104 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921.
De Boer niet het systeem, dat hij naar voren brengt,
bezig is, net als veel openbare onderwijzers, de open
bare school te vermoorden
De heer De Boer: Dat spijt U zeker erg!
De heer Dijkstra: U zal ze zeker opbouwen!
De heer IJ. de Vries: Zooals de waard is vertrouwt
hij zijn gasten, dat heeft de Voorzitter straks ook ge
zegd. Het moet een ieder verheugen, dat deze wet er
is en spreker gelooft dat de sociaal-democraten er zich
ook over kunnen verheugen, omdat zij er in de toe
komst, door. het oprichten van eigen scholen, gebruik
van kunnen maken. In Amsterdam is dit zelfs al bespro
ken. Het gaat nu zoo gemakkelijk, nu terrein en school
door de gemeente beschikbaar moeten worden gesteld
en de belanghebbenden alleen slechts 20 van de
stichtingskosten hebben bijeen te brengen. Het is nu
juist zoo heerlijk dat een ieder voor zijn kinderen het
onderwijs kan krijgen, dat hij verlangt en dat dit door
den Staat wordt betaald, dat de belastingbetalers dus
met elkaar betalen wat het onderwijs kost. Spreker
vindt dit juist zoo heerlijk, omdat er vroeger steeds is
geweest overheersching der regeerende partij
De heer Dijkstra: Dat is nog zoo.
De heer Ij. de Vries: Dat is nóg zoo, zegt de heer
Dijkstra. Juist, waar gij een groot deel van de macht
in handen hebt, maar niet kunt doordrijven wat gij in
de toekomst noodig acht voor de kinderen, zijt gij
kwaad op mij en plaatst U daarbij op het niet hoog
staande standpunt van het knotten der maatschappelijke
en persoonlijke vrijheid.
De heer De Boer wil beginnen met een paar opmer
kingen naar aanleiding van wat door den Voorzitter is
gezegd. f)e Voorzitter heeft gezegd niet met deze
woorden, maar dit was toch de zin daarvan dat de
uitvoering van een raadsbesluit wel staat onder den
invloed van de meerdere of mindere sympathie, die Bur
gemeester en Wethouders voor dat raadsbesluit hebben.
Spreker acht dit een zeer gevaarlijk standpunt. Als de
betrokken wethouder achter de groene tafel het niet
met een raadsbesluit eens is en het principieel zoo erg
vindt dat het wordt uigevoerd, dan moet hij dat raads
besluit niet opschorten, maar dan moet hij heengaan.
Dat eischt de politieke consequentie.
Dan is er, aldus spreker, gezegd, dat ik de vrijheid
van de andere ouders wil beknotten. Ik zou echter willen
vragen: Zullen wij hetzelfde recht kunnen krijgen, wan
neer wij onzen kinderen onderwijs willen laten geven,
vrij van nationalisme en andere tendenzen? Ik ben
bang dat men dan wel anders over dit recht zal denken;
ik weet het niet, maar ik ben er zeer bang voor.
De heer De Vries heeft gezegd dat hij zeer blij is dat
eindelijk de vrijheid van onderwijs veroverd is. Spreker
is daar in zekeren zin ook blij om, omdat deze wet,
die door dezen Minister van Onderwijs is tot stand
gebracht, een groote verbetering heeft gebracht in den
toestand van het lager onderwijs. Maar de heer De
Vries moet niet zoo jubelen, want ik wil er direct tegen
over stellen dat de schoolkwestie niet een kwestie is
van 1914 of 1915, maar dat zij al bestond in de tach
tiger en negentiger jaren. De rechtsche regeering heeft
meer dan eens de gelegenheid gehad, die kwestie op
te lossen, maar er is nooit een rechtsche regeering
geweest
De heer IJ. de Vries: Zij heeft nooit de gelegenheid
gehad, de kwestie op te lossen.
De heer De Boer: Zij heeft altijd, zoo vaak als zij
aan het bewind was, de gelegenheid gehad, de kwestie
op te lossen, omdat zij wist, dat zij op de hulp der
sociaal-democraten kon rekenen. Dat spreekt uit het
standpunt, dat bij de Groninger schoolmotie is inge
nomen. Maar de kwestie heeft moeten wachten tot het
algemeen kiesrecht aan de orde kwam en toen heeft,
met een meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer,
Minister Cort van der Linden, met behulp van de
sociaal-democraten, de gelijkstelling tot stand gebracht.
De kwestie is dus niet opgelost door de rechtsche re
geering maar door het ministerie-Cort van der Linden.
De tegenwoordige rechtsche regeering heeft daar slechts
op voortgebouwd. Het woord van hulde aan het adres
van rechts is hier dus niet op zijn plaats. Rechts heeft
den schoolstrijd gewild en wilde dien behouden, omdat
het de grondslag was van zijn politiek. De jubeltonen
van den heer De Vries zijn hier dan ook niet op hun
plaats.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft van de
redeneering van den heer De Vries niet veel begrepen.
