68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1921.
is gehouden. Dat behoeft geen langen tijd meer te duren
en dan kan verder de geheele distributie onder de
oogen worden gezien. Ik geloof dat tegen deze regeling
niet veel bezwaar kan bestaan.
De Voorzitter merkt op dat juist omtrent de ver
gadering, waarvan in het prae-advies sprake is, Bur
gemeester en Wethouders bij den Raad komen om
nadere toelichting, hoe die vergadering door den Raad
is voorgesteld. Zooals den leden bekend is de Raad
moet spreker even ten goede houden dat de Burge
meester als waarnemend Wethouder van Onderwijs
zich meer in de zaak heeft ingewerkt dan spreker
is er door den Burgemeester een vergadering gehouden,
die de goedkeuring van den Raad wel niet had, maar
een uitvloeisel was van het door den Raad genomen
besluit. Daar gaat het college van Burgemeester en
Wethouders ook heelemaal mee accoord. Dat was een
vergadering die door den Burgemeester zelf is gepre
sideerd en op zijn eigen verzoek is gehouden. De
kwestie, waarom Burgemeester en Wethouders thans
bij den Raad komen is: wat heeft de Raad zich voor
gesteld van een vergadering van de vertegenwoordigers
der onderwijzers en onderwijsautoriteiten en leden van
den Raad?
Een tweede kwestie is dat die leden van den Raad,
die er hebben vóór gestemd dat een dergelijke verga
dering moet worden uitgeschreven en dit heeft opge
dragen aan Burgemeester en Wethouders, zullen moe
ten zeggen, wie die vergadering moet presideeren.
Onze Burgemeester was bereid om een algemeene
vergadering van onderwijzers te presideeren, maar
spreker betwijfelt of hij bereid zal zijn wat trouwens
ook al in het prae-advies is vermeld om de bedoelde
vergadering te presideeren. Vandaar dat Burgemeester
en Wethouders thans bij den Raad komen met de
vraag, wat deze met die vergadering bedoelt.
De heer De Boer: Ik geloof dat de zaak betrekkelijk
eenvoudig is. Toen dit voorstel aldus door den Raad
was aangenomen, hebben wij ons voorgesteld, dat er
een vergadering zou worden gehouden met de besturen
van de organisaties der onderwijzers, de schoolcom
missie, het Rijksschooltoezicht en de leden van den
Raad. Waar dit de uitvoering is van een raadsbesluit,
ligt het in den gang van zaken dat deze vergadering
wordt bijeengeroepen en geleid door het college van
Burgemeester en Wethouders. Ik geloof dat er over
deze kwestie niet heel veel behoeft te worden ge
sproken, omdat zij allereenvoudigst is.
De heer Visser meent dat deze zaak in die vorige
raadsvergadering een eenigszins ander verloop heeft
gehad. Op die vergadering is door den Wethouder van
Onderwijs voorgesteld het reorganisatieplan zoo moge
lijk toen reeds af te werken. Bij monde van verschillende
raadsleden is toen bekend gemaakt, dat men daartegen
bezwaar had; het bleek dat men meer inlichtingen
wenschte. Door den heer De Boer is dan ook een voor
stel gedaan om een vergadering te beleggen, waarop
alle openbare onderwijzers tegenwoordig zouden zijn.
Spreker heeft toen, naar aanleiding van dit voorstel-
De Boer, schertsend gezegd: Neem er dan ook de
leerlingen bij, dan is het een reclame-vergadering.
In laatste instantie heeft spreker gezegd of het niet
mogelijk was niet een reclame-vergadering, maar een
vergadering met de vertegenwoordigers der onderwijzers
te houden, om dezen in de gelegenheid te stellen hun
meening ten opzichte van de reorganisatie kenbaar te
maken en de raadsleden voor te lichten. Alvorens echter
dit voorstel aan "de orde is gekomen is ook genoemd
de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs,
waarin verschillende richtingen zitting hebben.
Waar nu in die vorige raadsvergadering is vastge
legd dat er, als gevolg van het genomen raadsbesluit,
een vergadering zou plaats hebben, opdat de raads
leden zouden worden voorgelicht, van de leden van
den Raad met de Commissie van Toezicht en de ver
tegenwoordigers der onderwijzers, spreekt het vanzelf
dat de onderwijzers zelf bepalen, wie haar vertegen
woordigers zijn. Spreker ziet dit van organisatorisch
standpunt; bij een organisatie van werklieden, werk
zaam aan de een of andere inrichting, gebeurt het
evenzoo, de organisaties kiezen zelf hun vertegenwoor
digers en voor den Raad is het hier dan ook moeilijk
uit te maken, wie dat zijn. Dat is dan ook de taak van
de onderwijs-organisaties als zoodanig.
