100
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921.
herhaling de verzekering gegeven dat de distributie
mogelijk is. Burgemeester en Wethouders bemoeien
zich daar ook niet mee, die distribueering is eigenlijk
een afzonderlijk vak, dat men moet overlaten aan de
genen, die dat altijd gedaan hebben. En als die nu de
verzekering geven dat het kan, waarom zou er dan
bezwaar zijn om dit niet te doen? Spreker ziet dit
heelemaal niet in. De zaak is zoo eenvoudig mogelijk,
maar zij wordt hier van alle kanten zoo vertroebeld,
dat een ieder gaat zeggen: Wat is er eigenlijk aan de
hand? En toch is er maar heel weinig aan de hand.
Spreker ziet daarom dan ook niet in, waarom de Raad
heden geen besluit kap nemen.
Den heer Oosterhoff kan spreker antwoorden dat hij
het heelemaal met hem eens is. Spreker weet ook niet
op welke gronden Burgemeester en Wethouders er toe
gekomen zijn om punt c van hun voorstel voorloopig
terug te nemen. Spreker gelooft dat zij ook nu wel tot
de conclusie zullen komen dat zij dit punt er net zoo
goed in kunnen laten, te meer, waar dit punt heel voor
zichtig is gesteld. Spreker wil dan ook voorstellen dat
het voorstel, zooals het er ligt, n.l. dat, wat in de ver
gadering van 25 januari in behandeling is gekomen,
door den Raad zal worden aangenomen.
De heer De Boer kom op de grondzaak terug: de
wijze, waarop deze reorganisatie wordt behandeld.
Dat is de groote kwestie. De Raad heeft hier indertijd
gehad de behandeling der salarissen van het gemeente-
personeel. Die kwestie had men ook op deze wijze kun
nen behandelen; Burgemeester en Wethouders hadden
kunnen komen met een fragment en de Raad had het
behandeld en aangenomen of verworpen. Een volgenden
keer had het college dan weer kunnen komen met een
stuk. Tengevolge van het eerste besluit over het eerste
fragment zou de Raad zich dan in zeker opzicht hebben
gebonden ten opzichte van de andere fragmenten. Zoo
is toen echter niet gedaan; het college heeft den Raad
het geheele plan voorgelegd, zoodat de Raad in de
gelegenheid was om op het geheele plan amendementen
of zelf voorstellen in te dienen. Met de reorganisatie
van het onderwijs gaat men nu een anderen kant op.
Den Raad is een fragment voorgelegd, n.l. om een school
te bestemmen voor het middelbaar onderwijs, maar alle
andere dingen, die met de zaak zeer nauw in verband
staan, zooals de grootte der klassen, de beschikbare
schoolruimte, invoering van het 8e leerjaar en dergelijke
zaken meer, die zeer zeker onder den invloed van het
te nemen besluit staan, evenals de geschiktheid der
lokaliteiten en de geschiktheid van de school, die men
voor het middelbaar onderwijs wil bestemmen, al die
dingen komen er niet in voor en kunnen dus niet onder
de oogen worden gezien. Dit fragment mag dan worden
aangenomen of verworpen, wat de Raad ook doet, het
besluit, dat hij neemt, zal invloed hebben op de volgende
besluiten, die genomen moeten worden.
Ook wij, aldus spreker, staan op het standpunt dat
de totstandkoming van de 3-jarige H. B .S. zoo spoedig
mogelijk gewenscht is, maar wij willen ons niet binden
aan deze zaak ten aanzien van eventueele andere voor
stellen, die komen. Spreker zou het dan ook een ding
van groot belang achten, wanneer Burgemeester en
Wethouders er op dit oogenbük nog toe konden over
gaan de geheele reorganisatie in eikaar te zetten en
dat plan dan aan den Raad over te leggen. Misschien
was het nog beter dat, zooals in verschillende gemeenten
is gebeurd, een commissie uit den Raad werd benoemd
ter voorbereiding van deze zaak. Dit wenscht spreker
echter ter keuze over te laten aan Burgemeester en Wet
houders, als de Raad maar de geheele zaak krijgt te
overzien, zoodat hij weet, wat hij doen en laten moet.
