328 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. griffie heeft aangehaald. Sprekers amendementen, toen niet eens zoo hoog als deze voorstellen, werden toen zelfs niet ondersteund. Het college heeft dus bij de vorige herziening inconsequent gehandeld. Nu wordt door het college, om de billijkheid te betrachten, meer voorgesteld dan toen spreker de billijkheid wou be trachten. Spreker heeft toen verschillende gemeenten tegenover Leeuwarden gesteld en heeft ook de sala rissen bij de provinciale griffie eenigszins als leiddraad gebruikt. Hij heeft er op gewezen dat men het over- loopen van geschoold personeel moet tegengaan. En nu krijgt men dit eigenaardige dat 3 heeren, n.l. de Voor zitter en twee wethouders en ook de Secretaris die groote onbillijkheden ook gaan voelen. Door spreker zijn ze het vorige jaar met kracht en klem naar voren gebracht; hij heeft verschillende plaatsen als Amers foort, Apeldoorn, Deventer, Enschedé, enz. bij zijn amendementen genoemd. Men kan het in het verslag controleeren. Doch toen is er met geen enkel woord door anderen van onbillijkheid gerept. Toen is door spreker inderdaad een gezonde lijn gevolgd; hij heeft niet alleen voor het secretarie-personeel maar over de geheele lijn een billijke verhooging willen doorvoeren. Het is dan ook billijk, wat Burgemeester en Wethouders voorstellen, tegenover de betrokken ambtenaren, maar het is onbillijk tegenover de andere ambtenaren, die belangrijk ten achter worden gesteld. Op grond daarvan meent spreker dat het college op dit voorstel terug moet komen, deze heele zaak niet partieel maar in haar geheel aan de orde moet stellen en haar daartoe eerst nog ernstig onder de oogen moet zien. De heer Collet wenscht naar aanleiding van de woorden van den Voorzitter te herhalen, dat hij uit drukkelijk heeft gezegd, dat hij salarissen van 3800. en 4000.niet met 500.wenscht te verhoogen. Dat spreker den financieelen toestand heeft aangehaald, is zijns inziens zeer terecht, omdat menschen met een 30.inkomen hier nog een 50.belasting moeten betalen. Spreker is niet bereid om ambtenaren met 3800.en 4000.inkomen er nog 500.bij te geven, zoolang de toestand van de gemeente-financiën zoo is. De heer Jansen: 't Is hun verleden jaar onthouden, dat is de toestand. De heer Visser wenscht nog enkele woorden te zeggen naar aanleiding van het schaalsysteem. Er wordt ge zegd dat dit niet is ingevoerd, laat men dan aan dat systeem een anderen naam geven. Maar er is toch dat weten de leden van de vorige salariscommissie ook wel een geheel andere regeling getroffen; men heeft daarbij nog groote moeilijkheden gehad ten opzichte van de indeeling. Herhaaldeijk is er gezegd: welke groepen hooren bij elkaar, zijn die en die functie wel te vergelijken? Laat men het dan niet noemen een schaal systeem, spreker weet toch wel dat het systeem was een groepsindeeling van de verschillende functiën. Dit groepssysteem dan gaf aan dat de verhoudingen tus- schen de verschillende salarissen onderling zou moeten zijn, zooals de salaris-commissie het had uitgedrukt. Voor spreker geldt dan ook, dat, wanneer er wijziging komt in het salaris van een of meer groepen, de ver schillende andere groepen ook volgens den heer Berghuis mee omhoog moeten. Er is toch herhaal delijk in de salaris-commissie gezegd: begin niet met groep A of B, want dan is het gevolg dat ook in groep C of D verhooging moet plaats hebben. Men meende bij de vorige salarisherziening te moeten hebben een harmonisch geheel, waarbij de verschillende groepen in een zekere verhouding tot elkaar stonden. In de salaris commissie is dan ook herhaaldelijk het motief naar voren gekomen de heer Tulp kan dat ook getuigen i begint men met wijziging van de salarissen van de eene groep, dan zullen de andere groepen moeten volgen. De nieuwe leden zijn niet gebonden aan den opzet van dit plan de campagne. Maar de oude salaris-commissie weet toch dat het de bedoeling was dat men zou uitgaan van een nieuw systeem. Er is van verschillende zijden tegen dit schaalsysteem geageerd, maar de meerderheid der commissie heeft ten slotte gezegd: we zullen de groepsindeeling aanvaarden. En deze indeeling is door den Raad gesanctionneerd. Spreker vraagt nu: is het dan een feit dat er achter stand is of dat er een miskenning heeft plaats gehad bij het secretarie-personeel? Dat is indertijd ook niet gebleken bij de amendementen van den heer Jansen, zooals deze volkomen terecht heeft opgemerkt. Het is bij die groep uit het groepssysteem niet gebleken; als men dat destijds meende, had men het toch naar voren moeten brengen. Wat betreft de vergelijking met andere gemeenten, er kan wel eenheid zijn in titels en benaming van functies, maar het is daarmee niet bewezen dat voor eenzelfde titel in verschillende gemeenten dezelfde vaardigheid en capaciteiten worden vereischt. Dat dit niet