484 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 December 1920. sproken van een vergadering, waarvan hij en gedeelte van het stenografisch verslag heeft voorgelezen en welke vergadering zou zijn gehouden ingevolge een afspraak van zijn fractie niet de vrijzinnige fractie. Spreker wenscht nu hier uitdrukkelijk te constateeren dat hij in geen enkel opzicht aan eenig politiek gekonkel heeft meegedaan, dat hij niet heeft meegewerkt om eenige afspraak te maken. Spreker is met geen enkele partij meegegaan, hij zal en wil dit niet en wenscht ook in het vervolg aan geknoei niet mede te werken. De heer Schoondermark (wethouder)Ik ook niet De heer De Boer: Dat is je vonnis, vader! De heer Dijkstra wil zich niet bruut uiten en ook niet doen, zooals de heer Schoondermark het laatste doet ten opzichte van het politiek gekonkel. Maar wel meent spreker dat het voor de menschen van het vak, wat deze kwestie betreft, niet de vergadering is geweest, die be doeld werd. Deze vergadering had met de geheele zaak niets te maken. Hier zit echter een klein stukje geschie denis aan vast. Sinds een paar jaar is men aan de school, waar de heer Zanstia hoofd was, bezig met een onder zoek omtrent het geven van 2 leerjaren aan één onder wijzer. Daar werden aan die school proeven mee geno men en om nu het resultaat van die proeven bekend te maken, werd er een bepaalde vergadering in de Harmonie voor de onderwijzers uitgeschreven door Bur gemeester en Wethouders, daar zal de Burgemeester ook wel van weten. De Voorzitter: Neen. De heer Dijkstra. Dan was het een vergadering van den wethouder van Onderwijs alleen. DeVoorzitter: Niet van Burgemeester en Wethouders. De heer Dijkstra vervolgt, dat ook de leden van den Raad bij deze vergadering waren uitgenoodigd. Spreker heeft toen zoo gedacht: In den Raad is al eens zoo af en toe gediscussieerd over de proef aan school 6. Aangezien er ook in den Raad menschen zijn, die op dit gebied thuis zijn, juich ik dit idee van den wethouder van On derwijs, om zoo'n vergadering bijeen te roepen van het personeel der verschillende scholen met den heer Zan- stra, die het initiatief tot het nemen der proef heeft ge nomen, toe, opdat op een vergadering als deze de leden van den Raad, die op dit gebied minder goed thuis zijn, ook eens het pro en contra van de proef kunnen hooren. Wanneer de lieer Schoondermark echter nu eens weer de raadsleden wil uitnoodigen om hen op een dergelijke manier een blauwtje te doen loopen, dan wil spreker hem voorstellen het maar niet weer te doen. De heer Schoondermark (wethouder): Juist! De heer Dijkstra: Ja, juist! Dat kan men verschillend uitleggen; als men er tusschen zit zegt men ook juist en als de zaak gelukt ook. De raadsleden hadden verwacht de zaak van weers kanten te hooren, niet van 300 onderwijzers tegelijk, maar van een paar vooraanstaande menschen uit de onderswijzersbeweging en een uiteenzetting van den heer Zanstra, hoe hij de proef had gehouden. Dat is de kwestie. De zaak is echter voor de raadsleden een groote teleurstelling geweest en dat is de schuld geweest van den wethouder van Onderwijs. De onderwijzers zijn op die vergadering behandeld op een manier, die, op z'n zachtst genomen, niet te pas kwam. Als precies hetzelfde was gebeurd in een vergadering van georganiseerde arbeiders, dan had de zaak niet zoo'n rustig verloop ge had. Spreker heeft werkelijk, als lid van den Raad, groote moeite gehad om zijn mond te houden. De onder wijzers zijn daar gewoon voor lummel gehouden, zij moesten hun mond houden. De raadsleden hadden ge dacht daar iets te hooren, opdat, wanneer zij straks voor het feit kwamen, dat de zaak in den Raad werd behan deld, zij hun stem konden uitbrengen. Alaar er is een voudig niets van gemaakt; de geheele vergadering is pure comedie geweest. Er is iemand geweest, die var die vergadering een verslag moest maken, doch, aangezien de heer Zanstra zijn rede uit een cahier voorlas, was er van verslag maken geen sprake. Echter is er door een der onderwijzers een stenografisch verslag van die ver gadering gemaakt en daaruit is het dat de heer De Boer een gedeelte heeft voorgelezen. De voorwaarde echter om door samenwerking met de onderwijzers iets goeds tot stand te brengen, is totaal met voeten getreden. De heer Collet merkt op, dat de