De heer Schoondermark (wethouder) wou nog even
zeggen dat het idee van den heer De Boer heelemaal
onjuist is. Al wat op 't oogenblik besloten wordt is van
geen invloed op de punten, die de heer De Boer noemt,
van geen invloed op dit oogenblik, zegt spreker. Het
is niet van invloed op de ruimte aan schoollokalen en
het is ook niet van invloed op de grootte der klassen.
Als de Raad besluit dat partieel de klassen niet grooter
mogen zijn dan zoo, dan zal spreker de eerste zijn die
zegt, daar zit aan vast de schoolruimte. Maar op het
oogenblik, nu het aantal leerlingen hetzelfde blijft, ge
beurt er niets anders, om het plat uit te drukken, dan
dat het Fransch van de voorbereidende scholen wordt
afgenomen en dat er een leerplan wordt gemaakt voor
alle scholen precies gelijk. De distributie der leerlingen
is daarbij van ondergeschikt belang. Maar dan zal juist
na een jaar naar aanleiding van de distributie ervaring
zijn opgedaan en daar zal men later op kunnen voort
bouwen. Spreker blijft dan ook op het standpunt staan,
dat de Raad verstandig zal doen het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan te nemen zooals het er ligt.
De heer Tulp acht juist de laatste woorden van den
wethouder, dat dit jaar ervaring zal worden opgedaan,
waarop later kan worden voortgebouwd, van dien aard,
dat de Raad het plan van Burgemeester en Wethouders
gerust kan steunen. Wanneer van de tafel van Burge
meester en Wethouders stemmen waren gehoord dat het
college dit voorstel nu kwam aanbieden, maar dat het
daarmee afgeloopen was, dat het niet noodig werd ge
oordeeld, dat er nog andere wijzigingen worden inge
diend, dan werd het anders. Maar^nu Burgemeester en
Wethouders al beginnen met te zeggen dat de ervaring,
dit jaar opgedaan, een leidraad zal wezen voor later,
kan de Raad gerust in het voorstel meegaan.
De Voorzitter wil er zelf ook iets van zeggen omdat
de zaak ook gedeeltelijk door zijn handen is gegaan.
Hij gelooft dat de wethouder persoonlijk het voorstel
ook wel goed kan verdedigen, maar meent toch dat het
goed is, ook iets in het midden te brengen. Dit voorstel
is den Raad oorspronkelijk aangeboden onder dagtee-
kening van 13 Januari en eindigende aldus: „Wij hebben
de eer U, onder overlegging van genoemd schrijven der
commissie, thans voor te stellen te besluiten, zooals
onder de punten a, b, c en d is vermeld". Dit voorstel
van Burgemeester en Wethouders is toen aangehouden
en na een verwarde discussie heeft de Raad het besluit
genomen dat er een vergadering zou zijn met de ver
tegenwoordigers der onderwijzers en de schoolautori-
teiten. Er is toen een vergadering geweest, waarvan de
Raad echter achteraf heeft gezegd waar hij trouwens
ook volkomen gelijk in had dat dit niet de bedoelde
vergadering was geweest, maar dat bedoeld was een
vergadering met de vertegenwoordigers der onderwij
zers enz. Een tweede vergadering is gevolgd. Nadat die
eerste vergadering er was geweest, hebben Burgemees
ter en Wethouders aan den Raad hun nader voorstel
van 2 Februari toegezonden en nu zou spreker dit
laatste schrijven zoo willen beschouwen, dat uit de ge
heele reorganisatie van het geheele onderwijs in de ge
meente dit in den ruimsten zin van het woord, dus
niet alleen van het lager, maar ook van het ander onder
wijs Burgemeester en Wethouders nog wilden redden
de totstandkoming van de H. B. S. met 3-jarigen cursus
nog dit jaar. Het doel van het schrijven van 24 Februari
van het college was niets anders. Omdat het niet meer
mogelijk was, voor het tijdstip daar was, het lager
onderwijs nog dit jaar te reorganiseeren, hebben Bur
gemeester en Wethouders gemeend, uit hun oorspron
kelijk voorstel van 13 Januari te moeten lichten het
voorstel betreffende de totstandkoming van de 3-jarige
H. B. S. in school 12. Zoo straks is door den wethouder
van Onderwijs gezegd dat hij ook niet begrijpt waarom
het college destijds bij zijn afwezigheid punt c: „alle
overige schoolgebouwen (met uitzondering van school
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921. 101
12), te bestemmen tot scholen voor gewoon lager
onderwijs voor zoover noodig, met 7 leerjaren", had j
laten vervallen. Och, als men dat er nu in laat staan,
is dit spreker ook goed. Burgemeester en Wethouders
hebben het alleen laten vervallen, om uitdrukkelijk te
laten zien, dat het in hun laatste stuk nergens anders
om te doen was dan om de Burgerschool. Het is een
voudig gelicht uit de rest omdat, wanneer het Bur-
gerschoolvraagstuk onder de vele andere vraagstukken
verdoezeld werd, er niets van kwam. Dat is de bedoeling
geweest en daar zal de Raad heden zijn beslissing op
moeten geven, in welken geest dan ook. Zal die be
slissing positief zijn, dan is het heden ook de laatste
mogelijkheid; anders is het onmogelijk dat de H. B. S.
