116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921.
te voeren, waarop men aan iemand toestemming zal
geven en het gaat dan zeer moeilijk, om het aan anderen
te weigeren. Waar hier nu eenmaal het besluit is ge
nomen alles te verbieden, prefereert spreker handhaving
van dit besluit. Als dat gesaboteerd wordt moet het niet
worden herzien. De 8-urige arbeidsdag moet door de
gemeente worden gehandhaafd ook zonder dat de
gemeente zich principieel verklaard heeft voor den
8-urigen arbeidsdag. Als zij aan haar personeel de
gelegenheid geeft om ook bij anderen arbeid te ver
richten, dan breekt de gemeente als zoodanig met het
principe, dat is de landswetgeving is vastgelegd.
De heer Tulp wou nog even zeggen dat het hem in
den heer Schaafsma heeft gefrappeerd, dat deze mede
deelde: Ik sta op het standpunt van den 8-urigen
arbeidsdag, maar het is zoo moeilijk uit te voeren.
De heer Schaafsma (wethouder): Neen!
De heer Tuip: U zegt het woordelijk. U hebt de op
merking gemaakt: een besluit in 't leven te roepen en
als men er voor komt te staan is twee. Dat is nu zoo
eeilijk gezegd, maar ik wou hebben dat de heeren
daaruit zouden leeren, als ze het niet altijd hebben
geweten, dat zij niet altijd den mond vol moeten hebben
over andere partijen en deze niet steeds moeten uit
schelden. Aanvaard dan de consequenties van den strijd
voor een goed bestaan van de arbeiders. Daarvoor mag
U strijden, maar daaraan zijn consequenties verbonden
en daar blijft U dan voor staan.
De heer Jansen merkt nog op dat de wethouder heeft
gezegd spreker gebruikt hierbij zijn eigen woor
den Wanneer ik de strafbepaling ga toepassen, dan
krijg ik last met den Raad, dan zullen we eens zien
wat de Raad doet. In eerste instantie heeft de wethou
der gezegd dat hij met het artikel indertijd de hand wat
heeft gelicht. De wethouder is daar dus zelf mee be
gonnen en nu kan spreker wel begrijpen dat hij dat toen
ging doen, maar laat de wethouder dan nu beginnen
met het artikel te handhaven. Dat zal aanvankelijk wel
moeilijkheden met zich brengen, maar er zijn wel meer
dingen, die ook moeilijkheden met zich brengen. De
werklieden moeten er respect voor krijgen en slechs
door een streng optreden van den wethouder wordt dat
artikel gerugsteund. Spreker wil voorstellen dat de
Raad vasthoudt aan het oude artikel en dat Burgemees
ter en Wethouders de door hen voorgestelde wijziging
terug nemen.
De heer Molenaar kan kort zijn. De verdediging van
den wethouder ten opzichte van zijn standpunt heeft
spreker ook in laatste instantie niet bevredigd. De wet
houder heeft enkele voorbeelden aangehaald om het
moeilijke van het handhaven van het artikel te illustree-
ren en beroept er zich verder op dat, als hij het artikel
had gehandhaafd, men eens zou zien wat de Raad deed.
Spreker meende eerst dat de voorgestelde wijziging een
gevolg was van een te scherp ingrijpen; er is echter
nu wel te kennen gegeven, dat dit niet het geval is.
Spreker meent dat het den wethouder niet is gelukt zijn
standpunt behoorlijk te verdedigen. Natuurlijk heeft men
bij alle verordeningen grensgevallen en als een bijzonder
grensgeval brengt de wethouder nu naar voren een 60-
jaiige arbeider, die blij is met den 8-urigen werkdag,
maar niet weet hoe hij met zijn vrijen tijd aan moet.
Spreker zou tot dien man zeggen: Ga maar eens wat
rust nemen, gij hebt na 8 uren arbeid voldoende gewerkt
en geniet dan maar eens van wat de natuur kan bieden.
De overzijde heeft het wel een beetje scherp gemaakt.
De wethouder heeft gezegd dat de fiolen van toorn van
alle zijden over zijn hoofd zijn uitgestort. Spreker zou
zeggen: gun een ieder op zijn tijd eens wat, als de over
zijde meent hier een politiek muntje uit te moeten slaan.
