218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juli 1921
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juli 1921. 219
wel eens apart zitten. Men voelt iederen dag de moei
lijkheid van met veel anderen in een beperkte ruimte te
zitten, waar dan ook nog publiek binnen komt. Men
voelt, dat kan niet goed werken op de volvoering van
het werk. Aan vrij en rustig werken kan men niet toe
komen, dat is de klacht van veel afdeelingen. 't Is een
eigenaardig feit, maar het stadhuis, zooals 't nu is, is
eigenlijk zeer onpractisch ingericht. En zou men dat
willen veranderen, dan schendt men 't heele eigenaar
dige van het stadhuis.
Men kan te weinig profijt trekken van de bovenver
diepingen voor de secretarie. Men heeft boven wel veel
ruimte, maar dat is onpractische ruimte. De kamer van
den burgemeester is veel te groot. Het z.g. blanke ruim
is veel te groot en kan eigenlijk alleen voor wachtkamer
gebruikt worden. De vertrekkamer is ook te groot en
eigenlijk voor zeer weinig doeleinden te gebruiken.
Maar dat is nu eenmaal zoo en de eigenaardigheid
van het oude stadhuis zou men weg nemen als men dat
ging veranderen, stel dat dit technisch mogelijk was.
Voorts is er boven in het stadhuis, behalve het archief,
nog een heel klein hokje, waar twee diensten bij elkaar
zijn ondergebracht. Kortom het lijkt wel veel, maar door
al die beperkte ruimte kan de dienst niet zoo loopen als
men wel wenscht. Daar komt bij dat ook het politie
bureau te klein is. Spreker hoopt niet dat de heeren
daar bekend zijn, maar anders kunnen ze als gast van
den Commissaris wel eens een kijkje nemen. En ze
zullen dan zien dat verbouw geen overdreven luxe is.
Ging men een nieuwen vleugel bouwen en daar ook de
dienst der secretarie onderbrengen, dan was 't de vraag
of men ruimte voor alles had.
Spreker geeft daarom den Raad in ernstige overwe
ging de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
(de punten 1 en 2 zijn reeds aangenomen) aan te nemen.
De heer Postma vraagt of hij goed verstaan heeft, dat
de dienst van de gemeentereiniging voorloopig zal blij
ven ondergebracht op het Schavernek. In het rapport
van den directeur der gemeentewerken hebben we toch
kunnen lezen dat ook voor de kantoren der reiniging
een andere plaats zal moeten worden gezocht.
De Voorzitter: U vindt het antwoord op het plan van
de verbouwing. Daar kunt IJ zien dat op het plan
omtrent 't gebouw-Weidema geprojecteerd zijn in den
rechterbovenhoek kantoren voor de reiniging.
De heer Oosterhoff: U begon, Mijnheer de Voorzitter,
met te zeggen, dat het denkbeeld, dat ik even geopperd
heb (ik heb geen voorstel gedaan) een hulpmiddel, ja,
een lapmiddel was. Die kwalificatie neem ik over, maar
ik vestig er de aandacht op, dat U ten slotte toch hebt
meegedeeld, dat die lapmiddelen uitvoerbaar zijn, dat
het zoo zou kunnen. Alleen 't was niet afdoende, niet
naar de eischen van den tijd, niet behoorlijk. Daaruit
blijkt wel volkomen duidelijk het verschil in standpunt
tusschen U en mij. Ik meen, dat wij niet te vragen
hebben in dezen tijd, is het afdoende, naar de eischen
van den tijd en behoorlijk, maar dat wij alleen te vragen
hebben: kan het? En waar U toegegeven hebt dat het
kan, daar meen ik, dat wij verplicht zijn het te doen,
wachtend op betere tijden. Wij kunnen niet eischen, dat
alles zij naar de eischen des tijds, behoorlijk en afdoende,
maar wij moeten overwegen of niet met andere middelen
een oplossing is te vinden, middelen die ik heb aange
geven of andere.