het geval is, is spreker wel gebleken uit een onderhoud met de ambtenaren hier ter plaatse. Wanneer door spreker dan werd gezegd dat iemand met dezelfde titels in een andere gemeente minder ver diende dan te Leeuwarden, werd geantwoord dat in die gemeente niet werd vereischt, wat wel werd vereischt te Leeuwarden, om een gelijk betitelde functie te kunnen waarnemen. Men kan dus niet concreet alle waarde hechten aan een gelijk stel titels, maar men moet bij de beoordeeling van deze materie met de bestaande verhoudingen, die toch feitelijk historisch zijn gegroeid, rekening houden. De verhoudingen tusschen de andere salarissen en die van het secretarie-personeel zijn altijd geweest, zooals zij nu bestaan. Spreker ziet dan ook niet in, waarom men deze laatste zou wijzigen. De heer B. Molenaar wil ook nog enkele woorden zeggen naar aanleiding van hetgeen de Voorzitter heeft gezegd ten opzichte van de motie van den heer De Vries en spreker, aan het slot waarvan wordt voorgesteld dat deze salarisvoorstellen terug gaan en dat de geheele zaak wordt gebracht in een commissie voor georgani seerd overleg, om daarna opnieuw in den Raad te wor den besproken. Spreker wil op den voorgrond stellen dat, wanneer hier georganiseerd overleg bestond, den Raad een der gelijk product als dit voorstel niet was geworden, dat van het georganiseerd overleg niet zoo'n eenzijdig loonsvoorste! zou zijn ingekomen. De Voorzitter heeft zoopas ten opzichte van de motie gezegd: denk er om Raad, dat je, wanneer we straks georganiseerd overleg krijgen, niets meer te zeggen hebt, en hij meende daarbij te spreken in den geest van warme voorstanders van georganiseerd overleg. Nu wenscht spreker zich te ont poppen als een warm voorstander van georganiseerd overleg en nu geeft hij den Voorzitter tot op zekere hoogte toe dat er over loonbesluiten en arbeidsvoor waarden, wat de besprekingen op zichzelf en als zoo danig betreft, door den Raad dan niet zooveel meer be hoeft gediscussieerd te worden. Maar de Voorzitter weet even goed als spreker dat ten slotte toch de beslissing blijft bij den Raad. Maar als men heeft een instituut voor georganiseerd overleg, waarin aan de eene zijde de ge meente is vertegenwoordigd en dat aan de andere zijde is aangevuld met een aantal personen uit alle werklieden en ambtenaren en dit instituut komt, na breede bespre kingen met voorstellen, dan mag men aannemen dat er voor den Raad, omdat de voorstellen door beide zijden zijn voortgebracht, minder of geen reden bestaat om aan die voorstellen te tornen. In zooverre blijkt dus een der gelijk overleg heel wat anders te zijn dan een salaris commissie, omdat de arbeiders en ambtenaren mede Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 329 zeggenschap krijgen in het tot stand komen van de ar beidsvoorwaarden. De toestand wordt heel anders, als de Raad zich uitspreekt voor georganiseerd overleg, dan thans. Spreker weet dit wel dat bij georganiseerd over leg een dergelijk voorstel den Raad niet zou hebben bereikt. Men is hier gezet voor grove onbillijkheden. Maar dan had den Raad öf niets, öf in ieder geval een dergelijk voorstel niet bereikt. De heer Berghuis (wethouder) wenscht voor de stemming nog even afzonderlijk te wijzen op enkele dingen uit het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. Den heer Dijstra antwoordt hij dat het college en de salaris-commissie werkelijk de overtuiging hebben dat men zich bij de vorige herziening van den aanvang af met het kleedinggeld van de controleurs heeft vergist. De heer Dijstra acht het voorgestelde salaris voor den waagmeester te hoog. Spreker kan daarop niets anders meedeelen dan dat men ten opzichte van dit punt bij Burgemeester en Wethouders unaniem vindt, dat de persoon, die als beurs- en waagmeester moet optreden en daarvoor zijn geheele kracht moet geven, met een salaris van 2700.— tot 3000.— niet te hoog betaald is en dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel moeten handhaven. Wat betreft het salaris van den directeur van gemeen tewerken, heeft ook de salaris-commissie het besluit ge nomen om hieromtrent gunstig te adviseeren, omdat zij meende dat indertijd bij het vaststellen van de salarissen altijd de meening is geweest, dat de beide directeuren, die van de lichtbedrijven en die van gemeentewerken, gelijkwaardig gesalarieerd moesten worden. Op grond daarvan hebben Burgemeester en Wethouders voorge steld het salaris van den directeur van gemeentewerken te wijzigen. Dan wil spreker nog een oogenblik stilstaan bij het idee van den heer Visser omtrent het schaalsysteem. Spreker weet als voorzitter der salaris-commissie wel dat het daar is besproken, maar van aanneming van het schaalsysteem is hem niets bekend. Hij weet alleen dat erin de commissie een meerderheid was voor het schaal systeem en dat er meermalen is gewaarschuwd dat als