84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Maart 1921. herkomst niet. Spreker meent dat de gemeente dit geld niet mag aanvaarden, alvorens men weet met welk doel het is gegeven, 't zij dan als gratificatie of hoe dan ook. De heer IJ. de Vries had het woord niet gevraagd, wanneer niet van de overzijde zoo pertinent werd ver zekerd dat het de sociaal-democratische wethouders zijn aan wie dit geld is aangeboden. Als de heeren daar dan zoo goed mee bekend zijn en de heer Collet zelfs veronderstelt dat het is, opdat het bij de verkiezingen zal worden uitgespeeld, dan moet men ook maar een boekje open doen. Dan moet men niet komen met de halve waarheid maar met de heele. De sociaal-demo craten moeten dan ook maar zeggen, wie de persoon is die den wethouder heeft bezocht en zij, wien het geld is aangeboden, dienen dat openhartig te bekennen. De heer O. F. de Vries (wethouder) zou op de zaak niet zijn ingegaan, wanneer de discussiën niet zoo'n uitbreiding hadden aangenomen. De schenker van het geld zal er wel een bepaalde bedoeling mee hebben beoogd, omdat die som niet aan alle vier wethouders is gezonden, maar slechts aan twee. Men behoeft nu geen onderscheid te maken tusschen de sociaal-demo cratische wethouders en de andere, maar wanneer die som aan alle vier wethouders was aangeboden, dan had dit een heel ander licht op de zaak geworpen dan op 't oogenblik. Nu de heer IJ. de Vries zoo pertinent vraagt naar den naam van den schenker, heeft spreker geen bezwaar dien te noemen. De persoon, die het eerst de 2000. heeft aangeboden spreker oordeelt ook dat het goed is, dat deze naam hier wordt genoemd is de heer Von Weyrother, die indertijd het land aan den Poppe- weg aan de gemeente heeft verkocht. De heer De Boer wou verklaren dat hij het niet eens is met de heeren, die hebben gezegd, dat het geld moet worden teruggezonden. Spreker staat op dit standpunt: het geld is waarschijnlijk bedoeld geweest om er kwaad mee te doen. Stuurt men het terug, dan zal er misschien opnieuw kwaad mee worden gedaan. Maar houdt men het geld hier, dan kan er iets goeds mee gebeuren. Om deze zeer practische overwegingen zal spreker niet stemmen voor het terugsturen van het geld. De geschie denis staat toch niet op het geld geschreven; als dat het geval was, dan zou er heel veel meer moeten worden teruggestuurd. De heer Tulp heeft uit hetgeen door den Voorzitter is gezegd, gehoord dat het niet omkooperij is geweest, maar een soort van belooning, zoo is het althans door spreker opgevat. Spreker vindt het echter niet alleen een beleediging voor de betrokken wethouders, maar voor den geheelen Raad dat iemand aan twee wethou ders geld stuurt, en geen reden^wil noemen voor het toezenden van zoo'n douceurtje. Spreker gaat mee met het voorstel-Collet, om het geld voor de gemeente niet aan te nemen; laat men het dan desnoods geven voor het een of ander liefdadig doel. Den heer Dijkstra wil spreker nog even antwoorden op diens bewering dat het „natuurlijk" de sociaal democratische wethouders waren, aan wie het geld is aangeboden. Spreker gelooft dat het de directeur van de gasfabriek was, wien eenige jaren geleden een kistje sigaren werd gestuurd, waarin onderin een bankbiljet lag. De directeur heeft dat geweigerd en hij was geen socialist. De heer Schaafsma (wethouder) zal over de her komst van die 2 briefjes van 1000.niet meer spreken. In elk geval staat niet positief vast, dat de 2 briefjes, die aan de beide wethouders zijn toegezonden, afkomstig zijn van denzelfden persoon, die zoopas door sprekers collega is genoemd. Spreker staat ook op het standpunt van den heer De Boer: stuur het geld niet terug, maar laat de gemeente het gerust besteden voor het doel ,dat door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. Spreker wenscht een paar opmerkingen van den heer Oosterhoff te beantwoorden. Deze heeft gevraagd waarom er een speciale commissie moet komen en het onderzoek niet wordt opgedragen aan een vaste com missie van beheer. Spreker kan meedeelen dat met