150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1921. heer Nijholt. De bedoeling van Burgemeester en Wet houders is nu om, wanneer de Raad weer compleet is behalve de heer Nijholt, die onlangs ontslag heeft genomen en dus ook aftreedt als voorzitter der com missie, heeft ook mevrouw Besuijen als raadslid be dankt en in bedoelde raadsvacatures zal zijn voor zien, ook in de vacature van een lid en voorzitter van de commissie ad hoe zal worden voorzien, zoodat dan ook wederom aan de orde kan worden gesteld het onderzoek naar een gemeentelijke zwem- en bad inrichting. De heer Dijkstra wist er iets van, van wat de Voor zitter daar net voorstelde. Hij gelooft echter dat het in het belang is van Leeuwarden en van de zwem- en badinrichting, dat men een anderen weg bewandelt. Hij zou willen voorstellen het college van Burgemeester en Wethouders uit te noodigen zooals spreker het alreeds ongeveer, hoewel niet woordelijk in zijn voorstel in de vorige raadsvergadering heeft geredigeerd met voorstellen daaromtrent bij den Raad te komen. Het klinkt wel heel aardig dat er een commissie bestaat en 't ligt er ook niet aan dat zij niet lang genoeg be staan heeft. Spreker wil de commissie geen verwijt maken, daar heeft zij 't recht niet toe, omdat we toe vallig allerlei omstandigheden hebben gehad, waardoor van haar werk niet veel is terecht gekomen. Om nu echter nog eens te wachten tot er in vacatures is voor zien, tot er een commissie is benoemd en deze de zaak zal onderzoeken en eindelijk tot het rapport bij Burge meester en Wethouders is geweest om dit te beoor- deelen, dat acht spreker een gang van zaken, die niet geschikt is. Men moet deze richting uit, dat er actief werk wordt verricht, door het oprichten van een zwem en badinrichting. Spreker stelt dus voor het college van Burgemeester en Wethouders uit te noodigen zoo spoedig mogelijk bij den Raad te komen met voor stellen omtrent een zwem- en badinrichting. Op die manier wordt het mogelijk vlugger te werken. De Voorzitter wil dit opmerken dat de kwestie van het instellen eener commissie ad hoe niet is geweest een voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar van den Raad zelf. Men kan dus nu zeer moeilijk Bur gemeester en Wethouders gaan uitnoodigen. Men kan hen wel uitnoodigen, maar Burgemeester en Wethou ders zullen dan zeggen: dat kan de commissie wel doen. Dan is het maar 't beste de commissie te ontslaan en haar te bedanken voor de bewezen diensten. De heer Dijkstra: 't Is mijn schuld niet dat het zoo geloopen is. De Voorzitter: Ik wil dit maar zeggen, dat de uitnoo- diging zoo voor Burgemeester en Wethouders niet acceptabel is. De heer Lautenbach had ook willen zeggen wat de Voorzitter opmerkt en zou daaraan nog willen toe voegen: Het zou kunnen wezen dat, als de commissie lecture gaf van wat zij reeds heeft gedaan, wij voor verrassende resultaten kwamen te staan. De heer Dijkstra neemt maar stilzwijgend aan dat de commissie is te werk gegaan op de wijze van De Génestet „Zij dronken een glas enz.", voor spreker staan echter de leden der commissie daarvoor te hoog. Doch vóór wij de commissie dank zeggen voor de vele en gewichtige diensten, aan de gemeente bewezen, moeten wij toch eerst weten, wat zij heeft gedaan. De heer Van Weideren baron Rengers dankt den heer Lautenbach voor de woorden, welke hij tot de commissie heeft gericht. Spreker gelooft het lid van de commissie te zijn, die daarin het langst zitting heeft gehad. Die commissie bestond eerst uit de heeren Berghuis, Hiemstra en spreker. Spreker kan den Raad meedeelen dat de commissie een plan kant en klaar heeft gehad. Zij is daarvoor eerst met den architect Nieuwland op reis geweest en heeft verschillende bad inrichtingen gezien. Door den architect heeft zij toen een plan laten uitwerken van een badinrichting in het voormalige hotel-Weidema. Het plan is kant en klaar met teekening en alles. De reden, waarom het niet is uitgevoerd is, dat de commissie unaniem van oordeel was dat het plan voor een badinrichting alleen de commissie had n.l. ook geen opdracht voor het onder zoek naar een zweminrichting hoewel het absoluut klaar is geweest, een dergelijk hoog bedrag beliep, dat de commissie het niet durfde voorstellen. Verder was er toen nog een practisch bezwaar, n.l. dat de badkuipen en andere dingen, die