VeioaflerlDg van Dinsdag 1 Maart 1921. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1921. 57 Tegenwoordig 22 leden, te weten: de heeren Visser, Tiemersma, Van der Werft', Tulp, O. F. de Vries, Schaafsma, Lautenbach, Dijstra, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren Berghuis, Dijkstra, De Boer, Fransen, Zandstra, Postma, Oosterhoff, De Vos, IJ. de Vries, Collet, Jansen en Molenaar. Afwezig 3 leden, waarvan met kennisgeving de heer Nijholt, zonder kennisgeving de heeren Van Weideren baron Rengers en Schoondermark. Voorzitter: aanvankelijk de heer J. H. Berghuis, wethouder; later de heer Jhr. mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. De Voorzitter deelt den Raad allereerst mede dat de Burgemeester door omstandigheden tijdelijk verhinderd is het voorzitterschap dezer vergadering waar te nemen. Als de Burgemeester straks weder aanwezig is, zal hij zelf de vergadering weder presideeren. I. Wordt medegedeeld: 1. dat bij Koninklijk besluit: a. van 19 Januari 1.1. no. 58 is goedgekeurd het raadsbesluit van 30 November 1.1. tot vaststelling van eene verordening op de heffing van opcenten op de hoofdsom der grondbelasting in de gemeente Leeuwar den; b. van 21 Februari 1.1. no. 28 de bezoldiging van den Commissaris van Politie gerekend met ingang van 1 Januari 1920 is geregeld in dier voege dat zij zal bedragen 5700.'s jaars, met 3 driejaarlijksche ver hoogingen van onderscheidenlijk 400.300. en 300.tot een maximum van 6700.'s jaars, met het genot van vrije woning, begroot op 300. 's jaars. 2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd het raadsbesluit d.d. 25 Januari 1.1. tot onderhandsche aanbesteding van den aanleg van straten ten zuiden van den Harlingerstraatweg. 3. rapporten omtrent de opneming van de kassen van het gemeentelijk Woningbedrijf, het gemeentelijk electriciteitbedrijf en de gemeentelijke gasfabriek. 4. schrijven van het bestuur van het St. Elisabeth- gesticht te Leeuwarden, houdende mededeeling dat zijn adres van 24 December 1.1. om toekenning van een subsidie in de kosten der Roomsch-Katholieke bewaar scholen wordt ingetrokken. In verband hiermede vervalt het prae-advies van 30 December 1920 van Burgemeester en Wethouders op dat adres. 5. bericht van S. Dijstra dat hij de benoeming tot lid der commissie van beheer over het Stads-Zieken- huis aanneemt. De punten sub 15 worden voor kennisgeving aan genomen. 6. aanbeveling der commissie van toezicht op het lager onderwijs voor de benoeming van een lid dier commissie, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het bedanken van mevrouw G. Velleman-Reindorp: 1. mevrouw S. van der Heydenvan Esso, Emmakade 44. 2. mevrouw K. de VriesCohen, Eewal 51a. 3. mevrouw R. van der KaarsCohen, Noordvliet 173. Zal in een volgende vergadering worden behandeld. 7. schrijven van curatoren van het gymnasium, waarbij zij, naar aanleiding van een opmerking van den Minister van Onderwijs, in overweging geven in te trekken het raadsbesluit van den 12den October 1920 no. 481r, 490r|245, houdende benoeming van A. Bar- tels tot leeraar aan het gymnasium en voor de vervulling der vacature de volgende aanbeveling inzenden: 1. A. Bartels te Leeuwarden; 2. ds. W. Pothoven te Leeuwarden; 3. ds. E. A. A. Snijdelaar te Engelum. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden be handeld. 8. adres van E. Huizinga e. a. bewoners van het gedeelte der Bleekerstraat van de Ijsbaan tot de le Korte Houtstraat, niet bij de gemeente in onderhoud, om de eigenaars van de aangelegen panden te nood zaken een afdoende verbetering van dit gedeelte der straat tot stand te brengen. Wordt voorgesteld dit adres te zenden aan Burge meester en Wethouders ter afdoening. De beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach zegt dat natuurlijk, wat de Voorzitter hier mededeelt, aan alle leden van den Raad bekend was. Spreker heeft zich nu de vorige week van bedoelden toestand overtuigd en nu komt het hem voor dat er uit hygiënisch oogpunt toch wel iets aan te doen is. De rioleering schijnt daar ook heelemaal verstopt te wezen; er liggen diepe gaten in de straat en het niet loozen van het water is oorzaak dat men daar zeer vuile goten heeft. Zouden Burgemeester en Wethou ders niet eens een nader onderzoek kunnen instellen of daar niets aan te doen is; de menschen kunnen daar zoo toch niet blijven leven. De heer Jansen geeft te kennen dat het mede op zijn aanraden is geweest, dat dit adres aanhangig is ge worden bij den Raad. 't Is daar gewoon een onhoudbare toestand, spreker zou zeggen, met alle menschelijkheid in strijd. Wanneer men daar op een regenachtigen dag moet passeeren, dan kan dat levensgevaarlijk zijn; de kuilen die daar zijn, zijn schrikbarend groot. Daarom zou spreker er bij Burgemeester en Wethouders ernstig op willen aandringen dat van de zijde van het college al het mogelijke zal gebeuren om aan dezen toestand een eind te maken. De heer Lautenbach heeft er zeer terecht op gewezen dat ook de riolen daar sinds lang niet meer in orde zijn. Al sinds jaar en dag werpen de menschen daar het vuile water op de straten, omdat de riolen niet meer functionneeren. Spreker zou het college dus ernstig in overweging willen geven of het niet met de eigenaren een overeenkomst kan treffen, waardoor aan dien toestand een einde wordt gemaakt. De heer Tiemersma merkt op dat de beide vorige sprekers hem bijna al het gras alreeds voor de voeten hebbqn weggemaaid. De Voorzitter heeft meegedeeld dat wordt voorgesteld het adres ter afdoening in han den te stellen van Burgemeester en Wethouders. Als daarmede nu wordt bedoeld, dat alles in orde zal wor den gemaakt, dan kan spreker zich daarmede volkomen vereenigen. Maar er is ook een andere manier van afdoening, n.l.dat men alles probeert om de eigenaren te dwingen, maar dat deze het ten slotte toch niet doen. Dat is de gewone gang van zaken, die we bij dergelijke adressen al meer hebben gehad. Nu weet spreker niet, of er werkelijk niets aan te doen is. Hij weet niet of ook indertijd bij de bouwver gunningen, die voor de aanliggende panden zijn uit gereikt, is bepaald, dat de straat voldoende onderhou den moet worden. Wanneer dat er niet in staat schiet men hier natuurlijk niets mee op. Een andere vraag is echter men moet de heeren narijden, dat weten we wel of het niet uit te zoeken zou zijn of het niet mogelijk is dat het niet in orde houden van de begaan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 1