88 Verslag van de handelingen>an den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Maart 1921. gemeente Leeuwarden Sectie E no. 2606, als huis en erf, groot 88 c.A., voor 7500 zonder kosten II. het benedengedeelte van het onder 1 bedoelde perceel te bestemmen voor berging van de brandspuit en brandspuitmateriaal in de brandwijk no. VI, met verstrekking aan Burgemeester en Wethouders van het voor de inrichting zoo noodig nog vereischte crediet; III. Burgemeester en Wethouders te machtigen de bovenwoning te verhuren voor een huurprijs van ten minste 400.per jaar. De beraadslagingen worden geopend. De heer Jansen heeft zich bij de behandeling van het vorige voorstel op dit standpunt geplaatst dat, waar het materiaal op het oogenblik is ondergebracht op de begraafplaats in de leegstaande koetsstal en het daar volgens mededeeling van Burgemeester en Wethouders zelf, schitterend is ondergebracht, in 't algemeen deze plaats gunstig is te noemen. Hij had gedacht dat Bur gemeester en Wethouders stellig niet de eerste jaren op deze kwestie terug zouden komen en is dan ook wel geschrokken van het voorstel, dat thans voor den Raad ligt en dat spreker thans iets meer op den keper wil beschouwen. Hoe is de toestand? We hebben op de begraafplaats een leegstaande koetsstal. Tien stappen daar vandaan is het oude brandspuithuis geweest. Gezien de plaats van het punt, is hier wel behoefte aan een brandspuit huis en behoeft er dus niet over gesproken te worden, dat er in dien hoek van de stad brandweermateriaal moet worden ondergebracht. Nu heeft men daar een overigens improductieve leegstaande stal, die voor berging van het materiaal zeer geschikt is. Voor een idee alleen, dat de brandspuit daar niet thuis hoort, zal nu een huis moeten worden gekocht. Zooals spreker de vorige ver gadering ook heeft gezegd, behoort de brandspuit daar ook niet thuis, maar toch zal spreker tegen het voorstel stemmen, alleen op grond hiervan, dat hij niet door drongen is van de noodzakelijkheid dat een dergelijk bedrag hiervoor wordt gevoteerd. Een andere kwestie is deze. Burgemeester en Wet houders zeggen zeer terecht „komt ons ter oore dat een dergelijk pand te koop is". Ongeveer half December is het vorige voorstel behandeld en in 't begin van Januari heeft dit bewuste pand 3 of 4 maal in de courant uit de hand te koop gestaan. Er kwamen echter geen gega digden voor en daarna is het pand in publieken verkoop beschreven op 6553.Bij den finalen verkoop is er geen cent bij gekomen, zoodat de beschrijvers, die er een strop aan hadden, het hebben gehouden. En nu zal dat pand zoo maar zonder meer worden overgenomen door de gemeente. Burgemeester en Wethouders wen- schen die menschen niet alleen af te helpen van een strop want spreker kan het niet anders zien, omdat het huis genoeg heeft opgebracht maar zij zullen het nota bene nog van de hand doen met 500.-winst. De Voorzitter schudt wel van „neen", maar het huis komt den eigenaars met de kosten op ten hoogste 7000.—. En nu zal men zeggen dat de eigenaars ook deze kosten van overdracht moeten betalen, maar die zullen niet meer bedragen dan 100.omdat de verkoop binnen den termijn valt. De eigenaars zullen dus niet alleen van een strop worden afgeholpen, maar de ge meente zal er nog een 400.a 500.winst bij doen. In eerste instantie acht spreker dus den'aankoop van dit pand in 't geheel niet noodig en in tweede instantie meent hij, dat Burgemeester en Wethouders niet vol doende actief zijn geweest. Als zij het pand hadden willen hebben, dan "hadden zij het veel goedkooper en voordeeliger kunnen krijgen. De heer Tulp kan zich geheel aansluiten bij de rede neering van den heer Jansen. Maar spreker wil vragen: Is er van den kant van de brandweer of van de burgerij ook een klacht ingekomen bij Burgemeester en Wet houders, dat de brandspuit met ladders zijn geborgen in de tegenwoordige bergplaats? Zijn er sinds het vorige debat ook ingezonden stukken geplaatst, waar door Burgemeester en Wethouders zich kunnen laten leiden, omdat de menschen zich er aan ergeren dat het brandweermateriaal op de begraafplaats is opgebor gen? Spreker gelooft niet dat een van beiden het geval is. Hij gelooft integendeel dat de opperbrandmeester zeer was ingenomen met de tegenwoordige bergplaats. Spreker vraagt of het in den tegenwoordigen tijd, waarin men zuinig moet wezen en ook op de kleintjes dient te letten, wel verantwoord is om voor een nieuwe bergplaats, waar men een goeie bergplaats'heeft, die niets kost, een uitgave te doen van voorioopig 750Ü. Want er zal wel meer moeten wezen voor verandering, en