noodig waren, in dien tijd absoluut niet te krijgen waren. Toen hielden dus de werkzaamheden vanzelf op. Later is de commissie in haar samenstelling gewij zigd, maar de voorzitter der commissie heeft tot dusver de leden niet voor een vergadering opgeroepen. Maar als men nog eens weer met den architect Nieuwland ging praten zou deze zeer binnenkort wel weer een plan voor een badinrichting kunnen indienen. De heer Dijkstra concludeert dat uit de woorden van den heer Rengers wel blijkt, dat deze en spreker niet hetzelfde bespreken, dat sprekers bedoelingen anders zijn, dan de opdracht, die oorspronkelijk aan de com missie is gegeven. Spreker heeft er de vorige verga dering toch wel een bijzonderen nadruk op gelegd, dat het hem in hoofdzaak te doen is om een zweminrichting. Er komt bij dat in de plannen tot woningbouw van de gemeente al een badinrichting is opgenomen, en wat de badinrichtingen overigens betreft, deze komen er zoo langzamerhand al; men is wel van plan er 2, 3 of 4 te gaan bouwen, dat is uit de discussiën van heden middag en van vroeger wel gebleken. Naar aanleiding van verschillende dingen, die spreker hier den vorigen keer reeds heeft genoemd, heeft hij toen aangedrongen op het tot stand komen van een zweminrichting. Daar legt hij bij voorkeur den nadruk op. We hebben hier meer gebrek aan een zweminrichting dan aan een bad inrichting. Wat deze laatste betreft is hier al iets aan wezig n.l. in de Oude Waag, al geeft spreker direct toe dat deze lang niet voldoende is. Spreker zou zijn voorstel dus zoo willen lezen, dat Burgemeester en Wethouders opdracht krijgen met voorstellen te komen omtrent een zwem- of een zwem en badinrichting. Wat de commissie betreft, als deze door omstandig heden niet kan doen, wat haar is opgedragen dan gaat het voor spreker niet aan om te zeggen: zij bestaat niet meer. Wat hem spreken doet is alleen dit, dat er geavanceerd zal worden, zoodat dezen zomer de voor bereidende werkzaamheden worden getroffen en men den volgenden zomer klaar is. Dan schieten we iets op. Met het hebben van vergaderingen van de commissie hebjren we nog niets. Spreker handhaaft daarom zijn voorstel. De heer IJ. de Vries komt het wel voor dat het wen- schelijk is, in den toestand te voorzien. De Groote Wielen zijn ver af en nu gaat men hier en daar maar baden. Spreker acht het niet goed dat er niet een afge sloten gelegenheid is, waar onder toezicht kan worden gezwommen. Al is het dan niet een eerste klas zwem inrichting, toch zou spreker iets in dien geest willen. Men zou daarmee toch wel wat kunnen opschieten; Leeuwarden is een te groote plaats dat er geen gelegen heid is om te zwemmen onder toezicht. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1921. 151 De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat als men de geschiedenis nagaat van de zwem- en badin- ïichtingen de Raad heeft besloten eerst een badinrich ting in het leven te roepen en, als die er was, dan een zweminrichting. Nu is er nog geen badinrichting De heer Dijkstra: We krijgen er twee! De heer Schoondermark (wethouder)Van de commissie is nog geen voorstel daaromtrent. Ik kan mij voorstellen dat de heer Dijkstra zegt: Waar blijft de zweminrichting?, maar nu hangt het maar van den Raad af, hoe deze er over denkt. Als de Raad denkt dat er ook meteen een zweminrichting moet komen, dan moet hij daartoe opdracht aan de commissie voor de badinrichting verleenen, dan moet deze ook opdracht krijgen om te komen met een plan voor een zwemin richting. Anders toch krijgen we één college dat zich bezig houdt met het onderzoek naar een badinrichting en één voor een zweminrichting. Als de heer Dijkstra zoo goed wou zijn, zijn voorstel in dien geest te wijzi gen, dat men een toestand kreeg dat de commissie voor de badinrichting ook het onderzoek kreeg naar een zweminrichting, dan kon men veel sneller werken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kan niet anders zeggen dan dat zij het plan van den heer Dijkstra om voor een zweminrichting een commissie te benoemen of aan Burgemeester en Wethouders op te dragen met voorstellen daaromtrent te komen, van harte toejuicht. Nu de plannen voor 2 badinrichtingen reeds in bewer king zijn, komt in de eerste plaats een zweminrichting in aanmerking. De heer Visser meent dat het bezwaar van den heer