men de een naar boven bracht, men de andere ook naar boven moest brengen. Maar noch door de salaris-com missie, noch door den Raad is ooit het schaalsysteem officieel bekrachtigd. De heer Dijstra zegt dat vergelijking met andere ge meenten voor hem uit den booze is en dat Leeuwarden zijn eigen administratie heeft. Maar dan moet men den Secretaris ook in staat stellen om personeel te hebben om die administratie te voeren. Want zooals het salaris nu is, zal Leeuwarden met halve krachten moeten wer ken en dit is niet in het belang van de gemeente Leeu warden. De heer Visser vraagt of men nu niet een onzuivere stemming krijgt door de kwestie georganiseerd overleg vast te koppelen aan deze kwestie. Is het niet beter het voorstel betreffende georganiseerd overleg als een op zichzelf staand iets te beschouwen? De Voorzitter zegt net tegen wethouder De Vries: splits Uw motie. Wanneer het voorstel wordt afgestemd, heeft de uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders, om het in te trekken, geen zin meer. Maar als de Raad de motie zoo aanneemt, blijft de meerderheid van Bur gemeester en Wethouders op haar zelfde standpunt staan; zij trekt haar voorstel niet in. De heer O. F. de Vries (wethouder)Er staat niet alleen van intrekken, maar ook om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de zaak zoo en zoo te be handelen en daarna met nadere voorstellen bij den Raad te komen. De Voorzitter doet lecture van de motie. Dan weten de anderen ook precies wat er in staat. Het college van Burgemeester en Wethouders blijft er bij zijn voorstel te handhaven, ook na de motie. De heer Visser meent dat men wel voor georganiseerd overleg, maar tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan zijn. Ook kan het andersom zijn. Spre ker weet niet precies hoe alle leden er over denken, maar wel vreest hij een onzuivere stemming. Hij kan niet het bezwaar van den heer De Vries inzien om de motie te splitsen; deze kan immers te allen tijde om trent het idee georganiseerd overleg een nieuw voorstel indienen en men krijgt dan een veel zuiverder stemming. De heer De Boer vindt wat de heer Visser zegt ge deeltelijk juist. Men kan niet weten hoe er over de motie- De Vries wordt gedacht, maar het hindert ook niets dat eerst over de ongesplitste motie wordt gestemd en dan eventueel over de gesplitste motie. De heer Berghuis (wethouder) vraagt of het niet het allerbeste is, waar de motie-De Vries voor het college ook even rauw in de vergadering komt als voor de andere leden, de motie eenvoudig tot zich te nemen om prae-advies, daar het georganiseerd overleg op zoovele wijzen kan worden uitgelegd als er z. i. personen over spreken, b.v. kan men, in plaats van het college op te dragen een commissie voor georganiseerd overleg te benoemen, een anderen middelweg bewandelen, door de salaris-commissie machtiging te geven georganiseerd overleg aan zich te assumeeren. Men gaat dan geen overhaaste dingen invoeren. Men kan dan het voorstel van Burgemeester en Wethouders afstemmen of aanne men en wanneer de heer De Vries dan heengaat den kop van zijn motie (het intrekken van het voorstel) af te nemen, omdat dit deel door het afstemmen van het voorstel van het college dan al vanzelf is vervallen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders het andere deel der motie tot zich nemen om daarop prae-advies uit te brengen. De heer O. F. de Vries (wethouder) heeft er niets op tegen de motie te splitsen, maar men moet dan niet zeggen dat deze zaak er geen onmiddellijk verband mee houdt. Spreker is er op tegen om het voorstel zoo maar zonder meer af te stemmen. Hij heeft zich op het stand punt gesteld dat er geen rekening is gehouden met andere menschen en dat Burgemeester en Wethouders met een nader voorstel moeten komen, via georganiseerd overleg. Er is dus wel verband in de zaak. Zou men het voorstel maar zoo afstemmen, dan zou men zich een voudig rondweg tegenstander verklaren van loonsher- ziening. Dat is voor spreker niet het geval; hij wenscht nog een onderzoek te zien met breeder opzet. De heer Visser wil wat hij heeft gezegd met een voor beeld illustreeren. Als iemand tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders is, maar voor georgani seerd overleg en de motie-De Vries nu in stemming komt, hoe moet zoo iemand dan stemmen? De Voorzitter gelooft dat de zaak nu zoo langzamer hand wel duidelijk is geworden. De heer Jansen vraagt of niet eerst de verordening artikelsgewijze kan worden behandeld en daarna de motie. De Voorzitter: Onmogelijk! Wanneer het voorstel door den Raad wordt verworpen of aangenomen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders het toch niet meer intrekken? Als er een beslissing op het voorstel is ge nomen dan is de motie van de baan, tenzij men ze gaat splitsen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 12