waar het dan naar toe gaat, weet men niet. Waar men hier zoo'n goeie bergplaats heeft, ineent spreker dat het niet verantwoord is deze kosten te besteden om een nieuwe aan te schaffen. De Voorzitter kan antwoorden dat, waar de heer Tulp begint met te zeggen dat de opperbrandmeester zoo ingenomen is met de tegenwoordige bergplaats, dit voorstel juist afkomstig is van den opperbrandmeester. Deze heeft zelf het college er op attent gemaakt, dat er nu zoo'n geschikte gelegenheid was om daar in de buurt een berging te krijgen voor de spuiten en, waar noodig, ladderwagen. De opperbrandmeester is er zelf heengegaan met den deskundige uit het college en deze heeft, nadat de zaak uit een bouwkundig oogpunt was bekeken, gezegd, dat hij volkomen mee kon gaan met den koop van het huis, omdat alle afmetingen van het huis zoo verbazend meevielen. Aan het heele perceel behoeft dan ook niets te gebeuren; de spuit en het andere materiaal kan er zoo in geplaatst worden, zooals het huis is. De kwestie of de spuit al of niet op de begraafplaats moet blijven heeft spreker niet met den opperbrand meester besproken. Spreker meent wel dat hier indertijd het idee was de heer Jansen vindt het niet zoo erg, maar heeft het de vorige vergadering ook zoo niet gezegd dat de Raad nooit een brandspuithuis op de begraafplaats wil hebben. Het voorstel is toen aange houden, omdat de Raad eerst de verdere plannen wilde zien. Het terrein, dat Burgemeester en Wethouders meenden te kunnen koopen, was het driehoekje, dat ligt aan de Spanjaardslaan, het terrein met die be roemde „scheeve tip". Daar zou dan een gebouwtje op geplaatst worden en nu wilde de Raad eerst weten wat dit zou moeten kosten. Burgemeester en Wethou ders hebben ondertusschen, naar aanleiding van de besprekingen in den Raad, den directeur van gemeente werken opdracht gegeven, dit plan nader uit te werken. Nu hebben zij echter gezegd: „Stop even", omdat zij meenen dat zij hier met dit pand voor 7500.vrij op naam te koopen vrij wat goedkooper af zijn dan met een ander brandspuithuis met bovenwoning te bouwen. Is spreker wel ingelicht, dan zit de financieele kwes tie zoo, dat de koopers voor het pand met inbegrip van de kosten 7200.hebben betaald. Op 't oogenblik wordt gevraagd 7500.te leveren vrij op naam, zoodat er misschien een paar honderd gulden verschil in zit. Spreker kan verder meedeelen, dat het college er in dezen door niemand, door wie dan ook, attent op is gemaakt, dat er een pand te koop was, dat geschikt zou zijn voor berging van brandweermateriaal. Pas een 10 of 12 dagen geleden is dit geschied. Maar bij den onderhandschen verkoop is er niemand geweest, die Burgemeester en Wethouders heeft gewaarschuwd, niemand heeft toen gezgd: denk er om, dat is een ge schikt perceel voor brandweermateriaal. De zaak is Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Maart 1921. 89 aanhangig gemaakt door den opperbrandmeester zelf. De kwestie of het brandweermateriaal op de begraaf plaats moet zijn, ja of neen, is een kwestie van gevoel. De berging daar heeft tegen dat het achter een hek is en de doodgraver zal dit hek telkens open moeten doen als er brand is. Wat de ruimte betreft, er is daar vol doende plaats. Over de kwestie „het komt niet te pas", dat die brandspuit en ladderwagens daar op het kerk hof zijn en dat daar zoo af en toe drukte wordt gemaakt, kan men verschillend denken; de een zegt dat hij het niet goed vindt, den ander kan het niets schelen; dat is meer een kwestie van gevoel, die ieder voor zich dient uit te maken. i De heer Tulp merkt op dat de Voorzitter zegt dat men over die gevoelskwestie verschil'end kan denken. Maar als het werkelijk zoo'n groote gevoelskwestie was, dan had men daaromtrent sinds het vorige debat wel wat in de krant gelezen. Er is niets over geschreven, zoodat men die gevoelskwestie wel kan uitschakelen. Nu beweert de Voorzitter dat het vorige plan om de „scheeve tip" en om de kosten niet is doorgegaan, maar toen is ook naar voren gebracht dat op de be graafplaats zoo'n ontzettend goeie gelegenheid was. De 'opperbrandmeester heeft spreker uitdrukkelijk ver klaard dat de bestaande gelegenheid ruim voldoende is. Waarom zal men dan nog geld uitgeven voor een nieuwe? De Voorzitter verwondert zich dat de heer Tulp zegt dat er geen ingezonden stukken zijn geplaatst. Burge meester en Wethouders gaan daar toch niet op in; het regent in den regel van ingezonden stukken, er zijn menschen, die zich speciaal op het fabriceeren daarvan schijnen toe te leggen en dit moet men niet aanmoe digen. Met ingezonden stukken kan men geen