Voorzitter de overeen komst, die gesloten is tusschen de sociaal-democratische tractie en de vrijzinnige fractie, politiek gekonkel heeft genoemd. De Voorzitter heeft verder gezegd dat hij daarmee niets te maken heeft. Dit laatste is volkomen juist. Maar in dit opzicht wil spreker even terugkomen op de uitspraak van den heer Schoondermark, die zoo iets ook gezegd heeft, die ook pertinent heeft gezegd, dat hij er niet aan meedoet. Dat is toch wel een sterk stuk, waar hij de bedoelde overeenkomst zelf mee ge sloten heeft. Het past den heer Schoondermark niet een dergelijke uitdrukking te bezigen. Waar de heer Schoon dermark in het openbaar sprak, wenschte spreket dit ook even in het openbaar mede te deelen. De heer De Boer zegt, dat door den wethouder van Onderwijs een zeer handig speechje is gehouden. Wat hem zou kunnen steken, is hij zeer voorzichtig voorbij gegaan of hij stapte er overheen. De wethouder heeft een aanhaling gebruikt uit een wet, die nu pas tot stand is gekomen, om zijn houding in 1919 te motiveeren. Hij zegt: de minister zegt dat het niet in de bedoeling ligt cm alle onderwijzers er bij aanwezig te doen zijn en gaat dit dan vrij vertalen met de uitdrukking: „het is niet mogelijk" dat ze allemaal aanwezig zijn om een uit spraak te doen, teneinde het onderwijs in goede banen te leiden. Uit de houding en de woorden van den wethouder van Onderwijs blijkt spreker ten duidelijkste en hij had dien indruk het vorige jaar bij de behandeling der begrooting ook al dat de wethouder van Onderwijs niet wenscht na te komen de overeenkomst, welke spre kers fractie met de vrijzinnige fractie heeft aangegaan. Als de wethouder echter prijs stelt op een reputatie van eerlijk man, dan hoopt spreker dat hij verklaart: „ik heb die overeenkomst wel mee aangegaan, maar ik voer ze lekker niet uit". De heer Tulp wil in de eerste plaats opmerken, dat, waar de Voorzitter de uitdrukking „politiek gekonkel" heeft gebezigd, hij dit niet had verwacht. Dit is evenwel niet zoo erg. Maar het compromis, dat tusschen de vrij zinnige fractie en de sociaal-democratische fractie is gesloten, heeft hier niets met deze kwestie te maken. Wanneer de heeren van de sociaal-democratische fractie meenen, dat de leden of één lid van de vrijzinnige fractie niet zijn woord gestand doet, dan zijn de leden van spre kers fractie te allen tijde bereid om de zaak binnens kamers te bespreken. Daarvoor is het echter niet hiei de plaats. De heer IJ. de Vries vraagt, naar aanleiding van de '^7T Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. 485 laatste woorden van den heer Tulp, het woord. Hij vindt het uitstekend, dat men zijn vuile wasch binnenshuis wil behandelen, maar daar het welzijn van Leeuwarden hangt aan hun overeenkomsten en program, daar acht hij het voor den Raad en voor het publiek,- zeker van belang, dat de zaak in het openbaar wordt medegedeeld, opdat men weet van de 13 heeren, die hier de lakens kunnen uitdeelen, hoe zij dit willen doen. Daarom zou spreker zeggen Wasch uw vuile wasch binnenshuis, maar laat de zaak eens buiten zien. De heer De Boer heeft verschil gemaakt tusschen zui nigheid en bezuiniging. Spreker is het daarmee volko men eens. Maar als aan de Openbare Leeszaal een 15,000.subsidie wordt gegeven en van dit bedrag kon eens een 10,000.afgehaald, dan zou dit toch een belangrijke bezuiniging zijn. En wanneer op een vraag, in de sectie gesteld, het antwoord komt dat er 45 overtollige onderwijzers zijn, dan vraagt spreker zich af hoeveel daarbij zijn van het lager onderwijs. Er zijn hier nu 14 openbare lagere scholen en als daarbij nu aan iedere school 3 overtollige onderwijzers zijn, dan vordt dat te zaïnen 14 X 3 42. Dan blijven er nog 3 over. Is het nu noodig, dat er 45 overtollige onderwijzers zijn Spreker vindt hier toch wel een reden tot bezuini ging. En dit idee komt niet alleen van rechts. In Amster dam wilde men hierover vroeger ook niet hooren, maar nu is het wethouder Wibaut geweest, die 110 trampoet sers de plaat heeft laten poetsen. De heer Dijkstra: Neen, 't is Wierdels. De heer IJ. de Vries vervolgt, dat, als hier wordt ge vraagd hoeveel onderwijzers hier te veel zijn, hij dan ook de vraag stelt of men aan de gasfabriek niet kan bezui nigen. In de secties is ook een oordeel uitgesproken over den algemeenen