Verder moet spreker zeggen dat hij zich verwonderd
heeft over de gehouden vergadering met alle openbare
onderwijzers. Hij meent dat er evengoed rechtstreeks
een vergadering had kunnen plaats hebben met de ver
tegenwoordigers der onderwijzers, dus de menschen,
aangewezen door de organisaties, en de Commissie van
Toezicht en de raadsleden. Dan hadden daar de be
sprekingen omtrent het reorganisatieplan naar voren
kunnen komen, daar waren dan de raadsleden gead
viseerd door de betrokken lichamen. Uit organisatorisch
oogpunt beschouwd meent spreker, dat het dan ook
voor de hand lag, dat de onderwijzers hun vertegen
woordigers zelf hadden aangewezen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Als ik mij niet
vergis is indertijd door den heer Oosterhoff het voor
stel gedaan om een vergadering te houden van de
leden van den Raad met de Commissie van Toezicht
op het Lager Onderwijs. Het verloop van de zaak is
toen zoo geweest, dat 'ik een door mij ingediend voor
stel naar aanleiding daarvan heb ingetrokken. Daarop
is toen door den heer De Boer gezegd: Dan neem ik
het voorstel van mevrouw Buisman over. Dat voorstel
was door mij schriftelijk ingediend en daarin was wel
degelijk gezegd ,,de vertegenwoordigers der onder
wijzers-organisaties, plus de onderwijs-autoriteiten",
welke laatste ik met name heb genoemd.
De Voorzitter: De kwestie is dat niet Uw voorstel
door den heer De Boer is overgenomen, maar dat hij
op zijn eigen voorstel een amendement heeft gemaakt.
De heer De Boer heeft zijn voorstel gewijzigd met de
bijvoeging „niet alle onderwijzers, maar de vertegen
woordigers der onderwijzers".
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kan zich toch
herinneren dat de heer De Boer gezegd heeft: Dan neem
ik het voorstel van mevrouw Buisman over.
De Voorzitter: Dat mag de heer De Boer dan gezegd
hebben, maar hij heeft zijn voorstel schriftelijk inge
diend en dit schriftelijk gewijzigd. Dit voorstel is aan
genomen en daaraan dienen Burgemeester en Wethou
ders dus uitvoering te geven. Dit kon het college echter
niet doen, omdat het de bedoeling ervan niet begreep
en in de tweede plaats is er geen president voor die
vergadering. Volgens den heer De Boer is het heel een
voudig: als de Raad dit aan Burgemeester en Wet
houders opdraagt, dan moeten Burgemeester en Wet
houders de vergadering uitschrijven en presideeren.
Maar spreker moet dan zeggen dat hij nog nooit een
vergadering heeft gezien, waar een college aan 't hoofd
staat. Zooals in 't prae-advies al is gezegd is de waar
nemende wethouder van Onderwijs niet bereid de ver
gadering te leiden, wel als belangstellende bij te wonen.
En in 't college van Burgemeester en Wethouders is
men het volkomen eens dat de Raad een voorzitter moet
aanwijzen.
Veislag vau de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1921. 69
De heer Visser meent dat hier toch feitelijk eenige
overeenkomst is met georganiseerd overleg. Als de
ambtenaren of werklieden een vergadering hebben in
de commissie voor georganiseerd overleg, wordt deze
toch ook gepresideerd door een van de wethouders
van het college. Nu meent spreker dat hier van een
dergelijk systeem sprake is; wat aan de ambtenaren
en aan de werklieden is toegestaan gaat men ook toe
staan aan het corps van onderwijzers; men wil hen
ook in de gelegenheid stellen hun meening naar voren
te brengen. Nu is het hier wel iets anders omdat de
vergadering zal gehouden worden in tegenwoordigheid
van het college van Burgemeester en Wethouders, de
raadsleden en het schooltoezicht. Waar dit nu een zaak
is, die ligt op den weg van den Raad en van de ge
meente, daar spreekt het vanzelf dat de voorzitter uit
het college dient te worden aangewezen, omdat het
college boven den Raad staat en daarbij de leiding
wordt genomen.
De heer De Boer: Ik kan kort zijn. Ik geloof dat hier
nu drie menschen over deze zaak hebben gesproken
en dat alle drie hetzelfde bedoelen: er zal een verga
dering worden gehouden met de Commissie van Toe
zicht, het Rijksschooltoezicht en de vertegenwoordigers
der onderwijzers, d. w. z. zij, die aangewezen zijn door
de onderwijzers-organisaties. Die zullen op die ver
gadering tegenwoordig zijn.
Wat de leiding betreft, ik weet ook wel dat een
college een vergadering niet kan leiden. Maar wel kan
dat college een Voorzitter uit zijn midden aanwijzen.
De vraag is hier dus maar: Is een van de leden van het
college misschien ook bereid een dergelijke vergadering
te leiden? Is dat het geval, dan is de heele zaak voor
mekaar.
