160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1921.
er op een gegeven moment een groot aantal rijtuigen,
fietsen en voetgangers verwerkt moet worden, nadaf
deze elkaar van weerskanten over den overweg zijn
gepasseerd. Het gaat nu niet zoozeer over de menschen
die van uit de stad komen naar den overweg, dat is
de gewone stroom, doch van den overkant krijgt men
in den regel een drukkere stroom en aangezien deze
menschen er in 't algemeen vermoedelijk het meest aan
zullen hebben, wanneer zij direct aan den rechterkant
kunnen gaan loopen, hebben Burgemeester en Wethou
ders daar dus aan den rechterkant, als men de stad
inkomt een breed trottoir gedacht, waar men veilig
kan loopen. Zij hebben gemeend, dat dit trottoir vol
doende was. Er komt nog bij dat, indien er ook aan
den anderen kant een trottoir is, men natuurlijk de
kans heeft dat, omdat men een grooten toevloed heeft,
de menschen op het linksche trottoir gaan loopen. Dat
is natuurlijk niet goed, men dient zooveel mogelijk
rechts te houden, doch als men een grooten toevloed
heeft, dan tracht ieder zich zoo gauw mogelijk in veilig
heid te brengen en zoodoende zal men dan ook op het
linksche trottoir gaan loopen. Daarbij komt dan nog
dat men aan het eind van dit trottoir als het ware in
eens midden in de wereld staat. Men staat dan aan den
verkeerden kant van het pleintje. Daarom zal de rech
terkant breeder worden gemaakt en wenscht het college
geen gelegenheid te geven om aan den linkerkant te
gaan loopen.
Ten aanzien van de kwestie, welke de heer Rengers
in 't midden brengt, zou het 't beste wezen, dat men
overal de straten, die tusschen twee smalle punten lig
gen, maar ging versmallen, opdat de voertuigen elkaar
nergens zouden kunnen passeeren en zij steeds achter
elkaar zouden moeten rijden. Dat is echter het systeem
niet. De heer Rengers wil de moeilijkheden wel bestrij
den, maar dan ook de smalle punten breeder maken.
De Wirdumerpoortsbrug is te smal, dat is waar, maar
de brug is nog goed. Als zij nog gemaakt moest worden,
zou men ze zeker veel breeder maken. De overweg is
ook een zeer groote hinderpaal. Het zijn twee vervelende
punten voor het verkeer, doch ze zijn er nu eenmaal en
nu kan men het betreuren, dat ze er zijn, maar zegt men
nu dat men het stuk daartusschen ook smaller moet
houden, dan zijn er meer punten in de stad, die men
smaller moet maken. Dan kunnen de voertuigen steeds
achter elkaar blijven, doch of dit de juiste oplossing is,
wenscht spreker te betwijfelen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op dat de
Voorzitter het doet voorkomen alsof het meeste verkeer
plaats heeft van de Schrans naar de stad. Maar het zal
ook wel eens anders zijn, dat er meer verkeer is van
de stad naar de Schrans. En dan voorziet spreekster
moeilijkheden met links en rechts wanneer het verkeer
heelemaal wordt geleid over het linkertrottoir, terwijl
wanneer men aan den rechterkant van de brug komt,
de overgang aan den rechterkant is.
De Voorzitter zegt dat mevrouw Buisman volkomen
gelijk had, wanneer er een voetbrug over den overweg
was. Dan konden de menschen, die van weerskanten
komen, ieder voor zich rechts houden en elkaar onge
hinderd passeeren. Maar wat is hier het geval? Men
heeft er voortdurend een niet zoo'n drukken stroom van
menschen van en naar de stad. Op een gegeven moment
echter gaan de boomen dicht, zoodat de stroom uit de
stad voor de boomen moet blijven staan en die uit de
Schrans aan den anderen kant en zoodoende krijgt men
daar een opeenhooping van menschen. Gaan de boomen
nu open, dan passeeren de groote massa's menschen
elkaar daar. Terwijl de kalme stroom uit de stad aan
houdt, moet plotseling een groote menigte naar de stad.