De heer Jansen constateert dat men hier twee stand
punten hoort verdedigen. Spreker zou nu graag van het
college van Burgemeester en Wethouders cijfers ont
vangen omtrent de kosten van 't plan van Burgemeester
en Wethouders en cijfers omtrent de kosten van het
hulpmiddel van den heer Oosterhoff. Door vergelijking
van die cijfers zou het nemen van een besluit verge
makkelijkt worden.
't Kan met die hulpmiddelen; nu is 't voor spreker
maar de vraag, wat kosten die hulpmiddelen. Is het
verschil groot, of niet? Spreker bedoelt cijfers niet op
een dubbeltje nauwkeurig, maar globale cijfers.
De heer Fransen stelt vast, dat hij niet heeft beweerd,
dat in 't nieuwe gebouw, naar 't plan van 1909, alles zal
kunnen worden ondergebracht, ook het politiebureau.
Er is bij die plannen, meent spreker, ook sprake van een
afzonderlijk politiebureau, 't Komt spreker voor, dat als
t blijkt dat het politiebureau daarin niet kan worden
ondergebracht, dat men dan de diensten in dien nieuwen
vleugel bergt, die men meent dat er wel in kunnen.
De wethouder zei op de vergadering van de Com
missie voor Openbare Werken, dat die vleugel veel te
klein was, doch de directeur van gemeentewerken be
aamde sprekers opmerking, dat dit zonder onderzoek
niet te zeggen was. 't Leek hem vreemd toe, en spreker
gelooft ook dat in die ruimte van 3 maal 720 M-. heel
wat onder te brengen is, zonder dat men zelfs gaat tot
de hanebalken.
Wat het bestaande raadhuis betreft, dat zal naar de
behoefte van vroeger wel practisch zijn ingericht, maar
men heeft er nu al 50 jaar mee gesukkeld, 't Is nu veel
te klein. Laat men nu een gebouw maken, waarmee men
in de eerste honderd jaar toe kan. Alle andere oplos
singen blijven hulp- en lapmiddelen, die toch veel geld
kosten.
Indertijd heeft men b.v. voor de bodenkamer een stuk
van een kantoor afgenomen. Dat zal nu weer veranderd
worden. Dat brengt telkens kosten mee. Is het nu dat
men eiken dag naar meer ruimte uitziet en moeten er,
wat te denken is, nog wel eenige jaren verloopen, voor
de nieuwe stadhuisvleugel er is, dan is spreker niet
tegen een tijdelijke voorziening. Met dit voorstel, zooals
het is ingediend, kan spreker evenwel nog niet meegaan.
De opgaaf van kosten ontbreekt ook in het voorstel sub
4. Men weet op geen stukken na wat uitgaven er mee
gemoeid zullen zijn.
De lieer De Boer merkt op, dat de kiem van het be
toog van de heeren Oosterhoff en Dijstra was „zuinig
zijn". Dat kan ook spreker onderschrijven. Ook de
5. D. A. P. staat op het standpunt, dat in het econo
mische leven de grootste zuinigheid moet worden be
tracht. Maar 't blijkt dat af en toe van de andere zijde
men een anderen kijk heeft op wat „zuinig zijn" is, dan
sprekers partij. Spreker wil daar niet te zeer op ingaan,
maar ter kenschetsing van wat hij bedoelt, wil hij toch
even herinneren aan wat de heer Dijstra zei: „wij moeten
ons behelpen, zooals ieder burger zich behelpen moet".
Nu meent spreker, dat dat behelpen meer kost dan het
stichten van gebouwen waarin men zich niet behoeft
te behelpen. De heer Dijstra wil zuinigheid met het
materiaal, spreker wil zuinig zijn met de arbeidskracht
die met en in het materiaal moeten werken.
De heer Fransen heeft er reeds op gewezen dat met
het opbouwen en dan weer afbreken heel wat geld
verloren gaat, spreker voegt hieraan toe, dat het on
noemelijk veel geld kost, als de dienst niet goed kan
functionneeren, als de een den ander in den weg loopt,
als de zaken niet goed op te bergen zijn en dus moeilijk
weer te vinden.