De Voorzitter meent dus te mogen aannemen dat de
bedoeling is geweest dat zullen worden uitgenoodigd
de vertegenwoordigers der onderwijzers en dat dit
zullen zijn de besturen der organisaties van onder
wijzers of door die besturen aan te wijzen afgevaar
digden?
De heer De Boer: Ja.
De Voorzitter: Wenscht de Raad stemming over die
aanvulling, welke de heer De Boer aan zijn voorstel
heeft gegeven?
Met algemeene stemmen wordt deze aanvulling aan
genomen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vraagt of met
de onderwijs-autoriteiten nog niet andere deskundigen
zijn bedoeld behalve de Commissie van Toezicht en
het Rijksschooltoezicht. Spreekster bedoelt den directeur
van de H. B. S., van het gymnasium, van de Middel
baar Technische school enz.
De heer De Boer: Dat heb ik niet bedoeld.
De Voorzitter constateert dat de aanvulling dus door
den Raad is aangenomen. Er is besloten dat er door
Burgemeester en Wethouders een vergadering zal wor
den uitgeschreven van de besturen der onderwijzers
organisaties of de vertegenwoordigers daarvan met de
onderwijs-autoriteiten en den gemeenteraad. Spreker
kan echter meedeelen dat nu al bekend is, dat de onder
wijs-autoriteiten vrijwel niet zullen deelnemen aan die
vergadering, zoodat men dit later niet moet wijten aan
het college van Burgemeester en Wethouders.
De heer Dijkstra: Dat hoor ik met verbazing.
De Voorzitter: De heer De Boer heeft nu verder voor
gesteld, dat het voorzitterschap zal worden opgedragen
aan een door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen persoon.
De heer Dijstra: Die mededeeling van U, dat niet een
van de onderwijsspecialiteiten
De Voorzitter: Niet een? Dat zeg ik niet.
De heer Dijstra: U had toch speciaal de Commissie
van Toezicht op 't oog, toen U die verklaring hebt
afgelegd. Ik heb nu een ernstig vermoeden dat de oor
zaak is
De Voorzitter: Dan heb ik een verkeerde uitdrukking
gebruikt. Ik heb bedoeld het Rijksschooltoezicht.
De heer Dijstra verlangt dan het woord niet. Dat
was juist de aanleiding waarom hij wou spreken.
De Voorzitter kan den Raad nog meedeelen dat bij
nader besluit van Burgemeester en Wethouders aan
gaande dit onderwerp in de vergadering van a.s. Don
derdag door het college zal worden geprobeerd een
voorzitter te krijgen.
De heer Dijkstra zou, al geeft het misschien niet,
gaarne willen, dat de Raad zich met de gedachte kon
vereenigen om den Burgemeester te verzoeken deze
vergadering te leiden.
De Voorzitter wil den Raad verzoeken hierop niet
aan te dringen. De Burgemeester heeft gezegd dat zijn
tegenwoordigheid als belangstellende beter tot zijn
recht zal komen als waarnemend wethouder van Onder
wijs, dan dat hij tegelijk als Voorzitter moet optreden.
De Burgemeester zal de vergadering zeer gaarne als
belangstellende bijwonen en daarom wil spreker den
Raad vragen er niet op aan te dringen dat de Burge
meester de vergadering zal leiden.
De heer De Boer: Daar is wel iets voor te zeggen.
De heer Oosterhoff had naar aanleiding van het prae-
advies een opmerking te maken en een vraag te doen.
Hij zal echter zijn opmerking voorloopig achterwege
laten, omdat hij zoo juist van den Voorzitter heeft ge
hoord, dat de vergadering, die j.l. Zaterdag voor een
week in de Beurs is gehouden, is bijeengeroepen op
initiatief van den Burgemeester en spreker het minder
gewenscht acht om daarover een opmerking te maken,
terwijl de Burgemeester zelf niet tegenwoordig is.
Sprekers vraag is deze. Door de schoolcommissie
is er buitengewoon op aangedrongen om de wijziging
van het lager onderwijs tot stand te brengen binnen
den kortst mogelijken tijd, omdat het anders niet meer
mogelijk zou zijn, dit jaar de reorganisatie door te
voeren. Toen heeft spreker bij zichzelf gedacht: welnu,
dan doen we het 't volgend jaar, dan hebben Burge
meester en Wethouders tijd om de zaak voldoende te
bekijken. Nu is aan spreker echter deze opmerking
gemaakt, welke hij thans in den vorm eener vraag zal
overbrengen: Als de zaak dit jaar wordt uitgevoerd,
zooals wordt voorgesteld en de indeeling der leerlingen
dus wordt gemaakt, zooals deze bij den bestaanden
toestand is, zal het dan nog mogelijk zijn het volgend
jaar het reorganisatieplan uit te voeren, zooals dat nu
zou geschieden, zoodat men er kan komen zonder
nieuwen schoolbouw en verdere kosten? Er is nu een