer Collet heeft
daar ook al over gesproken - dat de in punt a van de
in het compromis genoemde vergadering, is gehouden.
Dat zoo een vergadering mislukt is, zooals in het sectie
rapport wordt beweerd, is volkomen onjuist. Er is nog
nimmer zoo'n vergadering gehouden, trots de positieve
toezegging in 't program. Wij vertrouwen, dat de sec
tievoorzitters de onjuiste mededeeling zullen herzien
De heer Dijkstra heeft een kleine opmerking bij deze
algemeene beschouwingen naar aanleiding van de be
grooting der gasfabriek. Hij heeft met groote voldoe
ning gelezen dat straks Burgemeester en Wethouders
in de gelegenheid zullen zijn kolen te betrekken voor de
gasfabriek van betere kwaliteit dan tot nog toe. Het
moet erkend worden dat het gas hier in den laatsten tijd
slecht is. Er is in den Raad al over gesproken, doch
aangezien het college van Burgemeester en Wethouders
in dit opzicht ondergeschikt is aan de rijkskolendistri-
butie, moet men maar zien uit de slechte kolen gas te
stoken of niet te stoken. We hebben echter in 't
vooruitzicht dat we daar af komen en spreker wilde nu
zeggen dat hem dit genoegen doet. Hij heeft ook kennis
genomen van een ingezonden stuk in de „Leeuwarder
Courant" van iemand die er geen begrip van heeft met
welke groote moeilijkheden het gemeentebestuur heeft
te kampen en die er maar wat heeft neergekalkt, maar
den moed niet heeft om zijn naam onder het stuk
te zetten. Als men ziet wat er onder staat, „Lynceus"
staat er kletsmeijer had er onder moeten staan.
Die schrijft dan: Men weet dat er wat aan 't gas hapert,
maar men Iaat de zaak maar blauw blauw. Spreker
vindt deze manier heel geschikt om het publiek in te
lichten juist zooals het niet moet.
In de sectie is nog een kleinigheid behandeld n.l. de
cokesverstrekking door de gasfabriek. Deed het eerste
punt spreker genoegen, deze kwestie doet hem nog veel
meer genoegen, dat de gasfabriek staks weer de be
schikking krijgt over haar eigen productie, in dit geval
de cokes. De ellende met de brandstof is nu van dien
aard geweest, dat spreker veronderstelt dat, wanneer
men van de gasfabriek te Leeuwarden weer cokes kan
betrekken, weer een „behoorlijke mud" kan betrekken,
de burgerij van Leeuwarden daar wel van gediend
zal zijn.
Toch moet spreker nog iets vragen. In het antwoord
van Burgemeester en Wethouders komt voor dat dezen
meenen dat aan de gasfabriek alle mogelijke vrijheid
van handelen moet worden gelaten ten opzichte van de
verstreking van cokes. Dat ziet er zoo wel aardig uit,
spreker heeft ook het vorige jaar hiervan gesproken en
er op aangedrongen dat er aan de gasfabriek komt een
afdeeling expeditie of distributie of hoe men het dan ook
noemen wil, die zorgt dat de cokes linia recta naar den
verbruiker gaat. Hij knoopt hieraan nu weer die vraag
vast, omdat het vroeger is voorgekomen dat jarenlang
door de gascommissie de cokes werd verkocht aan be
paalde handelaars, door wier tusschenkomst de consu
menten hun cokes dan konden betrekken echter tegen
verhoogden prijs. Spreker hoopt dat dit niet weer voor
komt. De gasfabriek is een gemeentelijke instelling,
waarbij het moet zijn uitgesloten, dat aan derden de
cokes wordt verkocht. Ook dan mag men dat niet doen,
wanneer men tijdelijk bij de handelaren een hoogeren
prijs kan bedingen, omdat het er dan practisch op neer
komt, dat de burgerij van Leeuwarden het meerdere
moet bijpassen. Het welbegrepen gemeentebelang
eischt en maakt het noodzakelijk dat de cokes linia
recta van de fabriek naar de consumenten gaat; niemand
anders behoort daartusschen te staan. Misschien zou
men daar bij een gelegenheid van mogen afwijken en
wel, naar sprekers bescheiden meening, wanneer de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1920. 473
gasfabriek een groote voorraad cokes heeft opgeslagen
en de gemeentenaren de cokes niet willen hebben. Maar
anders is het de taak van dit gemeentelijk bedrijf om
deze voor de burgerij belangrijkste brandstof zoo goed
koop mogelijk bij haar in huis te bezorgen.