Hij beschouwt deze kwestie meer als een persoonlijke
kwestie. Men heeft het gevaar, dat, al wordt in 't alge
meen aan de verordening genoeg de hand gehouden,
i als men aan enkelen toestemming verleent, er meer
menschen komen, die men ook toestemming zal moeten
geven. Spreker gelooft niet dat het juist is gezien, dat
hier wordt bedoeld een sabotage van den 8-urigen
arbeidsdag. Hij hoopt, dat zij, die dit zeggen, met de
sociaal-democraten zullen strijden voor de handhaving
van dien werkdag, als het noodig is. Doch spreker
heeft ook niet de overtuiging gekregen dat de voor
gestelde wijziging noodzakelijk is.
De heer Oosterhoff noemt deze kwestie een kwestie
van moraliteit, die door de vakbeweging moet worden
opgelost. Spreker zou zeggen dat, als men er zoo over
denkt, er dan ook nog een andere gedachtengang
mogelijk is. Men kan de zaak ook zien als'een gemeente
belang. Aan den eenen kant toch geeft de gemeente
geld uit ter bestrijding van de werkeloosheid en aan den
anderen kant zullen de arbeiders ,die zij in dienst heeft,
deze werkeloosheid, zij het dan ook in beperkte mate,
nog grooter maken. Men mag dit dan op moreele gron
den tegengaan, het is toch ook noodig dat de gemeente
hier dwingend optreedt met het oog op het gemeente
belang op grond van de belasting. Het spijt spreker
werkelijk, maar hij moet in overweging geven het be
treffende artikel te handhaven.
De heer Collet wou even een vraag doen en wel deze:
Als deze verordening niet gewijzigd wordt, zooals door
Burgemeester en Wethouders is voorgesteld, mogen de
gemeentewerklieden dan niet zoo'n tuintje van 100 M2.
hebben? Is dat zoo, wordt de verordening zoo toege
past dat zij die 100 M2. niet mogen hebben, dan stemt
spreker momenteel voor het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Is het anders, dan zal hij tegen stem
men.
De heer Schaafsma (wethouder) zal het kort maken.
In de eerste plaats wil hij den heer Tulp vragen, wat
deze er toe beweegt om zoo'n philippica tegen spreker
te houden als hij zoopas deed. Wat is de reden daarvan?
De heer De Boer: De gelegenheid is er.
De heer Schaafsma (wethouder)Ja, en gelegenheid
maakt genegenheid. Wat is de reden dat hij mij zoo
beschoolmeestert?
De heer Tulp: U moet het niet persoonlijk opvatten.
De heer Schaafsma (wethouder) neemt er toch acte
van. De heer Visser maakt er ook een veel te groote
ophef van. Deze heeft ook herhaaldelijk in zijn uitroepen
laten doorschemeren, alsof spreker den 8-urigen ar
beidsdag wil saboteeren. In beide instanties heeft
spreker echter vrij duidelijk gezegd welke de gevallen
geweest zijn, waardoor hij zich genoodzaakt zag om
bij Burgemeester en Wethouders en bij de commissie
voor georganiseerd overleg te komen om den Raad te
vragen het artikel te veranderen. Spreker staat heusch
niet op het standpunt dat de gemeentewerkman, die 8
uren gewerkt heeft, er nog 4 uur bij anderen bij mag
werken. En het geheele college staat ook niet op dit
standpunt. Toen de kwestie in het college is besproken
en spreker daar de gevallen heeft meegedeeld, is er
gezegd om de zaak aan den Raad over te leggen; het
college meende dat als dit de reden was, het dan aan
allemaal moest worden gegeven.
De heer Collet vraagt nu of de werklieden dan geen
100 M2. grond mogen bewerken. Spreker zegt: volgens
de Ietter van het artikel niet; de werklieden mogen niet
voor zichzelf werken. Op interrupties, dat de werkman
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 192i. Ill
geen bedrijf mag uitoefenen, antwoordt spreker dat men
artikel 20 maar moet lezen. Hij zal het ter illustratie
aar. de heeren, die het zelf niet hebben gelezen, voor
lezen
„Het uitoefenen van een bedrijf voor eigen of
anderer rekening, hetzij rechtstreeks, hetzij door een
tusschenpersoon en het werken voor anderen is ver
boden".
