330 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. De heer Visser meent ook dat men de motie betref fende georganiseerd overleg zeer moeilijk maakt door daaraan toe te voegen dat het college zijn voorstel moet intrekken. Dat moet men niet doen, is dit niet de bittere pil van de afwijzing vergulden, door daaraan dit voorstel vast te koppelen? De Voorzitter: Juist! De heer Visser zou, als dit het geval is, de dingen reëel willen behandelen en, om een onzuivere stemming te voorkomen, eerst dit voorstel willen behandelen. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling der verordening. Artikel I wordt met 19 tegen 2 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Tulp en Berghuis. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, Tiemersma, Zandstra, De Vos, Dijk stra, Collet, De Boer, mevrouw BuismanBlok Wij- brandi, de heeren Cohen, O. F. de Vries, M. Molenaar, Koopal, Muller, B. Molenaar, IJ. de Vries en Jansen. Artikel II wordt met 16 tegen 5 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Tulp, Berghuis, Cohen en O. F. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, Tiemersma, Zandstra, De Vos, Collet, De Boer, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren M. Molenaar, Koopal, AAuller, B. Molenaar, IJ. de Vries en Jansen. Artikel III wordt met algemeene stemmen verworpen. Artikel IV wordt met 14 tegen 7 stemmen aangeno men en daarna vastgesteld. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, Tiemersma, Dijkstra, Tulp, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Berghuis, Cohen, O. F. de Vries, Muller, IJ. de Vries en Jansen. Tegen stemmen: de heeren Zandstra, De Vos, Collet, De Boer, M. Molenaar, Koopal en B. Molenaar. Artikel V wordt met algemeene stemmen verworpen. Art. VI. De Voorzitter deelt mede dat van den heer Dijstra op dit voorstel van Burgemeester en Wethouders een amendement is ingekomen om de jaarlijksche bezoldi ging van den beurs- en waagmeester vast te stellen op 2l00.— tot 2500.—. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, als zijnde van de verste strekking, komt het eerst in stem ming, docht wordt verworpen met 17 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Tulp, Berghuis en O. F. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, Tiemersma, Zandstra, De Vos, Collet, De Boer, mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Cohen, M. Molenaar, Koopal, Muller, B. Molenaar, IJ. de Vries en Jansen. Aan de orde is het amendement-Dijstra. De beraadslagingen worden geopend. De heer Berghuis (wethouder) vraagt vooraf even het woord om, waar Burgemeester en Wethouders dit niet hebben kunnen voorzien, voor te stellen, deze zaak aan te houden, opdat Burgemeester en Wethouders nog eens goed onder de oogen kunnen zien of het nu niet beter is het oude salaris van den beurs- en waagmeester te houden en den assistent ook te behouden. Het lag ïi.l. in de bedoeling den assistent af te schaffen en den beurs- en waagmeester met het volle werk te belasten. Spreker wil daarom nu voorstellen dit voorstel ook af te stemmen; anders zal men een halve kracht krijgen. De heer De Boer weet niet wat de bedoeling van den heer Berghuis is, maar, als hij zich niet vergist, dan is de bedoeling van den Raad om heden geen vaste be slissing te nemen, doch om daarmee te wachten tot de zaak in georganiseerd overleg is geweest. Spreker meent dat de heer Berghuis wel een vaste beslissing wil nemen. Dat is, zegt spreker, niet onze meening. De heer Berghuis (wethouder) zegt dat het hier maar de kwestie is dat de benoeming wacht op het salaris of althans dat er een advertentie klaar ligt van oproe ping voor een beurs- en waagmeester en dat men dus niet zal kunnen zeggen wat het salaris is. Er is een vacature en die vacature zal op deze manier blijven voortduren. Spreker weet dan niet hoe het met de Beurs en Waag moet komen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-Dijstra wordt verworpen met 11 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, De Vos, Dijkstra, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, O. F. de Vries