148 Verslag van de handelingen van deii gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1921. 30 mille moet kosten en dat van de gemeente 50 mille krijgt zij sterk de overtuiging dat de directeur van ge meentewerken niet goedkoop is. De heer O. F. de Vries (wethouder) vindt het een heel vreemde uitdrukking van mevrouw Buisman om te zeggen: dit is te duur. Het bouwen van een badhuis is een kwestie, waarover zij niet kan oordeelen. Spreker heeft gezegd dat de oppervlakte van de gemeentelijke badinrichting 1 f2 maal zoo groot is en de cellen zijn ook wat grooter. Men moet ook niet vergeten dat het beide nog slechts ramingen zijn; de eene kan misschien wat te hoog en de andere wel wat te laag zijn. Doch spreker vindt het een eigenaardige uitdrukking om te zeggen: de directeur van gemeentewerken is duur. Die uitdrukking wil er bij de buitenwereld wel in en voor den betrokkene is het heel „aangenaam" als men zoo iets zegt. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat haar uitdrukking van een duren directeur niet is bedoeld als een beleediging aan het adres van den directeur. Maar de wethouder zal spreekster moeten toegeven dat, waar men van een gemeente-ambtenaar in de eerste plaats mag veronderstellen, dat hij de kosten zoo zuinig moge lijk zal berekenen, het een zeer eigenaardigen indruk maakt dat hier een badinrichting wordt gebouwd voor 20,000.minder en toch even goed als die der ge meente. Deze had dus ook wel iets minder kunnen kos ten en het is derhalve niet onredelijk dat spreekster zegt dat het gemeentelijk badhuis duur is. De heer O. F. de Vries (wethouder): U hebt gezegd dat de directeur duur is. De heer IJ. de Vries moet uit het antwoord van den wethouder constateeren dat hier eenigszins op een slinksche manier wordt gepoogd een subsidie van het Rijk te krijgen voor een gemeentelijke inrichting. Waar de gemeente het subsidie of liever het voorschot niet kan krijgen, maar de vereeniging wel, wordt gebouwd door de vereeniging en wordt, als de geheele zaak vol tooid is, deze in bezit en exploitatie aan de gemeente overgedragen. Spreker acht dit niet een faire manier van doen, tenzij hij het verkeerd heeft begrepen, door dat de wethouder zich onduidelijk heeft uitgedrukt. Verder is spreker het volkomen eens met mevrouw Buisman dat gemeentelijke inrichtingen over 't algemeen zeer duur zijn. Spreker zou er dan ook voor zijn dat het badhuis door de vereeniging werd geëxploiteerd. Het zou hem niet verwonderen, dat de gemeente dan met haar badhuis enorm duurder uitkwam dan de veree niging. Men ziet het overal: als het Rijk of de gemeente iets doet is dit in 't algemeen 50 a 100 procent duurder dan wanneer het geschiedt door vereenigingen of parti culieren, terwijl de behandeling toch niets beter is. De heer Fransen zou, nu van de tafel van Burge meester en Wethouders toezegging is gedaan van een overzicht van den werkelijken woningtoestand, daarbij willen vragen om bij deze opgaven, als men ze kan krijgen van het woningbureau, tevens een opgave te doen hoeveel menschen er zijn onder de aanvragers, die geen wtming hebben en hoeveel, die er wèI een heb ben. Spreker maakt zich sterk dat, als er 800 aanvragen zijn, daaronder wel een 400 a 500 zullen zijn die wèl een woning hebben. Hij zou dus tevens een opgaaf willen hebben van het aantal personen, die wel hebben aangevraagd voor een woning, doch in 't bezit zijn van een woning. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit voorstel luidt als volgt: Nu ook op het gebied van de kolenvoorziening der lichtbedrijven de toestand zich eenigermate begint te consolideeren, doet de commissie voor die bedrijven ons het voorstel de verordening op de levering en den prijs van het gas en de electriciteit, laatstelijk in haar door loopenden tekst opgenomen in gemeenteblad 1919 no. 45 en sinds een drietal malen ten aanzien van den gas- prijs gewijzigd, in te trekken. De bedoeling is natuurlijk dat de in die verordening belichaamde, uit den oorlogs toestand voortgesproten, uitzonderingsbepalingen wor den opgeheven, doch dat in stand blijven de prijzen van gas en electriciteit, zooals zij thans volgens die verordening gelden, d. i. voor gas 13, muntgas 14 ct. per M3. en