476 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1920.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1920. 477
jaar geleden niet een memorie van toelichting gegeven
bij haar voorstel. Toen heeft spreker ook gevraagd:
Wat wenscht U? Hij heeft over dit punt ook iets ge
lezen in de „Sociale Verzekeringsgids" en daarin worden
door verschillende richtingen pleidooien gehouden over
dit instituut, waarvan hij geen principieel voorstander
is. Thans heeft mevrouw Besuijen wel een toelichting
gegeven, maar tot een concrete voorstelling van de zaak
komt zij niet Wat wenscht zij nu? Wil zij de zaak
gaan inrichten langs den weg van sociale wetgeving,
zooals bij de verzekerings- en invaliditeitswet? Dat
wenscht Suze Groeneweg toch ook, zij wil een sociale
verzekering, tijdens de bevalling een zekere vergoeding
doen uitkeeren. Dat wordt ook door anderen verdedigd.
Van morgen nog heeft spreker in de „Sociale Verzeke
ringsgids" gelezen dat men moest hebben moederhuizen,
waar de jonge moeders enkele maanden worden ver
pleegd. En niet alleen dat zij daar dan gratis verpleegd
zullen worden, maar ook zal dan het loon tijdens het
tijdperk der bevalling moeten worden uitgekeerd. Hierbij
is natuurlijk bedoeld de gehuwde vrouw, die werkzaam
is in een fabriek of een bedrijf. Doch een zoodanige
opzet van de zaak ligt op den weg van de arbeidswet
geving en kan niet worden bevorderd door de gemeente.
Verder wil men hebben consulatiebureaux „liefst op
iedere hoek van de straat één" schrijft men daar; m.a.w.
zooveel mogelijk moederhuizen en consulatiebureaux.
De invoering van een zoodanig systeem zal echter, vol
gens sprekers meening, oneindig veel moeilijkheden met
zich sleepen. Zoo ook met de melkinrichtingen. Waar
zal de melk gekeurd moeten worden? Wenscht men een
bepaalde inrichting waar een geneesheer de behandeling
van de zuigeling voorschrijft? Hoe wil men dit plan
de campagne onder oogen nemen? Spreker gelooft dat
dit plan voert tot een enorm werkterrein en dat men
zich ten slotte zal moeten afvragen of de gemeente in
staat zal zijn zoo'n zaak levensvatbaarheid te geven.
Wat vraagt men thans van de gemeente? Spreker kan
zich indenken dat Burgemeester en Wethouders nog niet
veel verder met de zaak zijn en dat zij niet weer opnieuw
met den memoriepost gekomen zijn. Wanneer de lands-
wetgeving niet in deze richting gaat, hoe moet de ge
meente het dan doen? Spreker meent dat de Raad zelfs
na de toelichting van mevrouw Besuijen nog niet veel
wijzer is geworden.
De neer Lautenbach zegt dat door hem verschillende
opmerkingen in de secties zijn gemaakt en dat met zijn
eigen goedvinden een tweetal van die opmerkingen niet
voorkomen in het rapport en de memorie van antwoord.
Dan wenscht hij hierbij even de opmerking te maken
dat hij met geen zijner opmerkingen een opzettelijke
hatelijkheid heeft bedoeld.
Nu is één van sprekers opmerkingen naar het rijk der
fabelen verwezen. Als het Departement van Openbare
Werken echter daarmee zijn duizenden steenen terug
had, mocht het zich gelukkig rekenen. Spreker wenschte
met zijn opmerking alleen duidelijk te demonstreeren
dat nu, voorheen of nu nog het toezicht op de gemeente-
werf zoo erbarmelijk slecht is of was, dat eenige dui
zenden steenen van die werf door de baggermachine
van de provincie in de laatste kermisweek zijn te voor
schijn gebracht uit de Ee en natuurlijk niet op de
gemeentewerf zijn gedeponeerd; gevonden voorwerpen
worden niet naar de gemeentewerf gebracht.