De heer De Vos wil in de eerste plaats wel zeggen,
dat het woord van waardeering, door den eersten spre
ker tot Burgemeester en Wethouders gericht, zeer zeker
wel op zijn plaats zal zijn. Wat betreft de cijfers, die de
geachte spreker heeft gebezigd, deze zijn natuurlijk zeer
juist, daar twijfelt spreker niet aan.Ten opzichte van de
gebouwen zou hij echter willen vragen wat deze inder
daad waard zijn en wat de nieuwe begraafplaats inder
daad waard is.
Dan is er in de memorie van antwoord in de eerste
plaats door Burgemeester en Wethouders gezegd dat
hetgeen door de verschillende voorzitters der secties in
de sectie-vergaderingen is gezegd, kan worden be
schouwd als antwoord van het college van Burgemees-
rte en Wethouders. Waar nu in de sectie door spreker
een zaak ter sprake is gebracht, waarover niet meer in
de memorie van antwoord is gesproken, n.l. over de
kwestie dat de vertegenwoordigers der pers zoo'n aller
ongelukkigste plaats in de zaal hebben, dat zij bij het
houden van geheime vergaderingen in een koud lokaal
moeten zitten, daar vertrouwt spreker, dat het antwoord
van Burgemeester en Wethouders, in de sectie gegeven,
.spoedig in vervuling zal treden en dat men dit zal be
merken, doordat een betere plaats in de zaal en een ver
warmde wachtkamer voor de pers zal worden gereser
veerd. Spreker meende dit even in openbare vergadering
te moeten opmerken.
Dan, onwillekeurig, zooals de heer Zandstra altijd
terug komt op het ambulantisme waar hij van zijn
kant groot gelijk in heeft als hij meent, dat hij daarmee
in zijn recht is komt spreker weer terug op de kwestie
van marktdag op Goeden Vrijdag. Hij wenscht daarover
weer zijn klacht te laten hooren. Wel hebben Burge
meester en Wethouders er zich in hun memorie van
antwoord heel gemakkelijk afgemaakt door te zeggen:
We verwijzen naar vroeger daaromtrent gevoerde dis
cussies; het standpunt van Burgemeester en Wethouders
is niet veranderd. Dat is heel gemakkelijk. Burgemeester
en Wethouders maken zich zoo van de zaak af en den
ken: dan bloedt dat wel weer dood. Maar zoo is 't niet,
zegt spreker. In de eerste plaats wil hij opmerken dat
bij de discussies hier in den Raad de argumenten, die
zijn aangevoerd voor het behoud van marktdag op
Goeden Vrijdag, eigenlijk gezegd allemaal van heel wei
nig beteekenis waren. Spreker wil ze niet allemaal meer
opnoemen, als hij alleen maar even in herinnering mag
brengen dat Burgemeester en Wethouders getracht heb
ben een argument te geven, voor het behouden van
marktdag op Goeden Vrijdag op grond van een artikel
van het Wetboek van Koophandel, dat sloeg op den
vervaldag van protestwissels op Goeden Vrijdag. Als
dat een doorslaand argument moet wezen, dan is het
beter er maar niet meer over te praten. Spreker zal er
nu niet meer van zeggen; men zal wel weten dat deze
zaak tot de competentie van den Raad behoort. Alvorens
er dan ook meer van te zeggen, zal spreker zoo vrij zijn,
deze motie in te dienen:
„De Raad, van meening dat het wenschelijk is dat de
marktdag op Goeden Vrijdag wordt verplaatst naar een
anderen dag der week,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, zoo spoedig
mogelijk met een voorstel daartoe bij den Raad te
komen."
Van den Goeden Vrijdag zal spreker voorshands niets
meer zeggen, Burgemeester en Wethouders zullen nu de
reden van hun tegenstand wel willen mededeelen.