indruk van veel ambtenaren en hoofd ambtenaren. Spreker meent dat het streven bestaat dat men heel gaarne een pluimpje geeft aan den hoofdamb tenaar, onder wiens beheer de plaats zooveel is vooruit gegaan. Er wordt dan echter niet gevraagd hoeveel dat heeft gekost. Sprekers oordeel is, dat zoo'n hoofdambte naar er zich tegenwoordig op moet toeleggen om wat bestaat, zoo goed mogelijk in stand te houden en dat gene, wat beslist noodig is, te stichten. En als hij dan na 2 of 3 jaar vertrekt, kan men hem geen beter pluimpje geven, dan wanneer men kan zeggen, dat hij zooveel voor de gemeente heeft bespaard. De heer Collet heeft gezegd, dat de bezittingen der gemeente zijn gestegen. De waarden van de reserve fondsen staan er echter nog precies, zooals ze er zijn ingekomen; de 3 Staatsaandeelen worden nog bere kend tegen 81 niettegenstaande de tegenwoordige waarde slechts 51 is; men denkt 200,000.te heb ben en het wordt bij realiseering maar 140,000. Misschien zouden ook de andere vaste goederen het bedrag thans waard zijn, dat de heer Collet heeft ge noemd als waardebezit, maar over een jaar of drie zalen die waarden misschien met 40 zijn gedaald De heer Collet: of met 40 gestegen. De heer IJ. de Vries met 40 gedaald, want daar is de meeste kans op. Dan wil spreker nog in het midden brengen dat, waar de heer De Boer altijd zoo ijvert voor medezeggenschap van de onderwijzers, spreker niet begrijpt dat de heer De Boer niet overloopt naar het bijzonder onderwijs daar hebben de ouders met de onderwijzers alles te zeggen. De heer De Boer Als ik daar kwam, wat zouden jullie dan met mij doen? De heer IJ. de Vries: Richt U het op in eigen kring, dan kunt U het maken zooals U wenscht. Spreker had nog een paar dingen naar voren willen brengen, maar hij zal dat thans laten rusten. Inzake Moederschapszorg" kan spreker mevrouw Besuijen principieel van harte steunen, maar het zal er wel net mee gaan als met zooveel andere dingen: bij de uitvoe ring staat men misschien vierkant tegenover elkaar en daar komt het op aan. De heer De Boer geeft nog te kennen over het lagei onderwijs bij het betrekkelijk punt te willen spreken. De aigemeene beraadslagingen worden gesloten. Aan de orde is thans de ontwerp-begrooting der gemeente-gasfabriek (bijl. 2a). Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De Voorzitter stelt voor om de artikelen, waartegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde zijn de lasten. De Hoofdstukken IXII worden onveranderd vast gesteld. Hoofdstuk Xlla. Aandeel in de aigemeene onkosten der gemeente in verhouding tot de diensten door de ge meente aan het bedrijf verleend '25,000. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer merkt op dat in verschillende sec ties omtrent dezen post de opmerking is gemaakt dat cle raming van 25,000.voor aigemeene onkosten, in v erhouding tot de diensten door de gemeente voor het bedrijf verricht, aan den hoogen kant wordt gevonden. De gascommissie heeft voorgesteld den post uit te trek ken op 10,000.en het lijkt spreker ook toe dat dit bedrag, dichter bij de werkelijkheid komt dan een post van 25,000.Spreker meent ook dat in dit laatste bedrag een verkapte winstheffing zit ten behoeve van de gemeente. Wanneer men de aigemeene onkosten na gaat, dan leest men dat de gemeente in totaal I 200,000.aigemeene onkosten heeft. En nu kan fpreker niet begrijpen dat de gemeente voor dit bedrijl >/s deel van die aigemeene onkosten maakt. Hij wil dan ook voorstellen dezen post uit te trekken op 10,000.en niet op ƒ25,000. De Voorzitter: Wordt dit voorstel ondersteund? De heer Dijkstra ondersteunt dit voorstel. De heer Berghuis (wethouder) kan kort zijn in zijn toelichting. In de verdediging van die 10,000.is alleen naar voren gekomen het cijfer voor aigemeene onkosten. Maar bij datgene wat de gemeente voor de gasfabriek doet vergeet men dat de gemeente ook een heeleboel voor de gasfabriek niet doet. Wat de ge meente niet doet is b.v. het niet hinderen bij het leggen van leidingen in gemeentegrond en dat niet hinderen bij verschillende dingen meende het college dat ook ge apprecieerd moest worden en vastgelegd in een zeker bedrag, dat ten laste van de gasfabriek kon worden gebracht. Te meer houdt het college vast aan zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 9