Of nu onze wethouder, aldus spreker, of zijn ambte
naren van zulk een slechte memorie zijn, of zij niet weten
hoeveel steen er moet zijn of dat zij niet kunnen rekenen,
kan ik niet beoordeelen, maar ik wil constateeren dat er
eenige duizenden steenen van de gemeentewerf in de
aargeul van de Ee zijn terecht gekomen, zoodat de Ee
daar ter plaatse moeilijk bevaarbaar was geworden. De
provincie heeft er op een ontijdig oogenblik eincielijk in
toegestemd om daar te baggeren en toen zijn die stee
nen te voorschijn gekomen. Het moest den wethouder
met moeilijk vallen te weten te komen aan wie die stee
nen zijn verkocht en welk bedrag zij hebben opgebracht.
Voor spreker is dat wel moeilijk. Wat spreker hier ver
telt is de zuivere waarheid: de wethouder is onjuist in
gelicht. De wethouder heeft geen moeite gedaan om
achter de waarheid te komen, of de ambtenaar met het
onderzoek belast, heeft geen serieus werk verricht. In
de sectie is aan spreker gevraagd: Hoe kom je daaraan?
Toen was hij zeer conciliant. Thans heeft hij de
namen van de ambtenaren, die hem hebben ingelicht,
vóór zich,maar op 't oogenblik is hij zoo scheutig niet
meer. Nu men zijn mededeelingen naar het rijk der fabe
len verwijst, moet men zelf maar eens moeite doen en
laat spreker het aan den wethouder, die zich met een
groot woord van de zaak afmaakt, over, om ze zelf te
onderzoeken.
In de tweede plaats heeft spreker een opmerking ge
maakt over het koopen van een huis door de gemeente
voor den concierge van het gymnasium. Hem is door een
gemeente-ambtenaar mededeeling gedaan dat deze er
op attent was gemaakt, dat het huis van den vertrekken-
den concierge te koop was. Of die ambtenaar nu een
slecht geheugen heeft, weet spreker niet; hij zal hem
niet noodeloos aan de kaak stellen, door zijn naam te
noemen, maar zijn geheugen moet op een bepaald
oogenblik zeker buitengewoon zwak geweest zijn. Spre
ker acht nu niet noodig zijn naam in het openbaar te
herhalen, hij is in de sectie genoemd en dat is genoeg.
Het zal spreker echter genoegen doen als de wethouder
het geheugen van dezen ambtenaar wat weet op te
frisschen.
Inzake de onderhandelingen over het overnemen van
stoepen aan den Wirdumerdijk moet spreker tot zijn
leedwezen getuigen dat, hoewel den wethouders overi
gens handigheid en diplomatie niet ontzegd kan worden,
zij in dezen buitengewoon tyranniek zijn opgetreden en
den menschen heel wat moeilijkheden ten opzichte van
hun uitstallingen in den weg hebben gelegd. Dat han
delaars en zakenmenschen niet zoo gemakkelijk afstand
doen van hun recht om voor hun winkel te etaleeren,
spreekt vanzelf. Wanneer een wethouder dan per tele
foon aan de menschen meedeelt dat de straf zal bestaan
in het uitsluiten van leverancier aan de gemeente enz.,
dan acht spreker dit op zijn minst genomen een tyran
niek optreden. Als men op die manier voortgaat, kunnen
we er hier nog allerlei grappen van beleven. Men had
het bij overreding en zedelijke motieven moeten laten,
dat is de beste wijze om tot een resultaat te komen. Het
college heeft niet het recht de menschen op de eene of
andere wijze in hun broodwinning te knoeien. Spreker
hoopt dat men van dien weg terugkeert en op een
andere manier de menschen tracht over te halen. Dit
t„ch is een ongelukkige manier van doen.
Door spreker en anderen is een opmerking gemaakt
over de reorganisatie van den Arendstuin, de Infirmerie
tn de Reindersbuurt. Hij acht reorganisatie totaal nutte
loos, omdat een groot deel van deze tuinen, als zij in
orde zijn gemaakt, door haif-volwassenen en volwasse
nen wordt gekozen als speelterrein op Zondag. De park
wachter in den Arendstuin zal niet kunen constateeren
wat daar achter het gymnasium voorvalt, de ervaring
heeft het geleerd. Een paar jaar geleden onder Burge
meester Zimmerman spreker noemt den naam alleen
om den tijd aan te geven heeft het zich voorgedaan,
dat er bij het hospitaal weer een mooi plantsoen is ge
weest. De geheele inrichting is echter totaal mislukt,
omdat het publiek, dat daar woont, er niet het minste
belang in stelt, maar de heele boel weer heeft vernield.