Dan heeft spreker nog in de sectie-vergadering ter
sprake gebracht het zoogenaamde busgeld bij trouw-
gelegenheden. Waar de Raad in openbare vergadering
is en de meesten niet de geschiedenis kennen, acht spre
ker het goed hierbij een enkele toelichting te geven. Het
is sedert jaren lang de gewoonte geweest dat in de
trouwzaal, wanneer er een huwelijk werd voltrokken, de
jonggetrouwden en zij, die daarbij tegenwoordig waren,
de gelegenheid hadden om in een bus iets te offeren.
Het geld, dat hierin werd gestort, was niet, zooals in
het sectie-verslag staat, „voor de armen", maar dat geld
was spreker wil hierop den nadruk leggen voor
de algemeene armen, dat geld werd uitgekeerd aan de
armen van alle gezindten en vereenigingen en werd
daartoe gestort bij den Armenraad. Ingevolge artikel
zoovee! van de Armenraad werd het bedrag, als er
1000.bijeen was, verdeeld onder de algemeene
armen.
Door Burgemeester en Wethouders is nu met deze ge
woonte, zonder eenige kennisgeving, gebroken, zij ver-
meenen dat het in ontvangst nemen van dat busgeld
moet worden afgeschaft. De reden daartoe zijn, zooals
Burgemeester en Wethouders reeds hebben meegedeeld
en wat zij nu ook in de memorie van antwoord doen,
dat het is geschied uit overweging dat, nu de leges-
gelden voor de huwelijksvoltrekking zijn verhoogd, die
vrijwillige bijdragen moeten worden beschouwd als een
gedwongen belasting. Spreker vindt dit antwoord
heusch niet erg gelukkig gekozen; een beroep op ver
hooging van het tarief van de leges acht hij een gezocht
argument.
Als men de bepalingen der leges-verordening nasiaat
en men wenscht op een andere wijze in den echt te
worden verbonden dan bij art. 7 is bepaald waarbij
zulks kosteloos plaats heeft dan kan men trouwen in
3 klassen: eerste klas, waarvoor moet worden betaald
j 75.wil men nog op een andere wijze trouwen, dan
kan men 20.— betalen, dat is tweede klas, en wil men
het nog op een andere wijze doen, dan kan het voor
5.dat is derde klas. De voltrekking van een huwe
lijk eerste klas heeft alleen des Donderdags plaats, dat
is dan uitsluitend het onderscheid met het trouwen
iweede klas, behalve dat er voor die menschen ook een
iooper wordt gelegd, waarover zij naar de zaal kunnen
loopen. Dat is het cachet van de le klas, de tarieven
heeft spreker genoemd. Verder is er gelegenheid om
tweede klas te trouwen voor 20.en er is ook gele
genheid om 't voor 5.te doen. A'laar spreker heeft
nooit eenig verschil kunnen constateeren in de wijze
waarop het trouwen in deze beide klassen geschiedt.
Burgemeester en Wethouders zullen echter bij de tweede
en derde klas zoo hebben gedacht: de menschen moeten
weten dat er verschil is en dat zullen ze hierin zien dat
ze voor tweede klas 15.meer moeten besteden. Het
ware echter beter dat die menschen het brachten naar
Doelestraat 3, voor de algemeene armen van Leeu
warden.
Dan, Burgemeester en Wethouders hebben het bus
geld afgeschaft; er is dus niets meer aan te doen. Spre
ker wil echter zijn bevreemding en teleurstelling te
kennen geven dat Burgemeester en Wethouders zoo
hebben gehandeld. Zij hebben daartoe het recht, maar
spreker heeft toch gemeend deze argumenten in open
bare vergadering te moeten zeggen.
De heer Jansen sluit zich aan bij de woorden van
waardeering, door den tweeden en eersten spreker ge
wijd aan het beleid van het dagelijksch bestuur. In de
sectie-vergadering heeft spreker ook enkele dingen ter
sprake gebracht, wat hij in zeer korte woorden kan
samenvatten, n.l. dat men in het jaar 1921, waar moge
lijk, zal moeten bezuinigen spreker dankt den heer
Collet voor diens cijfers, welke den Raad een zuiverder
en helderder blik op den toestand geven dat het jaar
1921 zal moeten staan in het teeken van zuinigheid.
Een andere kwestie. Toen spreker het antwoord van