het voorstel van Burgemeester en Wethouders absoluut niet is bedoeld dat de vaste commissie zal worden ge passeerd. In het college is echter over de samenstelling der commissie nog niet gesproken, maar spreker gelooft dat hij van dezen kant wel de verzekering mag geven dat de commissie van beheer over het Stadsziekenhuis niet zal worden vergeten. Dan heeft de heer Oosterhoff bezwaar gemaakt, door een zinsnede aan te halen uit het voorstel om over te gaan tot verbouwing van het ziekenhuis en inrichting van een zusterhuis. Maar de heer Oosterhoff heeft reeds heel lang kunnen weten en weet het nog wel, dat er op 't oogenblik in Leeuwarden een verbazend gebrek is aan ruimte voor ziekenverpleging. Het is ai zoover heen dat de doktoren hier met een lijstje van de pa tiënten, die noodig moeten worden opgenomen, in den zak loopen. En dan is het altijd soebatten om het eene ernstige geval aan het andere te laten voorgaan. Dat mag zoo niet blijven. Eensdeels ontstaat het tekort in de ziekenhuisruimte, doordat de provincie vooral ge bruik maakt van het Diaconessenhuis en van het Boni- faciusziekenhuis, anderdeels doordat de doctoren er veel meer toe overgaan en het publiek daar niet meer zoo tegen gekant is, dat de ernstige patiënten in plaats van thuis in een ziekenhuis worden verpleegd. Dat zijn 2 factoren, die samenwerken bij het tekort aan verple- j gingruimte. En dat mag zoo niet blijven. Het is Burg. en Weths. voldoende bekend dat, als vandaag een be sluit wordt genomen, het zeker nog wel 3 a 4 jaar zal duren, voordat de zaak werkelijk tot haar recht gekomen is. Daarbij komt dat eerstdaags in de Tweede Kamer in behandeling komt de Ziektewet. De heer Oosterhoff heeft daar ook reeds op gewezen. Die wet geeft mis schien uitkomst, wat betreft een volledige ziekenhuis- verpleging voor de provincies en voor de steden. Daarom stellen Burgemeester en Wethouders voor om alvast een commissie te benoemen, die de plannen tot stichting van een ziekenhuis in studie kan nemen, opdat, als de wet eenmaal is aangenomen, die commissie al een eind met haar rapport op weg is. De heer Visser is het niet eens met den heer De Boer. Hij meent dat de Raad eerst moet weten met welk doel het geld is gegeven, in ieder geval het recht heeft om een nadere motiveering te krijgen, alvorens hij het geld kan accepteeren. Dan meent spreker dat de gemeente ten opzichte van de ziekenhuiskwestie ook eenigszins rekenng moet hou den met Provinciale Staten. Daar zal ook door een commissie worden onderzocht, hoe, door uitbreiding aan de bestaande gebouwen te geven, beter en meer aan de verzoeken om ziekenverpleging in een inrichting kan worden tegemoet gekomen. Als dat door de Staten wordt aanvaard en de provincie dus tot uitbreiding van de verplegingsruimte overgaat, dan zal het een feit zijn dat nog nader de noodzakelijkheid van den bouw van een nieuw ziekenhuis ter plaatse onder de oogen moet worden gezien. De heer De Boer: Er is in eerste instantie de naam Von Weyrother genoemd, maar verder is er gezegd, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Maart 1921. 85 dat het niet vast stond hoewel men wel giste dat dezelfde persoon er mee in verband stond dat die persoon de gever van het geld is. Maar wanneer men een aangeteekenden brief krijgt, dan is de gever of de afzender toch wel bekend. Wie heeft die brieven afge zonden? De Voorzitter: De Bank. De heer De Boer: Wat voor bank? De Voorzitter: De Hanze-bank in Tilburg. De heer De Boer: Is meneer Fransen daar geen pre sident van? De Voorzitter: Maakt U er een voorstel van, mijnheer Collet, om deze 2000.niet op de begrooting te plaatsen? De heer Fransen: De heer De Boer brengt de zaak ter sprake. Maar als het geld door de Hanze-bank te Tilburg is afgezonden, dan is het een kleinigheid om te weten te komen, wie de afzender is. De Voorzitter: Ze sturen geen antwoord. De heer Fransen: Er is wel een middel om de Bank te dwingen. Er wordt gezegd „neen" en geschud met het hoofd, maar ik heb 't kort geleden nog gehad ik ben wel