In de sectie-vergadering heeft spreker ook de vraag
gesteld waarom van het college een weigering is .ont
vangen voor het houden van een collecte voor Hon-
gaarsche kinderen sprekers geestverwanten en
een collecte voor Oostenrijksche kinderen, onder toe
zicht van het comité, waarvan de heer Tiemersma voor
zitter is, werd toegestaan.
De heer Tiemersma zegt in zijne circulaire o. a. met
welwillende medewerking van Burgemeester en Wet
houders vraagt hij de steun der ingezetenen enz.
Het comité van hulp aan de Hongaarsche kinderen,
kreeg o. m. ten antwoord, dat de toestemming niet kon
worden verleend, omdat zooveel van de ingeze
tenen werd gevraagd.
Hoe vaderlijk; als de houders van tenten, circussen
enz. op de kermis hier ieder jaar duizenden guldens
vandaan halen, is van die bezorgdheid nooit een woord
gerept.
Dat er geen partijbelang bij aan de orde was, doet
spreker in zooverre genoegen; hoewel die verklaring
van Burgemeester en Wethouders zonderling aandoet,
spreker wil die verklaring accepteeren. Hij hoopt ook
niet dat een dergelijke positie zich weer zal voordoen,
dat men het weer zal beleven dat het aan den een wordt
geweigerd en aan den ander wordt toegestaan. Anders
zou op dit dagelijksch bestuur kunnen worden toegepast
ten opzichte van het oude college: „de affaire wordt op
den ouden voet voortgezet" als het rechts geldt.
De Voorzitter wil alvorens aan een van de leden nog
het woord te verleenen, net als de vorige spreker zeg
gen: „de affaire wordt op denzelfden voet voortgezet",
en dit dan van toepassing verklaren op den Raad. In
de secties heeft men nu al deze verschillende opmer
kingen reeds gehad, maar het schijnt dat ze ook altijd
weer hier herhaald moeten worden. Het gebeurt zelfs
dat dingen, die op eigen verzoek uit het sectierapport
worden weggelaten hier nog weer naar voren worden
gebracht. Spreker begrijpt niet waarom. Welk nut
heeft op deze manier het sectieonderzoek? Spreker zou
den leden daarom in ernstige overweging willen geven
zich nu van het maken van dergelijke opmerkingen te
willen onthouden óf na te gaan of het sectie-onderzoek
nog wel noodig is. Als men toch nagaat de behandeling
van het vorig jaar zónder sectie-onderzoek en nu mét
sectie-onderzoek dan blijkt, dat het precies op 't zelfde
neerkomt.
Spreker kan er zich indenken dat, wanneer de begroo
ting ter tafel wordt gebracht er iemand kan zijn, die
nog speciaal iets wil verdedigen. Maar alles uit de
secties keert hier regelmatig bij de algemeene beschou
wingen weer; de leden moeten het met spreker eens
zijn dat al het daar verhandelde hier weer regelmatig
terug komt. De geschiedenis met die klinkers is weer
naar voren gebracht, er zijn enkele dingen uit het sectie
rapport weggelaten en ook die heele kwestie is weer
naar voren gebracht; de affaire wordt op precies den
zelfden voet voortgezet dat is een volkomen waar
woord wat de vorige spreker heeft gebezigd.
De heer Lautenbach beroept zich op den betrokken
wethouder uit de sectie om te getuigen of het waar is,
wat de Voorzitter spreker thans in de schoenen tracht
te schuiven. Spreker had voor zichzelf meer reclame
kunnen maken, als hij niet in de secties die paar punten
naar voren had gebracht. Omdat ze min of meer on
aangenaam waren, zijn ze uit het sectierapport wegge
laten en ook hier heeft spreker er met geen woord over
gerept.