Schoondermark wel kan worden ondervangen door de bestaande commissie opdracht te geven ook dit plan in studie te nemen. De opdracht der commissie betreft nu alleen een badhuis, maar als de commissie van den Raad de verklaring krijgt dat zij zich niet alleen moet beperken tot een badhuis, maar ook in studie moet nemen wat de heer Dijkstra voorstelt, n.l. een zwem en badinrichting of een zweminrichting, dan wordt daarmee aan de bestaande commissie een andere taak opgedragtn en dan is het niet noodig aparte commissies te nemen voor een zweminrichting en voor een badin richting. Het bezwaar is dus te ondervangen door de commissie een andere opdracht te geven. De heer Schoondermark (wethouder) Dat zég ik. De Voorzitter wil het voorstel-Dijkstra in stemming brengen. De heer Tulp: Is het dan de bedoeling dat Burge meester en Wethouders met plannen komen en tevens de oude commissie wordt begraven? De Voorzitter: Ik heb niets anders dan het voorstel- Dijkstra, dat luidt als volgt: „Ondergeteekende stelt voor Burgemeester en Wethouders uit te noodigen een onderzoek in te stellen omtrent de oprichting van een zwem- of zwem- en badinrichting en zoo spoedig mogelijk ge gevens den Raad aan te bieden." De heer Tulp: Er zullen dan dus twee colleges zijn die in die richting werken: Burgemeester en Wethou ders en de commissie ad hoe. De heer Visser wil even motiveeren, waarom hij tegen zal stemmen. Hij zal dit niet doen op grond daarvan, dat hij tegen een zwemschool is, maar hij wenscht geen sanctie te verleenen aan het bestaan van twee commis sies n.l. de commissie, die door den Raad is benoemd en de commissie van het college Men kan moeilijk aan die twee commissies eenzelfde opdracht geven. Op grond daarvan zal spreker zich tegen het voorstel-Dijk stra verklaren. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Dijkstra wordt met 12 tegen 11 stem men aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Zandstra, Dijkstra, Schaaf- sma, Collet, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tiemersma, O. F. de Vries, Molenaar, IJ. de Vries, De Boer, Jansen en Koopal. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Dijstra, Van der Werff, Postma, Tulp, Oosterhoff, De Vos, Van Weideren baron Rengers, Schoondermark en Fransen. De beraadslagingen worden heropend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent dat het bij de uitdrukking „een onderzoek in te stellen" toch niet uitgesloten is, dat Burgemeester en Wethouders in overleg treden met de bestaande commissie. De Voorzitter: 't Moet eerst blijken of Burgemeester en Wethouders bij dezen stand van zaken de uitnoodi- ging wel zullen aannemen. De beraadslagingen worden gesloten. VI. De Voorzitter kan den Raad nog meedeelen, dat bij het begin der vergadering nog is ingekomen de vol gende vraag van den heer Jansen: „Ondergeteekende verzoekt enkele vragen tot Bur gemeester en Wethouders te mogen richten inzake het verkeerspunt Wortelhaven-Voorstreek". Spreker stelt voor om, indien de Raad verlof verleent tot het stellen dezer vragen, deze dan thans aan de orde te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De interpellatie wordt geopend. De heer Jansen kan zeer kort zijn. Bij de behandeling der begrooting in 1919 heeft hij er reeds op gewezen dat een zeer druk en gevaarlijk punt in onze stad is het punt Wortelhaven-Voorstreek, waar herhaaldelijk onge lukken voorkomen, niet alleen doordat van de gewoonte om rechts te houden wordt afgeweken, maar ook omdat er dikwijls een te scherpe bocht wordt genomen. Nu is men eenigen tijd geleden op Vrijdag daaraan tegemoet gekomen, door daar een verkeersagent neer te zetten en, naar spreker hoort, is daar ook op andere dagen op die manier aan tegemoet gekomen. Zoo staat daer nu dan den geheelen dag een agent met de handen in de hoogte, om den menschen den weg te wijzen. Dit kan gemakkelijk worden ondervangen, wanneer men op die plaats een vluchtheuveltje maakt, met een lan taarn er op, omdat de verlichting op dit punt ook wel iets te wenschen overlaat. Door daar een lantaarn met een vluchtheuveltje te plaatsen zou aan den noodtoe stand op dit punt een einde worden gemaakt. Het ge beurt nu nog dat b.v. een trouwstoet dwars komt te staan voor een inrijdende auto, de paarden loopen tegen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 5