Dat is de reden voor het breede trottoir aan den eenen
kant.
De heer Jansen wou even een vraag doen ten aanzien
van het voorstel-De Boer. Wanneer men een trottoir
krijgt aan de rechterzijde, komt dit trottoir dan niet
eenigermate te liggen vóór den overweg, wegens de
bocht die de weg daar maakt?
De heer De Boer gelooft dat toch feitelijk de stroom
van de stad naar de Schrans even groot is als die van
de Schrans naar de stad. Bovendien krijgt men dezelfde
geschiedenis bij de Wirdumerpoortsbrug. Vandaar dat
spreker het noodzakelijk vindt dat de door hem voor
gestelde verbetering er ook komt.
De Voorzitter wil dan nog opmerken dat het van alle
menschen, die voor den stadskant van de brug staan,
niet zeker is, dat zij doorgaan naar den overweg. Een
zeker aantal personen gaat naar het station, anderen
naar de Willemskade, den Grachtswal enz. en enkelen
gaan naar den overweg.
De heer Berghuis (wethouder) zou er nog graag op
willen drukken, dat de stroom, die op het trottoir komt,
niet halfweg mag vastloopen, waar de lantaarn staat.
Zij zal zich dan in de open ruimte moeten verspreiden.
Daarom heeft het Burgemeester en Wethouders wen-
schelijk geleken van de stad af aan den linkerkant het
trottoir zoo breed te maken dat er een dubbele stroom
van menschen kan passeeren, omdat zij liefst aan den
anderen kant geen passage willen hebben.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement-De Boer wordt met 17 tegen 3
stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Jansen, De Boer en Mole
naar.
Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Van der
Werff, Dijkstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de
heeren O. F. de Vries, Oosterhoff, Berghuis, Tulp, Vis
ser, IJ. de Vries, Zandstra, Van Weideren baron Ren
gers, Tiemersma, Koopal, Postma, De Vos en Schoon-
dermark.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 14 tegen 6 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Van der Werff, Jansen,
Dijkstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de hee
ren O. F. de Vries, Berghuis, De Boer, Tulp, IJ. de Vries,
Zandstra, Tiemersma, Koopal, Molenaar en Schoonder-
mark.
Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Oosterhoff,
Visser, Van Weideren baron Rengers, Postma en De Vos.
7. (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hun een crediet te verleenen om ter
verbetering van het verkeer aldaar wijziging te brengen
in de bestrating voor het beurs- en waaggebouw.
Dit voorstel luidt als volgt:
Toen in het begin van dit jaar, met het oog op de
werkloosheid, verschillende werken werden ter hand
genomen, werd dezerzijds de Directeur der Gemeente
werken gewezen op de wenschelijkheid verandering te
brengen in htt bestaande terrein vóór het beurs- en
waaggebouw, teneinde alsdaar een betere gelegenheid
te geven voor de passage. Voor het drukste gedeelte
van de stad, waar bovendien dikwijls door het open
staan van de Wirdumerpoortsbrug' eene opstuwing van
rijwielen, auto's, rijtuigen en voetgangers plaats heeft,
is de straat veel te nauw. Eene groote verbetering is
te verkrijgen door het terugbrengen van het trottoir
aan de westzijde van de straat tot aan de twee vóór
de beurs aanwezige grasperken. Het trottoir komt dan
ongeveer in het verlengde van dat langs de huizen aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1921. 161
den Wirdumerdijk of van den vluchtheuvel tegenover
Amicitia. De rondom bedoelde perken liggende grind-
gedeelfen kunnen worden vervangen door eene be
strating in klinkers, waarvan een gedeelte is te ver
krijgen uit die, welke door de verbetering zelve ter
plaatse vrij komen. De Directeur der Gemeentewerken
begroot de kosten hiervan op 6300.