Wie deze plannen van Burgemeester en Wethouders
bekijkt uit een oogpunt van langeren tijdsduur dan
van het moment, die zal erkennen, dat deze plannen
voor de gemeente en de gemeenschap het voordeeligst
zijn.
De Voorzitter merkt op, dat hij wel van lapmiddelen
gesproken heeft, ten aanzien van de opmerkingen van
den heer Oosterhoff, maar over behoorlijke lapmiddelen
sprak hij niet. Wel kon men met die middelen den dienst
gaande houden, maar niet. behoorlijk. Dat blijkt reeds
hieruit dat het gebouw Raadhuisplein 30 zeer klein is,
terwijl de oude leeszaal voor secretariedoeleinden niet in
aanmerking komt, omdat Gemeentewerken ook reeds
uit zijn gebouw puilt en dan die ruimte noodig in be
slag moet nemen.
't Is zeer juist gezien dat men met die te weinige
mimte een dure administratie krijgt, en wat de kosten
van de hulpmiddelen betreft, dat is niet wel op te geven,
omdat Burgemeester en Wethouders onder oogen heb
ben gezien wat noodig is.
Natuurlijk, men kan zich er altijd uitredden. Men
kan altijd onderdak vinden, 't is maar de kwestie of die
plaats geschikt is en past in het geheel.
Den heer Fransen begreep spreker niet recht. Dat
zal wel aan spreker liggen, maar hij begreep dat de
heer Fransen niet alleen een nieuw stuk bij het stadhuis
wil, maar ook een nieuw politie-bureau zelfstandig.
Men moet niet vragen wat dat zal kosten. Dat komt
veel hooger dan de voorstellen van Burgemeester en
Wethouders.
Wat de kosten van deze voorstellen zullen zijn, dit
staat in de stukken. Voor het stadhuis zal 't een
31,000.zijn, voor het politie-bureau globaal
175,000.Wat aangaat het gereedmaken van het
bestaande politiebureau tot afdeeling van de secretarie,
daar zijn geen cijfers van gegeven, maar dat betreffen
ook slechts zeer kleine wijzigingen. Er behoeft
weinig te worden verbouwd, omdat de tegenwoordige
indeeling gehandhaafd kan blijven. Voor een 10,000.
kan dat worden bezien. Spreker herhaalt dus dat de
cijfers in 't voorstel staan, 't Is precies uitgerekend, en
men kan dus direct over het principe gaan stemmen.
De heer Fransen zegt, dat de Voorzitter zijn bedoeling
zeer goed heeft begrepen. Als het politie-bureau er uit
moet, dan zou dit kunnen geschieden. Dan behoeft men
althans het huis op het Schavernek niet te gebruiken.
Is het noodig dat men voor een korten tijd bij wijze
van behulp elders onderdak zoekt, dan kan spreker zich
daarbij neerleggen, maar anders staat spreker een defi
nitieve oplossing voor. Dat is ook meer in het belang der
bedrijven, want anders kan men over enkele jaren toch
weer. Voor 8 jaar is er ook 40,000.voor bureau
ruimte uitgegeven, en nu moet dit alles toch weer
onderstboven. Zoo blijft het sukkelen, en dan is 't beter
om in eens maar een belangrijk bedrag er voor te be
steden, om 't direct goed te doen.
De Voorzitter: Maakt U daar een voorstel van?
De heer Fransen: Ja, als Burgemeester en Wethouders
het denkbeeld niet overnemen.
De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders meenen
dat dit voldoende is.
De heer De Vries (wethouder), merkt op, dat bij een
verbouwing van het stadhuis ook nog een nieuw politie
bureau noodig is. Men heeft dus evengoed de kosten,
die op 170,000.globaal geraamd zijn. En voor een
nieuwen vleugel van het stadhuis mag globaal wel 4
ton geraamd worden, dat is dus niet goedkooper.