president van een Hanze-bank maar niet van die, waaronder „Tilburg" behoort dat van een groot bedrag tot tweemaal toe geweigerd was de herkomst op te geven. Toen echter met de justitie werd gedreigd, omdat men toch moet weten wie men voor het gezonden bedrag moet debiteeren, is er bericht gekomen van de betrokken bank, wie het geld had gestort. Ik zou er wel prijs op stellen om te weten wie het geld hier in dit geval gestort heeft. De heer Collet: Volgens artikel 137 der Gemeentewet moet de Raad de aanvaarding van dit geld goedkeuren. Ik stel voor daarover te stemmen. De Voorzitter: Over de goedkeuring dat de gift aan de beide wethouders wordt gestort in de gemeentekas. De heer Tulp: Als dat wel wordt goedgekeurd dan wil ik het voorstel doen om het geld te bestemmen voor een liefdadig doel. De Voorzitter: Dat kunt U dan doen. De beraadslagingen worden gesloten. Over het voorstel-Collet om de 2000.niet te accepteeren, heeft staking van stemmen plaats (12 tegen 12 stemmen), zoodat dit voorstel en in verband daarmede ook het voorstel van Burgemeester en Wet houders tot de volgende vergadering wordt aange houden. Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Postma, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren Zandstra, Lautenbach. Visser, Collet, IJ. de Vries, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van Weideren baron Rengers, Molenaar en Nijholt. Tegen stemmen: de heeren Fransen, O. F. de Vries, Tiemersma, Tulp, Van der Werff, Oosterhoff, De Boer, Jansen, Dijstra, De Vos, Berghuis en Schaafsma. De heer Lautenbach: Die staking van stemmen be hoeft er niet te zijn; ik heb mij vergist. De Voorzitter: Ik kan er niets aan doen. Het punt moet worden aangehouden tot de volgende vergadering. De beraadslagingen worden heropend. De heer Nijholt: Is het nu wel noodig het heele punt aan te houden? Het voorstel staat toch onafhankelijk van deze kwestie? De Voorzitter: Wanneer de Raad dit geld niet wenscht te accepteeren, dan is er geen crediet voor de commissie beschikbaar. De heer Nijholt kan zich niet voorstellen, dat de be grooting niet toelaat deze 2000.onder de uitgaven te brengen. De heer Berghuis (wethouder) is het niet met den heer Nijholt eens. Spreker kan antwoorden dat de post „Onvoorziene Uitgaven" niet meer een bedrag van f 2000.bereikt, zoodat men geen begrootings-wijzi- ging meer kan hebben uit onvoorzien. De beraadslagingen worden gesloten. 7 Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de huren gedurende 1921 van de 130 woningen, door de woningvereeniging Leeuwardenaan het Cambuursterpad gesticht enz. Dit voorstel is opgenomen in het verslag der verga dering van 15 Februari 1921 (Raadshandelingen 1921, pag. 47). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Agenda no. 9). Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake de onderhandsche verpachting van de exploitatie der buffetten en het gebruik van het koffiehuis in den Prinsentuin, enz. (bijlage no. 16 van 1920). Dit nader voorstel luidt als volgt: In Uwe vergadering van den 25 januari 1.1. weru aangehouden de verdere behandeling van ons voorstel tot vaststelling eener verordening op het gebruik en het beheer van den Prinsentuin en tot onderhandsche verpachting van de exploitatie der buffetten en het gebruik van het koffiehuis in dien tuin, in verband met het toen genomen besluit overeenkomstig het voorstel van de heeren Dijkstra en Jansen om geen sterken drank meer in dien tuin te doen verkoopen. De tegenwoordige pachter J. Klamstra, met wien wij omtrent de voorwaarden voor eene hei verpachting van de buffetten tot overeenstemming waren gekomen, is blijkens nevensgaande verklaring bereid de pacht voor den tijd van vijf jaren te aanvaarden tegen een som van 2100.per jaar, zonder vergunning tot verkoop van sterken drank, terwijl wij, indien hem deze verkoop ware toegestaan, waren overeengekomen op een basis van 2250.De mindere opbrengst der exploitatie zonder verkoop van sterken drank wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4