Spreker meent dat de heer De Vries den vorigen keer
heeft gestemd voor het voorstel om de meisjesschool
op te doeken en daaraan cö-educatie in te voeren. Dat
heeft hij gedaan, en nu juicht hij de vrijheid toe, de vrij
heid, die hij den vorigen keer getracht heeft aan anderen
te benemen. Spreker begrijpt dat niet.
De heer IJ. de Vries wil nog gaarne even twee dingen
recht zetten. Ten eerste heeft hij alleen gezegd, dat hij
zich verheugt over de nieuwe wet: hij heeft geen hulde
gebracht aan de rechtsche regeering, maar alleen zich
verheugd over de nieuwe wet, zonder daarbij te noemen,
wie ze gebracht heeft.
Ten tweede wil spreker verklaren, waarom hij vroe
ger heeft gestemd vóór cö-educatie. Den anderen keer
heeft hij deze woorden ook gebruikt; omdat het mis
schien nog wel eens voordeelig kon zijn voor de ge
meente, waar er op een vergadering in de Klanderij
over gesproken was, om, indien men overging tot
cö-educatie, te komen tot oprichting van particuliere
jongens- en meisjesscholen. Doordat het schoolgeld
echter minstens 80.per leerling moest zijn, zijn die
standenscholen achterwege gebleven. Spreker heeft
alleen voor cö-educatie gestemd, omdat hij dat toen
als voordeelig beschouwde voor de gemeente-financiën.
Wat de kwestie van de vrijheid betreft, dat is juist
I het mooie in de nieuwe wet.
De heer Dijstra zal stemmen tegen het prae-advies
van Burgemeester en Wethouders, omdat het hem toe-
lijkt, dat er op dit oogenblik geen elementen aanwezig
zijn, die hem zouden noodzaken zijn stem anders uit
te brengen dan den vorigen keer en sprekers stem toen
is geweest tegen de instandhouding dezer scholen.
Aan den anderen kan wenscht spreker dit op te mer
ken, dat hij voor zich persoonlijk gaarne had gewild,
dat een halve eeuw langer had geleefd bij de oud-
liberale partij, wat zoopas met kracht door den Voor
zitter naar voren is gebracht, n.l. dat elk voor zichzelf
volkomen vrijheid moet hebben om ten aanzien van zijn
kinderen te handelen, zooals hij dat wenscht. Deze
opvatting wordt op dit oogenblik zoo met kracht naar
voren gebracht, maar spreker herhaalt, dat hij gewild
had, dat zij altijd geleefd had bij die partij.
De heer Visser wenscht een enkel woord te spreken
naar aanleiding van wat door den heer De Boer is ge
zegd. Deze zegt dat de rechtsche regeering meerdere
malen in de gelegenheid is geweest om in te voeren
wat nu langzamerhand bij wijze van compromis is inge
voerd en herinnert daarbij dan aan de Groninger school
motie gelijkstelling van het onderwijs van iedere
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921. 105
richting. Maar spreker wii er op wijzen dat, wanneer
er een rechtsche regeering aan het bewind was, er
telkens verbeteringen betreffende het onderwijs hebben
plaats gehad. En dan verwacht spreker van den heer
De Boer datum en cijfer dat er met een rechtsche Eerste
Kamer ook een rechtsche regeering aan het bewind
was. We hebben wel tijdstippen gehad dat er een be
scheiden rechtsche meerderheid was in het parlement,
maar de voorstellen tot verbetering, die door de Tweede
Kamer werden aangenomen, werden dan door de
linksche Eerste Kamer bestreden en te niet gedaan. En
dan wil spreker nog wijzen op de betalingen van de
laatste jaren. Onder het ministerie-Cort van der Linden
zijn de onderwijzerssalarissen verhoogd met 1,6
millioen, terwijl deze 2 jaar geleden onder een reaction-
nair ministerie zijn verhoogd met 16 millioen en het
laatste jaar met 26 millioen. Dat is nog nooit onder een
liberaal ministerie gebeurd.
De heer De Boer, voor de vijfde maal met verlof van
den Raad het woord verkrijgende, wil, heel in 't kort
nog twee opmerkingen maken. De heer Visser heeft
willen wijzen op de verbeteringen der rechtsche regee
ring op onderwijsgebied, doch die verbeteringen ston
den altijd in dit teeken: de bijzondere school regel, de
openbare school aanvulling.
De heer Visser: Natuurlijk!
De heer De Boer: Natuurlijk, maar van gelijkstelling
is nooit sprake geweest, dat moet U mij toestemmen.
Dan wijst de heer Visser op de geweldige salaris-
verhooging onder een reactionnair ministerie en de
weinige verhooging onder andere ministeries. Nu behoef
ik de andere ministeries niet te verdedigen, omdat zij
mij allemaal tot nog toe even onsympathiek zijn ge
weest, maar ik wil toch dit zeggen, dat onder dit
rechtsche ministerie onder zeer bijzondere omstandig
heden de salarisverhooging tot stand is gekomen, n.l.
door de geweldige stijging van het levensonderhoud.