Wij hebben de eer U voor te stellen ons voor de
uitvoering van de gedachte verbetering een crediet
van 6300.toe te staan.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff zal tegen dit voorstel stemmen op
grond van de opmerking, zoopas door den heer Rengers
gemaakt. Het wil ook hem voorkomen, dat, wanneer
men den weg verbreedt men het verkeer daar nog
moeilijker maakt. De Voorzitter heeft zoopas wel gezegd
dat toepassing van dit systeem zou meebrengen dat
men alle straten, die op een smaller punt uitloopen,
zou moeten versmallen en dat zou ook volkomen juist
zijn, wanneer er altijd gedrang was. Dat blijkt ook wel
uit het feit dat men bij den ingang van schouwburgen
tourniquets en loopings plaatst. Als er dus voortdurend
gedrang was, dan zouden dergelijke straten zeer zeker
wel versmald mogen worden. Ómdat dit echter niet
altijd het geval is, is dit niet de weg, maar moet gelet
worden op de behoeften voor het normale verkeer.
Wat het in bespreking zijnde punt nu betreft, als de
brug dicht is, is daar voldoende ruimte voor het ver
keer en is verandering dus overbodig. Spreker pas
seert er dagelijks vier maal, maar het is hem nog nooit
voorgekomen, als de brug gesloten was, dat het ver
keer werd bemoeilijkt. Alleen als de brug open is krijgt
men natuurlijk aan beide zijden een opeenhooping.
Spreker heeft nog een ander bezwaar, n.l. uit een
aesthetisch oogpunt. Als dit plan wordt uitgevoerd, dan
zal men daar een zeer leelijke toestand krijgen. De brug
ligt nu tegenover de as van de straat, maar gaat men
nu den linkerkant van de straat verbreeden, dan komt
de brug dwars voor de as van de straat te liggen. Hier
door ziet spreker aankomen dat men in minder dan geen
tijd zal trachten ook den anderen kant van de straat
achteruit te brengen, om de symmetrie te herstellen.
Met deze kosten is men er dus niet af, maar men zal
nog meer kosten moeten gaan maken en het plantsoen
moeten ontsieren. In dit verband zou spreker aan Bur
gemeester en Wethouders willen vragen of deze het niet
gewenscht achten, dat dergelijke dingen, die met het
stadsschoon hebben te maken en waardoor dit dikwijls
veel leelijker wordt gemaakt, zooals ook het wagenplein,
dat practisch zeer geschikt is, maar zeker geen ver
fraaiing van de stad mag heeten, doch integendeel dit
stadsgedeelte ontzettend veel leelijker heeft gemaakt,
aan de schoonheidscommissie om advies worden gege
ven. Een eenvoudige gevelwijziging krijgt deze com
missie wel onder de oogen, maar met dergelijke dingen
wordt zij gepasseerd. Spreker zou dan ook dit voorstel
nog gaarne bij de schoonheidscommissie aan de orde
willen stellen.
Verder heeft spreker nog een enkel woord aan het
adres van den Burgemeester en den heer De Boer.
Dezen hebben gezegd, dat zij gaarne het voorbeeld van
onze voorouders willen volgen en dat, wanneer men zou
doen, wat zij hebben gedaan, men nog voor andere uit
gaven zou komen te staan. Spreker veronderstelt echter
dat dit wel het eenige is waarin de heer De Boer hun
voorbeeld zou willen volgen. En dan zou spreker den
heer De Boer de vraag willen stellen of hij er zoo zeker
van is, dat onze voorouders hun heel royale uitgaven,
waarvan de heer De Boer het voorbeeld wil volgen en
waarvoor zij werkelijk prachtige gebouwen hebben ge
sticht, zouden hebben besteed in tijden als nu. Zij zou
den dan zeer zeker verstandiger zijn geweest en in der
gelijke tijden de door spreker aanbevolen zuinigheid
hebben betracht.