Spreker zou nu willen vragen eens uitlegging te doen,
wat eigenlijk het uitoefenen van een bedrijf is. Als een
werkman een koe heeft, heeft hij dan een bedrijf? Als
men een koe heeft voor zijn huisgezin, dan zijn er, die
dat bestempelen als bedrijf, terwijl in den Raad en bij
Burgemeester 'en Wethouders ook menschen zijn die
daarin niet een bedrijf zien. Is dat nu een bedrijf?
De heer Dijkstra: Neen, dat is een koe.
De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat als men
dergelijke gevallen berechten moet, men bij de toepas
sing der verordening voor moeilijkheden komt te staan.
Als de Raad dan ook op het standpunt staat dat de
werkman niet voor zichzelf of voor anderen mag wer
ken, dan moet de Raad ook maar precies zeggen wat
in de verordening wel is toegelaten. Zooals het er op
'toogenblik staat, is dat niet uit te maken. Burgemeester
en Wethouders meenen dat er werkelijk gevallen zijn,
waarbij men het artikel niet straf kan toepassen. Meer
wil spreker er niet van zeggen.
De heer Dijkstra zal er niet veel van zeggen. Het is
al een jaar of wat geleden, dat deze kwestie in 't open
baar besproken is. Spreker meent dat de gemeente in
de eerste plaats niet moet beginnen met den arbeidsdag
te laten overschrijden, zooals in den Prinsentuin gebeurt.
Dan staat men altijd zwak tegenover anderen.
Nu is deze voorgestelde redactie-wijziging geweldig
aangevallen en daar was ook wel eenige ruimte voor.
Maar men kan de zaak ook anders opvatten. Hier staat
dat er niet mag worden gewerkt voor anderen, maar de
bedoeling kan ook zijn dat er vrijstelling wordt gegeven
voor zaken van geringe beteekenis in buitengewone
gevallen. Als er nu bij stond dat er schriftelijk toestem
ming moet worden gegeven door het college wat
spreker aan het voorstel zou willen toevoegen dan
heeft het college het precies in de hand, waarvoor die
toestemming zal worden gegeven en dan is het meteen
uit met al die muggenzifterij. Spreker wil dan ook een
amendement indienen op het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, waardoor „tenzij Burgemeester en Wet
houders daartoe toestemming verleenen" wordt gelezen
„tenzij Burgemeester en Wethouders daartoe schrifte
lijke toestemming verleenen". Spreker zou dit amen
dement aan den Raad in overweging willen geven en
aan het college om de schuldigen ter verantwoording
te roepen. Dit zal dan wel een onaangename geschie
denis voor die menschen zijn, maar dat komt, omdat
ze niet wijzer zijn. Spreker gelooft, dat dit de oplos
sing is.
De Voorzitter: U wenscht dus het voorstel zoo te
amendeeren, dat het woord „schriftelijk" wordt inge
voegd tusschen de woorden „daartoe" en „toestem
ming"?
De heer Dijkstra: Ja, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter deelt mede dat het amendement van
den heer Dijkstra door Burgemeester en Wethouders
wordt overgenomen. Spreker stelt voor de discussies
te sluiten. De zaak is zoo genoeg besproken.
De heer De Boer: Ik zou over het amendement willen
spreken.
De heer Jansen: Ik ook.
De Voorzitter: De heer Jansen heeft al drie maal het
woord gehad. En of er nu staat schriftelijk of niet,
daarover behoeft absoluut geen bezwaar te bestaan,
omdat Burgemeester en Wethouders een toestemming
toch altijd schriftelijk geven.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het ontwerp-besluit sub A I van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals het is geamen
deerd, wordt verworpen met 17 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Oosterhoff, Dijkstra, Collet,
Schaafsma en O. F. de Vries.
Tegen stemmen:'mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Lautenbach, Visser, Tiemersma, Dijstra, Van
der Werff, Tulp, Fransen, De Boer, Postma, mevrouw
BesuijenLindeboom, de heeren Zandstra, Van Wei
deren baron Rengers, Jansen, De Vos, IJ. de Vries en
Molenaar.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub A II en sub B.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.