voor electriciteit over den enkeltariefmeter 29 en over den dubbeltariefineter van 14 tot 32 ct. per K.W.U. Zoo blijft ook in stand art. 5, waarbij de vergoedingen voor door de gasfabriek en het electrici teitbedrijf aan particulieren bewezen diensten, zooals deze in de betreffende verordeningen geregeld zijn, worden verhoogd. Het komt ons echter gewenscht voor door U te wor den gemachtigd om, naar gelang de kolenprijzen verder dalen, de gas- en electriciteitprijzen naar die evenre digheid te kunnen verlagen. Die verlaging kan dan worden ingevoerd zonder dat eerst een raadsbesluit behoeft te worden genomen, hetgeen aan de vluggere afdoening dezer aangelegenheden ten goede komt. Wij hebben dus de eer U voor te stellen te besluiten: 1. met handhaving van de gasprijzen, zooals zij den len Maart 1921 door den Raad voor onbeperkt gebruik zijn vastgesteld; van de prijzen voor de electriciteit, zooals zij, met tijdelijke afwijking van de verordening, houdende voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het gemeentelijk electriciteitbedrijf (ge meenteblad 1911 no. 32), voor onbeperkt gebruik in art. 4 sub C van na te noemen verordening zijn opgenomen; en van de bij art. 5 van na te noemen verordening bepaalde verhooging van de bij de veror deningen, houdende voorwaarden waarop het gas en de electriciteit aan particulieren worden geleverd, vast gestelde bedragen als vergoeding voor door de gasfa briek en het gemeentelijk electriciteitbedrijf voor particulieren verrichte werkzaamheden of aan hen ver strekte diensten of gedane leverantiën, in te trekken de verordening op de levering en den prijs van het gas en de electriciteit, waarvan de door- loopende tekst is opgenomen in gemeenteblad no. 45 van 1919; 2. Burgemeester en Wethouders te machtigen naar omstandigheden de prijzen voor het gas en de electri citeit lager te stellen dan de bedragen, waarop ze in het besluit sub 1 zijn gehandhaafd. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit voorstel luidt als volgt: De wet van 27 Maart 1915 (Staatsblad no. 171) en die van 17 Juni 1918 (Staatsblad no. 379) maken een versnelde procedure mogelijk voor de onteigening van gronden enz., noodig ter bestrijding van werkloosheid Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1921. 149 en woningnood. Het wil ons voorkomen dat de bepa lingen van deze noodwetten toepassing moeten erlangen bij den aanleg van de straat van het uiteinde der Fon teinstraat tot de villa Baensein, waarvoor de noodige gelden bij Uw besluit van 11 Januari 1921 no. 8r|8 zijn toegestaan. De geheele aanleg van die straat is niet mogelijk, omdat zij niet kan worden doorgetrokken over een in particuliere handen zijnd stuk weiland, dat met een hoek in die straat valt en het tot dusver nog niet is mogen gelukken dat land of het vereischte gedeelte tegen een aannemelijke som in bezit te krijgen. Op bijgaande kaart is aangeduid van welk stuk de eigendom voor de gemeente noodzakelijk is. Het is 6750 M2. groot. Wij hebben de eer U voor te stellen ons te machtigen met toepassing der aangehaalde wetten de onteigening van het op de bijgevoegde kaart aangeduide, 6750 M2. groote noordoostelijk gedeelte van het kad. perceel sectie D no. 245, weiland, eigen aan O. J. Koning, bij het hooger bestuur aan te vragen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. (Agenda no. 10). Nader voorstel van Burge meester en Wethouders betrejfende de belooning van vakonderwijzers bij het openbaar lager onderwijs (bij lage no. 16). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer zou het zeer op prijs stellen, wan neer dit voorstel kon worden" aangehouden tot de vol gende vergadering. Spreker heeft deze verordening niet kunnen bestudeeren, omdat hij uit de stad was en overigens hebben de raadsleden de stukken ook zeer kort in hun bezit gehad. Bij de secties is ook toegezegd dat, behalve in spoedeischende gevallen, den leden van den Raad meer de gelegenheid zou worden gegeven om de stukken te bestudeeren. Spreker zou aanhouding van dit punt nu zeer op prijs stellen. De heer Schoondermark (wethouder) heeft persoon lijk niets tegen aanhouding van dit punt; het in werking treden der verordening zal er niet door veranderen. Maar hij voelt aankomen dat er dan de volgende ver gadering overwerk zal zijn; dan komen er een massa dingen onder handen en dan ziet spreker aankomen dat men de volgende vergadering weer met een voorstel moet komen om het een of ander punt uit te stellen. Misschien kan dat voor den heer De Boer aanleiding zijn om zijn voorstel niet te doen. De Voorzitter: Wordt het voorstel-De Boer onder steund? De heer Zandstra: Ja. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten het punt tot een volgende vergadering aan te houden. De Voorzitter zegt dat, in verband met wat in de vorige vergadering is voorgevallen, wethouder Berg huis zich had voorgenomen om inlichtingen betreffende dit voorstel te verschaffen. De heer Berghuis heeft nu echter bericht gezonden van verhindering en nu is er wel een kleine inlichting gekomen van den controleur, maar deze is niet voldoende. Spreker wil daarom namens Burgemeester en Wethouders voorstellen dit punt aan te houden tot de volgende vergadering. De heer Schoondermark (wethouder) wendt zich even tot den Voorzitter, die ook de beide andere wet houders raadpleegt. De Voorzitter vervolgt thans dat, indien de Raad er prijs op stelt om nog inlichtingen over dit onderwerp te ontvangen, het punt dient te worden aangehouden, doch zoo niet, dan is er van de zijde van het college absoluut geen bezwaar om het punt heden te behande len. Tenzij er dus inlichtingen worden gevraagd van den wethouder van Financiën acht spreker het 't beste, om heden het voorstel te behandelen, dat dus aan de orde wordt gesteld. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhofi heeft in de 14 dagen, die verloo- pen zijn sinds de vorige vergadering, over het voorstel nagedacht en de stukken nog eens nagelezen en is tot de overtuiging gekomen, dat in 't algemeen de overgang naar het Rijk gewenscht is. Niettegenstaande dat zal hij echter thans zijn stem aan dit voorstel geven en wel uit practische overwegingen. Hij is van meening dat straks door verschillende omstandigheden door de ge meente niet die voordeelen uit een overgang naar het Rijk zouden worden verkregen als die, welke men waarschijnlijk wèl zou krijgen, indien de noodige tijd van voorbereiding ook bij de andere administratieve lichamen beschikbaar was geweest. Spreker zou dus voorloopig willen voorstellen om de heffing en invor dering der plaatselijke inkomstenbelasting in eigen be heer te houden, doch na 5 jaar de kwestie opnieuw onder de oogen te zien. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter memoreert dat deze interpellatie de vorige vergadering is aangehouden. Namens Burge meester en Wethouders wil spreker nu zoo vrij zijn den Raad in herinnering te brengen dat de Raad zelf inder tijd heeft benoemd een commissie ad hoe voor het onderzoek naar een gemeentelijke zwem- en badinrich ting. Als zoo'n commissie door den Raad benoemd wordt, dan is daarmee de taak, die rust op de schouders van Burgemeester en Wethouders, door den Raad zelf overgedragen op de commissie ad hoe. Tot opscherping van de herinnering kan spreker den Raad nog mee- deelen, dat voorzitter van bedoelde commissie was de 5. (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om over te gaan tot intrekking van de verordening op de levering en den prijs van het gas en de electriciteit (gemeenteblad 1919 no. 45) enz. 6. (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aanvragen eener onteigeningswet voor in den straataanleg tusschen de villa „Baensein" en de Fonteinstraat vallend land. 8. (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening op de ge meentelijke bewaarscholen (gemeenteblad 1916 no. 18, 1918 no. 32 en 1919 no. 53) (bijlage no. 23). 9. (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan Hare Majesteit de Koningin, met toepassing van paragraaf III der wet van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923), te verzoeken de bevoegdheid te verleenen dat de plaatselijke inkomsten belasting voor 5 jaren door de gemeentelijke admini stratie wordt geheven (bijlage no. 18). 10. (Agenda no. 13). Interpellatie van den heer L. Dijkstra omtrent de oprichting van een gemeente lijke zwem- en badinrichting.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 4