invloed op Burgemeester en Wethouders uitoefenen. De heer Jansen moet, nu de Voorzitter dit zegt, nog eens op de zaak terug komen. Waar de Wethouder van Financiën den vorigen keer heeft gezegd: Je zal eens wat hooren; als de spuiten daar zijn, regent het ingezonden stukken en klachten; blijkt nu dat de wethouder zich in dezen heeft vergist. Hij heeft dit misschien gehoopt, gedacht of gewenscht, maar ze zijn niet gekomen. Spre ker gelooft wel dat de gevoelskwestie ofschoon hij nog meegaat in wat toen door den heer Dijkstra is gezegd, dat uit piéteit de spuiten daar eigenlijk niet thuis hooren zoo erg niet is. En men kan maar niet doen wat men graag wil; de geldkwestie spreekt ook mee. De heer Fransen hoort dat er nu hier geklaagd wordt dat er geen ingezonden stukken zijn gekomen, omdat men meent dat er nu ingezonden stukken hadden moeten zijn met het oog op de plaats van de brandspuiten op de begraafplaats. Daar was echter heelemaal geen reden voor. De vorige vergadering is uitdrukkelijk besloten, dat men nog verdere plannen zou maken om te weten of de heele zaak met de grondprijs van dat hoekje grond ook te duur kwam voor de gemeente. Het plan was dus nog om een gebouw te maken op het voorgestelde hoekje grond. Nu kan de gemeente dit pand krijgen voor een betrekkelijk niet te duren prijs. Men moet nu niet zeggen: we helpen de koopers van een strop af, want, als het voor dezen al een strop is, dan kan het toch voor de gemeente nog wel een koopje zijn. Als men een nieuw gebouw maakt en de kosten van den grond zijn wat hoog, dan komt men veel duurder. Zoodat er alle reden is om dit pand te accepteeren. Vooreerst ontkomt men daardoor aan de opmerkingen van het publiek dat de begraafplaats wordt gebruikt voor berging van brandspuiten en in de tweede plaats krijgt men een goedkoop gebouw voor de brandspuiten. De heer De Vos heeft den vorigen keer alleen ge sproken over den duren prijs van den grond en kon zich daarom niet met dat plan vereenigen. Maar hij kan er zich geheel mee vereenigen dat de brandspuiten van de begraafplaats af komen. Van den heer Jansen begrijpt spreker het heelemaal niet, dat deze zegt: Laat de spuiten daar maar staan, omdat ze er juist zoo goed staan. Spreker had gedacht dat het juist de heer Jansen geweest zou zijn die had gezegd: De spuiten moeten daar zoo spoedig mogelijk weg, dat is voor mij gewijde grond. Dat had het stand punt van den heer Jansen moeten wezen. De heer De Boer: Dat moet hij toch zelf weten. De heer De Vos: Ik kan meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer IJ. de Vries wou nog een vraag doen over punt III van het voorstel, dat de woning verhuurd kan worden voor 400.per jaar. Kan de Voorzitter ook zeggen voor hoe lang? De Voorzitter: Dat weet ik niet. Op 't oogenblik kan de woning worden verhuurd voor 400.per jaar. De heer IJ. de Vries vindt die huur wat hoog voor een bovenhuis. Hij zal er zich niet tegen verklaren, maar een huurprijs van 8.per week komt hem eenigszins hoog voor. Als het huis een half jaar of een jaar be woond is en men moet dan dalen met den prijs, dan komt men tot een geheel anderen opzet van het geheel. De Voorzitter kan dit meedeelen dat de bovenwoning direct zal worden bewoond. Er is al iemand op de secretarie geweest om ze direct te huren. De heer Fransen: Kan men niet in conflict komen met de hunrcommissie? De Voorzitter: Daar stdat de gemeente buiten. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 17 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Fransen, O. F. de Vries, Tiemersma, Dijkstra, Postma, mevrouw BesuijenLin deboom, de heeren Zandstra, Van der Werff, Oosterhoff, Collet, De Boer, Ij. de Vries, De Vos, Molenaar, Nijholt, Berghuis en Schaafsma. Tegen stemmen: de heeren Tulp, Lautenbach, Visser, Jansen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de hee ren Dijstra en Van Weideren baron Rengers. 10 Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om. hun een crediet te verleenen voor de verbetering van den weg langs de Wester plantage en van de standplaatsen voor vrachtwagens aldaar. Dit voorstel luidt als volgt: In verband met de wenschelijkheid om verbetering aan te brengen in het terrein bij de Vrouwenpoort, dat voor standplaats van vrachtwagens is aangewezen en van de bestrating aldaar werd op de gemeentebegroo- ting voor 1920 een bedrag van 9300.— uitgetrokken. Aan het werk is echter in 1920 geen uitvoering gege ven. Tot bestrijding of beperking van de werkloosheid in dezen winter werd in Januari, zooals in ons schrijven

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 6