en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Tiemersma, Zandstra, Collet, De Boer, Tulp, Berghuis, M. Molenaar, Koopal, Muller, B. Molenaar en Jansen. De Voorzitter zegt dat nu zijns inziens de motie is vervallen. Wethouder De Vries zegt dat dit politiek is, spreker zou willen weten hoe de Raad daarover denkt. Wanneer Burgemeester en Wethouders opdracht wordt gegeven om een voorstel, dat grootendeels door den Raad is afgestemd, in te trekken, dan meent spreker dat die opdracht met de afstemming is vervallen. De heer De Vries zegt dat dit politiek is; spreker wil daarover het oordeel van den Raad vragen. De heer O. F. de Vries (wethouder) heeft zijn woor den: dat is politiek, niet kwaad bedoeld. Maar er staat ook in de motie dat Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen een nader onderzoek in te stellen. De motie behelst twee deelen: om het voorstel, dat hier ligt, in te trekken en om daaromtrent een nader onderzoek in te stellen. Over die motie is nog geen uitspraak van den Raad geweest; spreker zou oordeelen dat altans het laatste daarvan nog van kracht is. De heer B. Molenaar zegt dat het advies, dat verwor pen is, een uitvloeisel was van de beide adressen, die bij den Raad zijn ingediend. Die twee adressen zijn naar den Secretaris gezonden om advies, doch de behande ling is niet juist geweest, omdat op het eene adres ab soluut geen prae-advies is ingekomen. De bedoeling van de motie is nu dat die beide adressen, die zeker voor den Raad blijven bestaan, een rechtvaardiger behande ling zullen ondergaan, door ze beide te zenden naar een nieuw op te richten instituut voor georganiseerd over leg. Die beslissing kan de Raad nemen; het is dus hee- lemaal niet uitgesloten dat de Raad zich nog kan uit spreken over het laatste deel der motie. De Voorzitter blijft, als hij de zaak rustig leest, toch Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 331 bij zijn idee. Als de heeren georganiseerd overleg willen hebben spreker laat nu maar in 't midden of dit goed en rechtvaardig is laten zij dan komen met een zoo danig voorstel, een rustig voorstel, dat voor een rustige behandeling in aanmerking kan komen. Dat kon dan in handen van Burgemeester en Wethouders worden ge steld om prae-advies en er kan een vergelijking worden gemaakt met andere plaatsen. Want, al heeft men die vergelijking nu verworpen, in dat geval vraagt men al gauw hoe het in andere plaatsen geregeld is. Spreker heeft tegen den heer De Vries gezegd: splits Uw motie. Deze wil dat niet. Het eerste deel van de motie, betreffende het intrekken van het voorstel, is vervallen. Spreker heeft gezegd: doe dan hierbij het voorstel, vervat in het tweede deel van Uw motie. De heer De Vries schijnt dat niet te willen. Doch spreker zegt: zoolang deze motie als één geheel bestaat, is zij vervallen. De heer De Boer gelooft dat zoowel het eene als het j andere kan. Als iemand een motie heeft ingediend om een salarisherziening te verwijzen naar georganiseerd I overleg, dan gebeurt daarmee toch iets bepaalds. Als j deze motie nu wordt aangenomen, kunnen Burgemeester en Wethouders wel niets meer intrekken, maar, dan werkt men toch niet achteruit, de zaak komt dan toch ook voor mekaar en het hindert niets. De Voorzitter zegt dat als men een dergelijke zaak daarnaar moet beoordeelen, hij dan de motie beschouwt als een voorstel, vreemd aan de orde van den dag. Dan stelt hij voor ze in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Hij zegt niet dat de Raad goed doet om dat te doen, maar hij meent dat er dan vooreerst toch niet meer mee kan gebeuren, omdat het voorstel vreemd is aan de orde van den dag. Ondertusschen is echter een voorstel ingekomen van den heer Muller, dat luidt als volgt: „De Raad, van oordeel dat georganiseerd overleg in het belang van de gemeente is, draagt Burge meester en Wethouders op de noodige stappen te doen en met voorstellen dienaangaande bij den Raad te komen." Dat is, zegt spreker, ten minste een zuiver voorstel. De heer Dijstra wil beginnen met toe te stemmen dat hij zich tot op zekere hoogte kan aansluiten bij georganiseerd overleg of, heel voorzichtig gezegd, dat hij niet absoluut staat tegenover