Dergelijke omstandigheden hebben andere ministeries
nooit meegemaakt.
De heer Visser: Die waren er onder Cort van der
Linden toch ook.
i
De heer De Boer: Toen was de prijsstijging lang niet,
wat zij nu is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 20 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Lautenbach, Visser, Tiemersma, Tulp, Fran
sen, Oosterhoff, De Boer, Dijkstra, Postma, Collet,
Schaafsma, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren
Zandstra, Van Weideren baron Rengers, O. F. de Vries,
Jansen, De Vos, Molenaar en Schoondermark.
Tegen stemmen: de heeren Dijstra, Van der Werff
en Ij. de Vries.
De Voorzitter stelt thans voor, omdat de wethouder
van Onderwijs hem te kennen heeft gegeven, de ver
gadering te willen verlaten, eerst punt 13 der agenda
aan de orde te stellen.
De Raad maakt hiertegen geen bezwaar.
5 (Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van verordeningen op de
heffing en invordering van schoolgeld van het gymnasium
onder intrekking van de bestaandealsmede het voorstel
van de heeren De Boer en Zandstra betreffende de
instelling van gemeentelijke studiebeurzen (bijlage no. 11).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra spreekt als volgt:
Mijnheer de Voorzitter! Met verwondering namen
wij kennis dat ons voorstel tot oprichting van gemeen-
lijke studiebeurzen was verzeild geraakt in de verorde
ning tot wijziging van schooigeldheffing van het gym
nasium.
Wij hadden op ons voorstel een apart prae-advies
verwacht, dat ieder onderwerp op zich zelf ten goede
komt.
Wij moeten hierbij opmerken dat Burgemeester en
Wethouders zich wel heel gemakkelijk afmaken van
het voorstel tot het verstrekken van studiebeurzen voor
leerlingen met aanleg. Dat is met een nieuwe redactie
van art. 5 van de aangeboden verordening van het
gymnasium niet in orde te maken. Ons voorstel had een
gansch andere bedoeling, die duidelijk in het voorstel
is omschreven.
De wijziging van de schoolgeldverordening heeft al
bitter weinig met ons voorstel te maken, daarover
hebben Burgemeester en Wethouders feitelijk geen
prae-advies uitgebracht.
Gaarne zouden wij dan ook zien dat door Burge
meester en Wethouders op ons voorstel een apart prae-
advies wordt uitgebracht. Burgemeester en Wethou
ders hebben dan meteen gelegenheid wat uitvoeriger
in te gaan op de door hun zelf aangeboden opvatting
van gemeentebelangen en wat het wil zeggen het ge
leerde elders in practijk te brengen.
Wij voor ons zijn van meening dat de Raad, zoowel
gemeente - als gemeenschaps - belangen heeft te be
hartigen en dat ons voorstel daaraan voldoet; het
moet voor de gemeente een eer zijn studiebeurzen in
te stellen.
Het aanbieden van de helpende hand aan jeugdige
gemeentenaren om hun een positie overeenkomstig
hun aanleg te doen verwerven, is een gemeente- en
tegelijkertijd een gemeenschapsbelang.
Wij kunnen ons moeilijk een geval voorstellen,
waaraan de gemeentegelden nuttiger besteed zouden
worden.
We zijn van meening dat ons voorstel een nader en
duidelijker behandeling verdient en vragen Burge
meester en Wethouders of ze alsnog bereid zijn een
nader prae-advies uit te brengen.
De heer De Boer zou een ander verzoek willen doen.
Hij heeft voor zich liggen een drietal amendementen
en zal deze indienen als Burgemeester en Wethouders
niet aan zijn verzoek willen voldoen hij twijfelt er
niet aan dat ze het wel zullen doen om deze ver
ordeningen aan te houden. De Raad heeft slechts 4
dagen tijd gehad waar dan de Zondagen nog tus-
schen hebben gelegen om de kwestie te bestudeeren,
zoodat men zoo goed als geen gelegenheid heeft gehad
om informaties in te winnen. Het aangeboden ontwerp
zal dan ook nu niet met vrucht kunnen worden behan
deld. Spreker zal nu gaarne zijn amendementen achter
wege houden, om alsnog nadere informaties in te
winnen.
Als Burgemeester en Wethouders in sprekers verzoek
tot aanhouding meegaan, dan zou hij gaarne willen dat
Burgemeester en Wethouders in hun bericht willen
meedeelen wat de grondslag of het principe is geweest,
waarnaar zij de progressie in de heffingsverordening
hebben geregeld. Spreker heeft daaromtrent in de toe
lichting niets gevonden; er is wel een zekere progressie
ingevoerd, maar spreker zou daaraan liever niet den
naam van progressie geven. Daarom zou hij graag
zien dat Burgemeester en Wethouders zelf die zaak
ook nog eens nader onder de oogen zagen en daarbij
rekening hielden met de progressie, die door den mi
nister is ingevoerd ten opzichte van de rijks-hoogere-