nog dit jaar tot stand komt. Men had nu punt c wel
kunnen laten staan; daar staat niet zoo heel veel in en
wat er in staat spreekt eigenlijk vanzelf, maar de be
doeling is geweest dat duidelijk werd aangegeven dat
het was om de Burgerschool te redden.
Spreker kan nu niet inzien, wat de heer De Boer zegt,
dat, indien de Raad op het oogenblik het voorstel van
Burgemeester en Wethouders van 24 Februari aanneemt, j
hij dan op de heele zaak vooruit loopt. Er wordt met
het woord reorganisatie al moet spreker eerlijk zeg- j
gen, dat hij daar zelf wat schuld mee aan heeft eigen
lijk meer gezegd, dan er in 't algemeen bijbehoort.
Krachtens de nieuwe onderwijswet beteekent die reor
ganisatie eigenlijk maar zoo weinig in deze gemeente.
Ze komt ten slotte alleen hier op neer, dat er een wijzi
ging moet komen in het leerplan van de scholen 2 en
3, eigenlijk alleen, door het Fransch er af te nemen,
dat de kopstukken van de scholen 4 en 12 moeten
worden afgenomen, omdat de wet de m. u. 1. o. scholen
niet meer kent, dat er één leerplan moet zijn voor de
13 lagere scholen en dat er moet komen wat eigen
lijk ook buiten de reorganisatie van het onderwijs
staat een nieuwe schoolgeldregeling, omdat de oude
vervalt. Dat zijn de punten, die de nieuwe onderwijswet
voorschrijft. Of het maximum aantal leerlingen per klas
nu 25 of 30 of 35 zal zijn, dat is een particuliere lief
hebberij van den Raad, die buiten het kader van de
nieuwe wet valt. Het maximum, dat de nieuwe wet
voorschrijft, is nogal wat meer, zoodat men daar voor
loopig nog niet aan toe is. En of er een 8e leerjaar of
geen 8e leerjaar zal komen, is ook iets, dat absoluut
buiten de nieuwe wet staat. En zoo zijn er meer punten,
die niet voortvloeien uit de nieuwe onderwijswet.
Maar dit wil spreker op den voorgrond stellen. Wat
het prae-advies van 24 Februari bedoelt, is, dat de
kwestie van de geheele reorganisatie en wat ieder daar
mee in verband brengt, voorloopig niet tot stand kan
komen, althans niet zoo tijdig, dat daarmee tevens be
slist kan worden over het al of niet inrichten van de
3-jarige H. B. S. in dit jaar. Burgemeester en Wethou
ders hebben nu getracht, dit laatste punt uit het groote
moeras te redden, omdat er haast bij is.
Dat het gedeeltelijk afstaan van school 12 de
wethouder heeft dat ook al gezegd of het feit dat
het Fransch van de scholen 2 en 3 wordt afgenomen,
invloed zal hebben op het aantal kinderen per klas, wil
er bij spreker niet in.