De heer Fransen: En die 7 ton voor het abattoir.
De heer De Vries (wethouder)Dat heeft hier niets
mee te maken. Wat betreft de verbouwing van het stad
huis, volgens 't idee van den heer Fransen, spreker
betwijfelt dat de dienst van gemeentewerken daarin ook
ZOU zijn onder te brengen. In 1909 is een plan gemaakt,
berekend op het personeel van toen, maar sindsdien is
het geheele personeel erg toegenomen. Er is dus groot
gevaar dat het nieuwe gebouw dan toch weer over
bevolkt zal zijn. Wat de verbouw van 't hotel Weidema
aangaat, de kosten daarvan zijn niet zoo groot; mocht
het al blijken dat die ruimte later niet behoeft te worden
gebruikt, dan heeft men daarvoor dan ook een gebouw,
'lat zijn kosten we! weer zal opbrengen.
Tusschen den heer Fransen en Burgemeester en Wet
houders is enkel dit groote verschil, dat de heer Fran
sen er nu maar flink wil inhakken, terwijl Burgemeester
en Wethouders het zoo zuinig mogelijk willen over
leggen, om misschien na enkele jaren te komen met
grooter plannen.
De heer Fransen: 't Is mij onbegrijpelijk, dat men
er zoo over denkt, dat gemeentewerken geeen plaats
zal kunnen vinden in den nieuwen stadhuisvleugel.
Wat moet de secretarie dan toch beginnen met dat
rechtsche gedeelte, 't oude politie-bureau, dat er dan
nu zou bijkomen?
Spreker zegt niet, dat het politie-bureau er niet in
kan. Men krijgt een ruimte van 3 maal 700 M2., dat
maakt toch een belangrijk groot verschil met thans.
De Voorzitter: Maakt U er een voorstel van?
De heer Fransen: Ja, ik stel voor, dat de Raad Bur
gemeester en Wethouders verzoekt, plannen te ont
werpen voor de uitbreiding van het stadhuis, waarin
kunnen worden ondergebracht die diensten, welke zij
denken dat daarin kunnen plaats vinden.
De Voorzitter U wijzigt nu uw voorstel weer. Ik
meende dat U een apart politiebureau bedoelde.
De heer Fransen: Neen, dat was mijn bedoeling niet.
Ik durf niet zeggen dat of dat kan er niet in. Ik wil een
onderzoek.
De Voorzitter: U zegt: „alles wat daarin kan worden
ondergebracht", U bedoelt natuurlijk de geheele ruimte
tusschen St. Jacobsstraat en Hofplein.
De heer Fransen: Natuurlijk, de huizen hooren er ook
bij-
De Voorzitter: En daarnaast een nieuw politiebureau?
De heer Fransen: Als 't blijkt dat het er niet in kan,
dan ja.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Fransen wordt verworpen met 22 tegen
3 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Postma, Fransen en IJ. de
Vries.
Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Van Weideren
baron Rengers, Van der Werff, Lautenbach, Tiemersma,
Tulp, Jansen, Koopal, Dijstra, Visser, Collet, De Boer,
B. Molenaar, O. F. de Vries, Berghuis, Dijkstra, M. Mo
lenaar, Zandstra, De Vos, Cohen, Muller en mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
in stemming gebracht en verworpen met 14 tegen 11
stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Tiemersma, Koopal, Collet,
De Boer, B. Molenaar, O. F. de Vries, Berghuis, Dijkstra,
M. Molenaar, Zandstra en Muller.
Tegen stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi
en de heeren Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers,
Van der Werff, Lautenbach, Postma, Tulp, IJ. de Vries,
Jansen, Dijstra, Fransen, Visser, De Vos en Cohen.
14 Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders om hun voor de inrichting der bestaande
schoolgebouwen voor openbaar lager onderwijs tot
kleinere scholen een crediet te verkenen bijlage no. 34).