De heer Berghuis (wethouder) wil, zoo uit den hoek
gehaald, dadelijk antwoorden. Hij kan dan consta
teeren dat door den heer Lautenbach werkelijk eenige
punten in de sectie naar voren zijn gebracht, die niet
in het verslag zijn opgenomen en waarover hij ook hier
niet gesproken heeft. Maar spreker wil dan ook met
den Voorzitter constateeren dat hier wel noodeloos
allerlei dingen weer ter sprake worden gebracht, zooals
de kwestie met de Hongaarsche en Weensche kinderen,
waaromtrent een pertinent antwoord in de memorie van
antwoord is gegeven. Als het antwoord van Burge
meester en Wethouders naar de meening van den heer
l autenbach waar is dan zou spreker zeggen: Kom er
niet meer op terug. Doch door den heer Lautenbach
wordt nu voortgebonjourd op de idee dat het zoo is
als hij meent, terwijl uitdrukkelijk in het antwoord van
Burgemeester en Wethouders staat dat ten opzichte
van een collecte voor de Hongaarsche en Weensche
kinderen dit voor de eene groep is gevraagd en voor de
andere niet. Hoe kan men dan zeggen dat er aan den
een iets is toegestaan, wat aan den ander geweigerd is?
De Voorzitter zegt nog gaarne het woord te willen
verleenen; men zal hem echter moeten toegeven dat
het niet allemaal nieuwe kost is, wat thans naar voren
is gebracht. Hij had gedacht dat het sectie-onderzoek
de algemeene beschouwingen zou bekorten, omdat op
dergelijke punten, die in de secties ook al naar voren
zijn gebracht, het antwoord van Burgemeester en Wet
houders reeds gegeven is. Met het antwoord van het
college voor zich begint men echter weer over hetzelfde
en het is naar aanleiding daarvan dat ook spreker zegt:
men zet op die manier de affaire op denzelfden voet
voort, maar spreker raadt den Raad toch ernstig aan
dat niet langer te doen.
Mevrouw BesuijenLindeboom wil den heer Visser
even antwoorden en moet zeggen dat het haar eenigs-
zins verbaast, dat de heer Visser haar bij de algemeene
beschouwingen komt bestrijden en nog wel zóó bestrij
den. Hij spreekt over sociale verzekering en gebouwen,
waar spreekster absoluut niet over gesproken heeft;
dat moet hij toch met haar eens zijn. Spreekster heeft
zoopas eenvoudig de Moederschapszorg verdedigd. De
heer Visser heeft dit lijnrecht in strijd met zijn principes
genoemd, maar spreekster heeft wel degelijk een aanha
ling gedaan van de R. K. Vereeniging voor zuigelingen
zorg, die spreeksters idee steunt. Uit de eigen kringen
v an den heer Visser gaan dus stemmen op voor Moeder
schapszorg. En daar komt nog bij dat ook van christe-
lijken kant op het goede van sociale verzekering wordt
gewezen o. a. door mej. Mr. Frida Katz. Spreekster kan
niet begrijpen dat de heer Visser haar voorstel moet
bestrijden en vraagt zich af wat zijn partij dan wil.
Wat betreft de lokaliteiten behoorende bij de verze
kering, daar hebben we hier niets mee te maken, dat is
rijkszorg en daar redeneert spreekster niet over. Zij
spreekt alleen over de zuigelingenzorg en den weg
daartoe: een consultatiebureau, een zuigelingenkeuken
en de verzorging van het jonge kind. Maar zij spreekt
niet over alle dingen, die door den heer Visser zijn aan
gehaald.
De heer Visser wil kort zijn, maar moet naar aanlei
ding van de woorden, door mevrouw Besuijen naar
voren gebracht, nog even daarop antwoorden. Zij ver
wondert zich over de houding, welke spreker heeft
aanvaard en dat deze anders is dan de houding der
Katholieken in 't algemeen of van een Katholieke Veree
niging voor zuigelingenzorg enz.. Het kan gebeuren dat
er een Katholieke vereeniging is, die met het idee van
mevrouw Besuijen accoord gaat. Spreker wil intusschen
alleen dit zeggen dat mevrouw Besuijen nu voor de
derde maal over deze zaak het woord heeft gevoerd en
dat zij weer in het algemeen heeft gesproken. Zij heeft
gezegd dat zij gaarne zou wenschen dat het college van
Burgemeester en Wethouders weer een memorie-post
uittrok voor de Moederschapszorg. Dat is echter zeer
algemeen. Spreker heeft al eens eerder de vraag gesteld:
Wat wenscht U, hoe wilt U dat, hoe is technisch de uit
voering
Spreker moet dit punt op principieele gronden be-