Dan wenscht spreker nog even terug te komen op
hetgeen het eerst door den heer De Boer is gezegd,
dat' deze had verwacht een verdediging van Burge
meester en Wethouders te krijgen ten opzichte van
datgene wat indertijd op de vergadering met de ver
tegenwoordigers der onderwijzers is gezegd. Spreker
weet niet hoe de wethouders er over denken het punt
is in het college niet een oogenblik aan de orde ge
weest maar hij persoonlijk wenscht alleen de voor
stellen van het college te verdedigen, wanneer Burge
meester en Wethouders in den Raad worden aan
gevallen.
De heer De Boer moet nog even reageeren op een
paar uitdrukkingen van den Voorzitter en van den wet
houder van Onderwijs. Zooals de Voorzitter zegt is het
dus de bedoeling geweest om de H. B. S. nog te redden
uit het reorganisatiemoeras. Spreker gelooft dat de
Raad daar niet zoo tegenover staat. Wij staan, aldus
spreker, niet op het standpunt, dat er iets gered behoeft
te worden; ten opzichte van de totstandkoming van de
H. B. S. was de meening in den Raad unaniem, dat dit
noodzakelijk is. Maar wel is het van beteekenis en dat
is door den wethouder ook toegegeven dat de be
stemming van school 12 voor H. B. S. op het oogenblik
niet van invloed is op de verdeeling der leerlingen, dat
spreekt vanzelf, maar dat de bestemming van die school
daarvoor straks wèl van invloed zal zijn op de^verdee-
ling der leerlingen over de scholen. En over dat „straks
hebben we 't hier.
Als Burgemeester en Wethouders nu kunnen verkla
ren, dat hunne eventueel nog in te dienen voorstellen
niet zullen staan onder den invloed van het niet meer
hebben van deze schoolruimte, dat het niet meer aan
wezig zijn van deze school geen aanleiding zal wezen
om een andere verdeeling of een ander maximum in
te voeren, dan kan de Raad wel unaniem voor dit voor
stel stemmen. Wij hebben hier niet alleen de kwestie
van het middelbaar onderwijs, maar ook het lager on
derwijs te behartigen. Het eene mag niet lijden onder
het andere; willen we goed werk verrichten, dan moeten
beide takken van onderwijs gelijkelijk worden ^bevoor
deeld. Daarom heb ik aan deze kwestie vastgeknoopt
de vraag, of we voorloopig de verklaring van het college
kunnen krijgen dat het maximum aantal leerlingen niet
zal staan onder den invloed van de op dit oogenblik
aanwezige schoolruimte. Als ik die verklaring krijg dan
zal spreker vóór stemmen.
De heer Schoondermark (wethouder)De heer De
Boer vraagt een verklaring van Burgemeester en Wet
houders, maar hij moet deze niet hebben van Burge
meester en Wethouders, maar van den Raad. Burge
meester en Wethouders doen hun voorstel onafhankelijk
van de schoolruimte en van de grootte der klassen.
Wanneer de heer De Boer maar komt met een voorstel
om de klassen kleiner te^ maken, al wil hij er dadelijk
15 in een klas hebben, als de Raad dat voorstel aan
neemt, dan zijn Burgemeester en Wethouders verplicht
het uit te voeren. Zoodat hij niet aan Burgemeester en
Wethouders zijn vraag moet doen, maar aan den Raad.
De Voorzitter wil het voorstel van Burgemeester en
Wethouders van 24 Februari in stemming brengen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dus komt hier
nu niet in stemming één leerplan voor alle scholen, maar
alleen het voorstel betreffende de H. B. S.?
De Voorzitter: Alleen de punten, genoemd onder o,
b en d van het voorstel van 13 Januari. De punten van
dit voorstel zijn nu weder aan de orde, echter met voor-
loopige terugneming van punt c.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het nader voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met 18 tegen 5 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Lautenbach, Visser, Dijstra, Van der Werff,
Tulp, Fransen, Oosterhoff, Dijkstra, Postma, Collet,
Schaafsma, Van Weideren baron Rengers, O. F. de
Vries, Jansen, De Vos, IJ. de Vries en Schoondermark.
Tegen stemmen: de heeren Tiemersma, De Boer,
mevrouw BesuijenLindeboom en de heeren Zandstra
en Molenaar.
4 (Agenda no. 5). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der afd.