110 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921. Maatschappij „de Noorderpost", gevestigd te Amster dam, voor 35.per week c. de huizinge Peperstraat no. 16, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3557, aan mevr. Th. R. J. WahleBlomberg alhier voor 500.'sjaars. d. het pand Waeze no. 8, hoek Peperstraat, kada straal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3558 als huis en erf, bevattende benedenwoning met winkel en bovenwoning met zolder, aan R. Stienstra en H. Stienstra, beiden alhier, voor 30.per week e. de huizinge Berlikumermarkt no. 15, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3453 aan Tj. de Groot alhier voor 11.54 per week; de woning Ossekop no. 2, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3454 als huis en erf, aan F. van der Woud alhier voor 10.per week; g. het pand Ossekop no. 2a, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 724 als huis, aan J. van der Meulen alhier voor 10.per week. III. ondershands te verhuren, ingaande 12 Mei 1921, voor den tijd van een jaar, behoudens tusschentijdsche opzegging met inachtneming van een termijn van één maand, het perceel Peperstraat no. 12, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 922, aan J. van der Noord alhier voor/1200.op voorwaarden door Burgemeester en Wethouders noodig geoordeeld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10 (Agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een adres van het bestuur der woningstichting „St. Josephom koop van een gedeelte van bouwblok Q der terreinen bij het Cambuursterpad. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 17 Mei 1919 no. 226r/138, sub III, werd een gedeelte van den aan de gemeente toebehoorenden grond, gelegen tusschen den Groninger straatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad, verkocht aan de woningstichting „St Joseph" alhier. Tengevolge van wijziging in den loop van eene straat en van den aanleg van breedere straten, werd bij Uw besluit van 17 Augustus 1920 no. 399r 204 genoemd besluit gewijzigd. (Verg. de bijlagen tot 's Raads handelingen no. 20 van 1919 en no. 37 van 1920.) Bij het opmaken van het plan voor den bouw van woningen, waarvoor de grond werd aangekocht, blijkt, dat het gekochte bouwblok S te klein is om het aantal woningen, zooals de stichting zich dat voorstelt, te kunnen plaatsen. Het Bestuur verzoekt daarom bij adres van 1 Maart 1921 nog een strookje grond van de gemeente te mogen koopen en wel een gedeelte van het aan genoemd blok grenzende bouwblok Q, ter grootte van ongeveer 46 ML, als op een bij het adres gevoegd kaartje is aangegeven. Wij zijn met den Directeur der Gemeentewerken van oordeel, dat tegen inwilling van dit verzoek geen bezwaar bestaat. Bouwblok Q staat voor de uitgifte in erfpacht, overeenkomstig Uw besluit van 17 Mei 1919 no. 226r/138, geprijsd op 8.per ML Het gedeelte dat in koop wordt gevraagd, dient van de gronden, voor uitgifte in erfpacht aangewezen, te worden uitgezonderd. In zooverre behoort Uw besluit van 17 Mei 1919, no. 226r/1 38, sub I, reeds gewijzigd bij Uw besluit van 17 Augustus 1920 no. 399r 204, sub 2, nader gewijzigd te worden. Wij geven U alzoo, met overlegging van stukken, in overweging te besluiten 1. van de gronden gelegen tusschen den Groninger straatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad, welke naar het raadsbesluit van 17 Mei 1919, no. 225r 138, gewijzigd bij raadsbesluit van 17 Augustus 1920 no. 399r/204, in erfpacht worden uitgegeven, uit te zonderen de oostelijke strook van bouwblok Q, ter breedte van 2 M. en ter lengte van 23 M., voor zoover grenzende aan bouwblok S. 2. aan de woningstichting „St. Joseph" alhier te verkoopen de oostelijke strook van bouwblok Q van de terreinen, gelegen tusschen den Groninger straatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad op bijbe- hoorend kaartje in zwarte arijure aangegeven ter breedte van 2 M. en ter lengte van 23 M., voorzoover grenzende aan blok S, de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten, voor 8.— per ML, alzoo voor 368. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11 (Agenda no. 11). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van M. I. de Vries, alhier, waarbij hij in beroep komt van het besluit van Burge meester en Wethouders, houdende weigering der ver gunning tot verbouwing van het perceel Slotmakersstraat no. 5. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij adres van 31 Januari verzocht M. I. de Vries alhier eene vergunning, om zijn winkelhuis, Slotma kersstraat no. 5, dat in die mate bouwvallig was ge worden, dat afbraak geraden moest worden geacht, opnieuw te mogen optrekken. Naar de overgelegde bouwteekeningen, zou, werd net voorgenomen plan uitgevoerd, minder open ruimte achter de rooilijn over blijven dan y4 van het bebouwde gedeelte. Daardoor zou een toestand ontstaan, niet strookende met art. 12 der bouwverordening. Ter plaatse waar de woning gebouwd zou worden is de straat 4.10 M. breed. Nu verbiedt art. 8 der bouw verordening te bouwen waar de straatbreedte minder dan 5 M. bedraagt, onverschillig of het al of niet een straat is van „ondergeschikt belang". Voorts bleek uit de teekeningen, dat de balklagen zouden rusten op halfsteensmuren, waardoor in strijd zou worden gehandeld met art. 34 der bouwverordening. Het verzoek was alzoo niet voor inwilliging vatbaar, waarom bij ons besluit van 3 Maart j.l. no. 684196, dat hierbij in afschrift wordt overgelegd, eene afwij zende beschikking werd genomen. Het aan Uwe Vergadering ingediende beroepschrift van den belanghebbende van 12 Maart j.l., dat den 15en daaraanvolgende om prae-advies in onze handen werd gesteld, is van genoemde beslissing het gevolg. Het beroepschrift is binnen den termijn, gesteld in art. 70 der bouwverordening, ingediend en adressant is dus ontvankelijk in zijn beroep. Uit het voorafgaande blijkt, dat door Burgemeester en Wethouders op grond der bouwverordening terecht geweigerd is. Dat door hen van de verbodsbepalingen der verordening geen vrijstelling is verleend, staat buiten 's Raads beoordeeling en daartegen kan volgens de wet door den betrokkene ook niet worden opgeko men. Evenmin is afdoende, wat hij onder 2 en 3 van zijn adres aanvoert. Is hij voornemens aan alle of enkele bedenkingen, die tegen zijn bouwplan bestonden, tege moet te komen, dan moet hij een nieuw plan indienen, dat wederom op de gewone wijze onderzocht en be handeld zal worden. Ons advies strekt tot verwerping van het ingestelde beroep. Onder terugzending van het beroepschrift en onder overlegging van de bouwteekeningen, behoorende bij het aan ons gerichte adres, geven wij U alzoo in over weging dienovereenkomstig een besluit te nemen. De beraadslagingen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Maart 1921. 111 De heer Fransen meent dat het voor adressant wel een moeilijke positie is. De geschiedenis is, dat het bouwplan is ingediend en dat niet is open gelaten van het bebouwde terrein. Nu is het wel waar dat de bouwverordening verbiedt dat er minder dan een vierde deel wordt open gelaten, maar het is hier toch ook wel een bijzonder klein pand. Bovendien is hier de eisch gesteld dat het pand ook nog eenigszins achteruit moet. Als spreker goed begrijpt, dan moet de voorgevel een eind terug en dan zal daardoor het pand dus nog veel kleiner worden. Nu staat wel in de bouwverordening dat aan een straat beneden de 5 M. breedte niet ge bouwd mag worden, maar spreker meent toch, dat Bur gemeester en Wethouders de bevoegdheid hebben, om daarvan, en ook af te wijken van den eisch, dat niet minder dan deel der ruimte mag openblijven. Zij hebben dit niet gedaan, daar is niets meer aan te doen en dat is dus afgeloopen. Maar als het pand zooveel terug moet, dan vreest spreker dat men een vervuiling in die verdieping der straat zal krijgen. De verbreeding van de geheele straat zal toch wel niet zoo vlug gaan, dat duurt misschien nog wel een eeuw en ondertusschen moet de breedte van de straat dan misschien al min stens 6 M. wezen. Dan gaat men hetzelfde paadje weer langs. In een dergelijke straat is het voor de bewoners van de aanliggende panden eenvoudig onmogelijk ver beteringen aan de gebouwen aan te brengen. Spreker zou daarom willen aanbevelen om in de bebouwde kom wat schappelijker te zijn, dat de bouwverordening daar wat schappelijker wordt toegepast. Ook de woningwet geeft aan in de bebouwde kom wat soepeler te zijn met de eischen dan bij uitbreiding, omdat men daar altijd zit met vele kleine perceelen. Is het nu niet mogelijk dat Burgemeester en Wethouders de zaak nu nog eens onder de oogen zien en tegemoet komen aan het ver zoek van adressant, door als eisch te laten vallen dat het pand zooveel terug moet? Het zou zijn in het belang van appellant en in dat van de openbare zindelijkheid, wanneer het pand meer naar voren mocht worden ge bouwd, dit is op dezelfde plaats als nu. De heer O. F. de Vries (wethouder) zegt dat De Vries meer dan eens bij hem is geweest om met hem over de kwestie te spreken. Wat het onbebouwd zijn van y4 deel van het terrein betreft, die kwestie had wel kun nen worden opgelost; de keuken of een ander hoekje had wel kunnen vervallen, waardoor dat gedeelte onbe bouwd werd. Verder waren er een paar muren bouw vallig. Spreker heeft nu tegen De Vries gezegd: neem