georganiseerd overleg. Hij kan er zich indenken dat hier leden zijn die er prijs op stellen om voor de behandeling er nog eens rustig over te spreken. Het schijnt spreker toe dat een der gelijke motie als van den heer Muller, die van een zoo j verre strekking is, op dit oogenblik, gezien de menta liteit van den Raad, niet in behandeling mag komen. Er is dezen middag reeds zooveel voorgevallen, dat het spreker toelijkt dat het thans niet het geschikte oogen blik is om een kwestie van zoo verre strekking in be handeling te nemen. Spreker zou daarom willen voor stellen de motie-Muller niet thans maar een volgenden keer in behandeling te nemen. De heer Visser kan het voorstel-Dijstra, ook om andere reden, onderschrijven. Spreker heeft kort geleden een dergelijke kwestie meegemaakt; toen werd aan Gedeputeerde Staten ook opgedragen ten opzichte van georganiseerd overleg te komen met een plan de cam pagne, waarna zich ook een ellenlange discussie ont wikkelde. Spreker is toen zelf met het voorstel moeten komen om de behandeling uit te stellen. Men kan nu wel vragen of de Raad wenscht dat er georganiseerd overleg zal komen, maar spreker acht het beter dat de zaak vooraf eens nuchter wordt overwogen en dat het college dan met een voorstel komt. Dan meende spreker dat deze kwestie aan de orde was, dat men besloten had de voorstellen in stemming te brengen en dat daaruit volgde dat het tweede deel van de motie was vervallen. De Voorzitter zegt dat ten opzichte van de motie van de heeren De Vries en Molenaar wel over splitsing is gesproken, maar dat die motie tot nog toe niet is ge splitst. Nu is daarnaast ingekomen een motie van den heer Muller, waarvan spreker nogmaals lecture doet. Zijns inziens is de eerste motie van de baan, omdat men die niet wil splitsen. De heer Dijstra stelt nu voor om de motie van den heer Muller thans niet in behandeling te nemen. Wordt dit voorstel ondersteund? Dit blijkt wel het geval te zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Dijstra, om de motie-Muller heden niet in behandeling te nemen, wordt met 13 tegen 8 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, De Vos, Dijkstra, Tulp, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Berghuis, Cohen, O. F. de Vries, IJ. de Vries en Jansen. Tegen stemmen: de heeren Tiemersma, Zandstra, Collet, De Boer, M. Molenaar, Koopal, Muller en B. Molenaar. 15 (Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordeningen op de heffing en de invordering van markt- en staangeld en van het havengeld enz. (bijlage no. 49). De beraadslagingen worden geopend. De heer Visser meent dat ook ten opzichte van de groenten, die naar de veiling worden gebracht, de re geling is getroffen, dat degenen, die op de markt komen, het verhoogde tarief zullen moeten betalen. Spreker zal maar precies zeggen, zooals het is; hij heeft iemand bij zich gehad, die zelf groenten aan de veiling brengt en die meent dat het niet opgaat, dat voor hen dezelfde regeling wordt getroffen als voor degenen die met dischjes en tentjes aan de markt staan en daar feitelijk een soort van bedrijf uitoefenen, terwijl zij hun bedrijf thuis uitoefenen, niet eenmaal per week, maar steeds. Op grond daarvan zou spreker voor die menschen een andere regeling willen vragen. De heer De Boer kan met de voorgestelde tarieven vrijwel meegaan, maar vindt de motiveering van het besluit wel wat eigenaardig. Het heeft hier in punt 2 den schijn waarbij nog zeer duidelijk staat: „wij hebben in overleg met de Financieele Commissie de eer U in overweging te geven te besluiten:" dat Burge meester en Wethouders tot de herziening zijn overge gaan om in de concurrentie tusschen de marktkooplieden en de winkeliers in zekere mate in te grijpen. Spreker kan nu met de voorgestelde tarieven wel meegaan, omdat hij geen enkele reden ziet, dat Leeuwarden zijn marktplaats beschikbaar moet stellen tegen een veel te laag tarief, maar hij gelooft niet dat het de taak is van de gemeente om hier in de verhoudingen in te grijpen. Als de gemeente wilde ingrijpen, dan was er bij veel andere dingen, voor zoover de concurrentie betreft, wel in te grijpen. