ËE£2k -ït, Vv "w^v..
72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1921.
I
is het dan eenigszins meer uitgebreid dan in het raads
besluit is vastgelegd; daarin was toch alleen sprake
van de vertegenwoordigers der onderwijzers. Nu zegt
de Voorzitter echter dat dit niet de bedoelde verga
dering is geweest, omdat het college niet wist wie die
vertegenwoordigers waren. Dit aanvaardt spreker.
Omdat men dit nu niet zeker wist, heeft men alle onder
wijzers tegenwoordig doen zijn. Nu zeg de heer Oos-
terhoff dat dit is een negeeren van het besluit dat de
vorige vergadering is genomen, waarbij werd besloten
dat alleen de vertegenwoordigers, maar niet de andere
onderwijzers tegenwoordig zouden zijn. Welnu, daai
schuilt een kiem van waarheid in. Maar is het feit dan
zoo unfair dat daarvoor opnieuw een vergadering moet
worden belegd, die hetzelfde karakter zal hebben, waar
dezelfde besprekingen zullen worden gevoerd en het
zelfde advies zal worden uitgebracht, maar waar alleen
wat minder menschen zullen zijn? Spreker meent niet
dat het feit van dien aard is dat de critiek van den
heer Oosterhoff gewettigd is. Zoo'n negeeren van den
Raad is het niet geweest, dat er geen rekening is ge
houden met het besluit van den Raad. Het gebeurt wel
meer dat de uitvoering anders is dan de Raad heeft
besloten. Spreker meent dan ook dat de misgreep hier
niet zoo erg is geweest. De Raad heeft wel niet be
doeld dat de meerderheid der onderwijzers tegenwoor
dig zou zijn, maar sprekers conclusie is deze, dat het
niet noodzakelijk is, in herhaling te treden en dat tegen
den president dier vergadering niet een dergelijke hou
ding dient te worden aanvaard. Spreker geeft den heer
Oosterhoff toe, dat er een klein abuis heeft plaats ge
had, maar daarom behoeft men niet in herhaling te
treden. Er is met de gehouden vergadering grooten-
deels bereikt, wat bedoeld is met het raadsbesluit.
De heer Dijkstra wil beginnen met te verklaren dat
hij het absoluut niet met den heer Jansen eens is.
De heer Jansen: Dat gebeurt wel vaker.
De heer Dijkstra: Misschien goed voor mij.
De heer Jansen: Of voor mij.
De heer Dijkstra: 't Geeft ook niets of ik het met
hem eens ben of niet. Maar spreker wil een kleine uit
legging geven in zake deze aangelegenheid. Het stand
punt van den heer Oosterhoff acht spreker in principe
niet aanvechtbaar. Het was niet een vergadering vol
gens het raadsbesluit; spreker staat er niet antipathiek
tegenover, maar de bedoelde vergadering was het niet.
Zoo zal ook de Commissie van Toezicht op het lager
onderwijs er over gedacht hebben; in die Commissie
is toch ook de kwestie in bespreking geweest om
demonstratief van die vergadering weg te blijven.
Spreker weet uit zeer goede bron dat ook in de Com
missie van Toezicht de opvatting was dat de gehouden
vergadering niet de bewuste, de vergadering volgens
het raadsbesluit was.
De heer Oosterhoff redeneert dus wel gezond en
principieel juist. Maar we hebben hier nu een uitge
breide discussie gehad over een besluit, dat al aange
nomen is. De Raad is er toch zoopas in meegegaan
dat men, om den goeden gang van zaken te bevorderen,
eerst nog een vergadering zal hebben precies zooals
in het raadsbesluit is aangegeven.
De Voorzitter maakt duidelijk hoe de verdere ge
sprekken zijn ontstaan. De heer Oosterhoff hoorde van
spreker de verklaring dat het uitschrijven der vergade
ring door den Burgemeester bekend was bij Burge
meester en Wethouders. Waar de heer Oosterhoff nu
eerst had gezegd voorloopig niet over die vergadering
te willen spreken, omdat de Burgemeester niet aanwe
zig was, maar hij er later, toen hij hoorde dat het wel
aan het college bekend was, toch over wenschte te
spreken, meende spreker dat het riiet gepermitteerd
was, den heer Oosterhoff hiertoe niet in de gelegen
heid te stellen.
Het zal spreker verder pleizier doen als de Burge
meester het voorzitterschap wil overnemen, de Burge
meester zal zelf het woord nog wel willen hebben
misschien.
De Burgemeester, ter vergadering verschenen, geeft
den Voorzitter te kennen nog maar even door te gaan.
De heer Dijkstra wil even zeggen, dat zijn opmer
king niet was aan het adres van den Voorzitter. Deze
staat in zijn leiding breed tegenover de zaak. Maar op
een bepaald moment zijn de discussies weer uitgebreid
naar aanleiding van het feit, dat er over het voorstel,
om eerst de vergadering te houden alvorens met de
plannen verder te gaan, niet hoofdelijk is gestemd. Deze
zaak is eigenlijk op die manier wat weggewerkt en zoo
is het meer een voelen en tasten voor den Raad gewor
den. Maar de Raad is meegegaan met het idee om eerst
de bedoelde vergadering te houden alvorens de verdere
behandeling der reorganisatieplannen te vervolgen.
De heer Jansen zegt dat de heer Dijkstra den indruk
wekt dat spreker het een kleinigheid acht, omdat hij
heeft gezegd dat we de vergadering gehad hebben en
er nu weer een moeten hebben. De heer Oosterhoff
keurt verder de gehouden vergaderng af. Maar het gaat
er nu maar om of we de vergadering hebben gehad.
En dat hebben we, de Raad is daar ingelicht
De heer Dijkstra: Ook door de schoolcommissie?
De heer Jansen: Dat is een andere kwestie. Maar ten
slotte komen we op deze manier voor het feit, dat we
weer een vergadering moeten hebben en weer al het
zelfde moeten aanhooren.
De heer Dijstra moet even tegen het betoog van den
heer Jansen ingaan. Spreker komt tot de conclusie dat
hij en anderen of dat gedeelte van den Raad, dat geen
plan heeft om naar die vergadering toe te gaan, opnieuw
gedwongen is om daar vandaan te blijven. De vorige
vergadering heeft spreker al gezegd dat hij die verga
dering niet zou bezoeken. Nu heeft de heer Jansen aan
zijn betoog toegevoegd dat het wegblijven van sommige
raadsleden terecht of ten onrechte kan zijn. Er wordt
dus ook door hem verondersteld dat dit zeer terecht
kan zijn en wanneer dat wegblijven nu terecht is, dan
moet de heer Jansen daar niet zoo licht over spreken.
Dit brengt spreker ook direct in de lijn van den heer
Oosterhoff, met wiens betoog hij meer instemming kan
betuigen, omdat het zakelijk is en principieel volkomen
juist. Nu kan de heer Jansen wel zeggen: we zijn met
elkaar op die vergadering geweest en dat is voldoende,
maar dat is de kwestie niet. Het gaat er hier om of
het raadsbesluit is uitgevoerd, ja of neen. Spreker ge
looft nu dat dit niet is uitgevoerd. Maar dan hebben
die raadsleden, die deze meening zijn toegedaan, ook
meer recht van spreken dan degenen, die zijn meege
gaan met de afwijking van het raadsbesluit.
De heer IJ. de Vries wilde een vraag stellen. Hij heeft
ook steeds in de veronderstelling geleefd dat het ge
nomen raadsbesluit was uitgevoerd, al was het dan ook
wat uitgebreider. Spreker meent als bewijs daarvoor
te kunnen bijbrengen dat de officieele raadsverslaggever
daar tegenwoordig was om een stenografisch verslag
op te maken. Spreker meent dat dit een bewijs was,
dat het een officieele vergadering was.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Maart 1921.
De Voorzitter memoreert nog even hoe de gang van
zaken hier is geweest. Door den Raad is feitelijk aan
genomen dat de vergadering, die gehouden is, niet die
was, welke door den Raad is bedoeld. Door spreker
I is dadelijk meegedeeld dat door het college die verga-
dering niet werd verondersteld, die te zijn, welke door
den Raad is begeerd. Toen is er over gesproken welke
het dan wèl moest zijn en daarna is zonder hoofdelijke
stemming besloten dat de Raad een vergadering wil
met de besturen van de organisaties der onderwijzers
of met de afgevaardigden uit die besturen. Meteen is
toen opdracht gegeven aan Burgemeester en Wethou-
I ders omdat in het prae-advies alreeds was mede
gedeeld dat de Burgemeester, als waarnemend Wet
houder van Onderwijs, de vergadering alleen als be
langstellende wilde bijwonen -- dat door het college
van Burgemeester en Wethouders een voorzitter voor
die vergadering werd aangezocht. Nadat dit besluit
gevallen was zijn de besprekingen gevolgd over de
gehouden vergadering en de critiek op den Burge
meester over het uitschrijven dier vergadering.
De heer Visser wil nog een enkel woord zeggen.
Als er een verzuim is gepleegd, of de zaak verkeerd
is behandeld, dan is dat niet de schuld van het college
of van den Burgemeester, maar van den Raad. En die
schuld ligt hierin, dat de vorige raadsvergadering niet
juist is omlijnd wie met de vertegenwoordigers der
onderwijzers worden bedoeld. Wanneer hier een per
tinente uitspraak was geweest, wie de Raad bedoelde
met de vertegenwoordigers der onderwijzers, als er
gezegd was dat bedoeld worden de vertegenwoordigers
der organisaties, dan had de nu gehouden vergadering
niet plaats gehad, maar dan had deze een ander ka
rakter gehad. Zoodat de schuld absoluut niet ligt bij
hen, die de leiding hebben gehad, maar bij den Raad,
omdat deze had moeten zeggen wie als vertegenwoor
digers der onderwijzers op de bewuste vergadering
werden bedoeld.
De Burgemeester, de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
neemt thans het voorzitterschap van den heer Berghuis
over.
De Voorzitter merkt op, dat hij plotseling tijdens
de discussies is komen binnenvallen. Hij weet dus niet
wat er meer is gezegd, maar wel heeft hij gehoord,
dat er in 't algemeen in deze vergadering is gezegd,
dat met de gehouden vergadering het raadsbesluit niet
is uitgevoerd. Spreker kan nu mededeelen, dat het
precies zoo is geweest; het is volkomen waar dat het
raadsbesluit niet is uitgevoerd. Spreker begrijpt dat er
menschen zijn, die zeggen: we moeten het er nu maar
bij laten en anderen, die niet op het raadsbesluit
terug willen komen. Want dit is niet uitgevoerd; spreker
beschouwt de gehouden vergadering als een particuliere
liefhebberij van zichzelf en wie daar komen wou kon
komen. Spreker heeft het op die vergadering ook ge
zegd; als hem werd gevraagd of men verplicht was
op die vergadering te komen, heeft hij geantwoord:
dat moet je zelf weten, of je komen wilt of niet. Spreker
heeft die samenkomst laten houden om de zaak van
alle kanten belicht te zien en om den onderwijzers de
gelegenheid te geven hun hart eens uit te storten, een
gelegenheid, die hun al meer geboden zou zijn, maar
tot nog toe niet geboden was. Spreker heeft daar ook
nog gezegd dat hij niet van plan was om telkens over
iedere kwestie zoo'n vergadering bijeen te roepen.
Of men nu uit een dergelijke vergadering met de
onderwijzers veel leert en er veel mee opschiet, dat
is een vraag die spreker, eerlijk gezegd, moet beant
woorden met ,,neen". Er zijn enkele menschen geweest
die de zaak in groote trekken hebben besproken, hun
meening werd door verscheidene der aanwezige onder
wijzers gedeeld en slechts een of een paar hebben daar
iets tegen in gebracht. Maar eigenlijke discussies met
het voor en tegen zijn niet naar voren gekomen. Spreker
hoopt dat de Raad te zijner tijd met zijn vergadering
gelukkiger zal zijn.
Spreker geeft dus volkomen toe dat het raadsbesluit
niet is uitgevoerd. Als de wethouder nu heeft gezegd:
Wij wisten hiervan dan is daarom niet de bedoeling
geweest dat die vergadering is uitgeschreven door
Burgemeester en Wethouders maar alleen: wij wisten
er van dat de Burgemeester dat zou doen. Zoo is er
over gesproken. Na de vorige raadsvergadering had
spreker nu van verschillende leden persoonlijk gehoord
dat, indien zij hadden geweten dat spreker de gehouden
vergadering zou presideeren, zij dan zouden hebben
voorgestemd. Daaruit kon spreker dus ook wel opma
ken dat er leden van meening waren dat dit de aan
genomen vergadering niet was geweest en dat er dus
wel oppositie zou komen tegen het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders. Vindt de Raad de ver
gadering, die er geweest is, voldoende, dan is een vol
gende vergadering niet meer noodig, maar wordt die
vergadering niet voldoende geacht, dan moet het raads
besluit worden uitgevoerd. Spreker heeft nu van den
wethouder, die tijdens sprekers afwezigheid het voor
zitterschap heeft waargenomen, vernomen dat de Raad
meent dat de vertegenwoordigers der onderwijzers zijn
de besturen der organisaties of de afgevaardigden
daarvan en dat aan Burgemeester en Wethouders is
verzocht een voorzitter voor bedoelde vergadering aan
te wijzen, zoodat daarmee meteen besloten is, dat het
genomen raadsbesluit moet worden uitgevoerd.
De heer Dijkstra heeft gezegd dat de Commissie
van Toezicht overwogen had, om demonstratief van
de gehouden vergadering weg te blijven, en dat hij dat
uit een goede bron wist. Spreker wil nu even zeggen,
omdat de Commissie van Toezicht hier in 't gedrang
komt, dat hij het uit nog beter bron weet, omdat hij
tegenwoordig was op de vergadering der Commissie.
Daar is over de kwestie niet gesproken, pas toen de
menschen op 't punt stonden te vertrekken, is door
den Voorzitter gezegd: Dat is waar ook, dat ding van
den Burgmeester ligt er nog. Ik voel er wel niet veel
voor, maar ik wil me er toch ook niet vijandig tegen
over verklaren. Spreker heeft toen gezegd wat het doel
van die samenkomst was, en daarmee was het afge-
loopen. De heer Van der Molen wilde blijkbaar ook
eerst iets zeggen, doch heeft dit niet gedaan, zoo is
het gebeurd.
Dan, spreker is niet bij de discussies geweest, maar
hij meent dat de Raad thans zoover gevorderd is, dat
hij ook nog de vergadering, bedoeld bij het raadsbesluit,
wil hebben. Ten aanzien van de kwestie omtrent de
3-jarige H. B. S. heeft de heer De Boer het voorstel
gedaan om alles aan te houden tot die vergadering is
gehouden.
De heer De Boer: En om die vergadering zoo spoe
dig mogelijk te houden.
De Voorzitter: Werd dit voorstel ook ondersteund?
De heer Berghuis (wethouder) Over aanhouding
van dat andere gedeelte is nog niet gestemd.
De Voorzitter: Dat wou ik even weten. Dan zou de
Raad dus nu ten slotte moeten zeggen of hij ook het
punt van de 3-jarige H. B. S. wnscht aan te houden
of niet.
De heer Schaafsma (wethouder) gelooft dat door de
lange besprekingen, die er dezen middag zijn gew> est,