Er komt voor spreker, als bezwaar tegen dit voorstel,
nog bij, dat men binnen zeer korten tijd het geld voor
eenzelfde doel, dus voor bestrating, veel nuttiger kan
besteden. Spreker heeft dit niet uit zichzelf hij is niet
deskundig maar hij heeft van zeer deskundige zijde
vernomen, dat zeer veel nieuw aangelegde straten al
reeds aan een nieuwe bestrating toe zijn, doordat het
materiaal zoo slecht is, dat de straten de minste aan
raking met wagenwielen al niet meer kunnen doorstaan.
Voor die nieuwe straten zou spreker nu dit geld dispo
nibel willen houden.
De heer Tulp juicht, in tegenstelling met den heer
Oosterhoff, dit voorstel ten zeerste toe. De heer Ooster
hoff passeert daar dikwijls, doch spreker ook en hij moet
verklaren dat, wanneer de brug geopend is, de weg daar
zijns inziens veel te smal is voor het drukke verkeer,
dat daar heerscht. Op grond daarvan kan spreker dan
ook in het voorstel mee gaan.
De heer O. F. de Vries (wethouder) wenscht even
enkele opmerkingen van den heer Oosterhoff te weer
leggen, in de eerste plaats wat betreft het technische
bezwaar, dat wanneer het trottoir wordt teruggelegd,
de as van de brug niet precies in de as van de straat
komt te liggen. In het college is hierover ook gesproken,
maar daar is de zaak niet opgelost, omdat de Wirdu
merdijk niet recht voor de brug ligt. Wanneer men dus
al het trottoir aan de zijde van het park ook terug legt
komt nog nooit de as van de brug in de as van den
Wirdumerdijk te liggen.
Wat de aesthetische kwestie aangaat, het punt is
niet bij de schoonheidscommissie geweest. Ook daar
over is in het college gesproken. Over 't algemeen is er
geen bezwaar tegen dat de schoonheidscommissie
wordt geraadpleegd, maar men weet dan eenvoudig niet
hoever dat gaat. En vooral, omdat het hier slechts een
gewone verstrating betreft, is de zaak niet aan de
schoonheidscommissie voorgelegd.
In het laatste van zijn redeneering heeft de heer
Oosterhoff gezegd, dat hem van zeer deskundige zijde
was opgemerkt, dat binnenkort zeer veel geld noodig
zou zijn voor nieuwe straten, omdat deze zijn aange
legd van zoo slecht materiaal, dat er binnenkort ander
materiaal in moest. Spreker wil de heer Oosterhoff nu
vriendelijk verzoeken de namen van deze straten te
noemen, dan kan de zaak onderzocht worden. Aan zoo'n
algemeene opmerking, als de heer Oosterhoff maakte,
heeft de Raad en de gemeente niets.
De heer Oosterhoff merkt op dat de wethouder zegt
dat het niet mogelijk zal zijn de bestrating zoo te maken,
dat de brug recht voor den Wirdumerdijk komt. Dat is
het echter niet, wat spreker vraagt; hij begrijpt heel
goed dat men van den Wirdumerdijk, die aan twee
kanten bebouwd is, niet den eenen kant zoo kan ver
plaatsen, dat de as van den weg tegenover de brug komt
te liggen. Maar het gaat hier om het gedeelte, dat voor
de Beurs ligt en dat gedeelte ligt wel ongeveer in de
as van de brug, het mag dan iets schelen, maar hin
derlijk voor het oog is het niet. Wanneer men nu aan
één zijde het trottoir daar eenige meters terug legt zal
dat zeer in het oog loopen en zal iedereen er aanmer
kingen op maken.
Dan heeft de wethouder gezegd dat men hier eigen
lijk te doen had met een gewone verstrating. Als men
de zaak zoo opvat, dan behoeft zij niet aan het oordeel
van de schoonheidscommissie te worden onderworpen.
Spreker beschouwt het echter heel anders, n.l. als een
verlegging van de straat, waardoor men een geheel
andere toestand krijgt als op het oogenblik. Hij zou
zeggen dat, waar dit werkelijk een kwestie is van
aesthetica, er alle reden voor is om de schoonheids-