een bouwkundige en laat die overleggen met den inspec teur van het bouw- en woningtoezicht, dan kan de kwestie nog wel tot een oplossing worden gebracht. Tot nog toe is er echter nog geen bouwkundige bij den inspecteur geweest, ofschoon een oplossing, wan neer er over gesproken werd, heel goed mogelijk was. Wat het bouwen van 2.50 M. uit het hart van de straat betreft, spreker zou er niet voor wezen, dat daarvan werd afgeweken. De heer Fransen zou het jammer vinden als Burge meester en Wethouders niet voornemens zijn, dat van dien eisch wordt afgeweken, omdat het aanleiding zal geven tot vervuiling van die hoeken in de straten. Spreker wil nog één opmerking maken. Uit de tee- kening is hem gebleken dat de zijmuren halfsteensmuren zouden zijn. Dit is ook bij de verordening verboden, maar het is zoo dikwijls toegelaten bij vrij groote per ceelen, dat spreker vindt, dat men het bij zoo'n klein perceel ook wel kan toestaan. Die muren werden dan vroeger beschouwd als binnenmuren, al zijn het in wer kelijkheid geen binnenmuren. Waar halfsteensmuren echter wel voor grooter gebouwen zijn toegelaten, zou men het hier ook wel kunnen toestaan. Dit is slechts een verzoek, geen voorstel; spreker zal wel oppassen er een voorste! van te maken. De Voorzitter zegt dat, wat de vervuiling van de hoeken der straten betreft, het wel lijkt of het nu pas voor den eersten keer gebeurt, dat teruggebouwd moet worden. De heer Fransen zal, als hij door de stad loopt, echter wel meer plaatsen zien, waar het gebeurt is, o. a. bij het kantoor van de Coöperatieve Drukkerij, in de Oude Lombardsteeg en op meer plaatsen, die spre ker op 't oogenblik zoo niet te binnen willen schieten. Nu kan men toch niet zeggen dat die hoeken tot bijzondere vervuiling aanleiding hebben gegeven. Men kan een heele straat niet ineens verbreeden; dat moet op deze manier bij stukjes en brokjes gebeuren. Ook Burgemeester en Wethouders zijn al minder streng ge worden. Vroeger is bepaald, dat een straat, waaraan gebouwd werd, niet minder dan 5 M. breed mocht wezen, er moest en er zou, als er later werd gebouwd aan een minder breede straat, 2.50 M. uit het hart der straat worden gebouwd. Doch Burgemeester en Wet houders hebben echter al verschillende nauwe straatjes onder de oogen gezien en, omdat daar eigenlijk, zooals het uitbreidingsplan er nu ligt, geen druk verkeer wordt verwacht, ook later niet, hebben zij gezegd: we zullen de hand over 't hart strijken en daar vergunning geven. Maar voor de straten waarin nu of in de toekomst nog al een flink verkeer te verwachten is, wenschen zij geen vrijstelling te geven. En zoo is de Slotmakersstraat een straat waar nu maar niet zoo te hooi en te gras eens iemand door komt, maar waar altijd een vrij druk verkeer is. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het Werkliedenreglement (bijlage no. 15). De beraadslagingen worden geopend. De heer Molenaar kan zich met de voorgestelde wijziging, zooals deze hier ligt, niet direct vereenigen. In hun toelichting tot het voorstel zeggen Burgemeester en Wethouders dat door zijn groote gestrengheid het artikel moeilijk is te handhaven, maar even later ver wijzen zij naar hun standpunt bij de behandeling van de vorige herziening van het werklieden-reglement en zij wijzen er dan op dat zij meenen dat een meerdere vrijheid van handelen noodzakelijk is. Nu wil het spre ker voorkomen dat het moeilijk kan zijn een gestreng artikel te handhaven, maar dat, als men een meerdere vrijheid geeft, het nog veel moeilijker zal zijn zoo'n artikel te handhaven. Het voorstel is in de commissie voor georganiseerd overleg besproken, het is door die commissie aanhangig gemaakt. Daaromtrent zou spreker nu een vraag willen stellen. Hij meent dat de organisaties tot nog toe op het standpunt staan, waarop ze altijd hebben gestaan, hij meent dat er van die zijde met alle kracht tegen het werken voor anderen wordt opgekomen. Nu zou spreker het vreemd vinden, wanneer de vertegenwoor digers der organisaties op een ander standpunt stonden en hadden voorgesteld een ruimere toepassing van dat artikel op grond van de te gestrenge handhaving van Burgemeester en Wethouders. Zoo dat niet het geval is, dan is het vrij zeker de vertegenwoordiger van Burgemeester en Wethouders zelf geweest, die het punt ter sprake heeft gebracht, is het wel het geval, is dat dan, omdat die vertegenwoordigers over tuigd zijn, dat het artikel, zooals het nu wordt toegepast, aanleiding geeft tot botsingen, omdat in 't algemeen het optreden te streng is geweest, of omdat Burgemeester en Wethouders te slap zijn geweest? Alvorens zijn stem

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 8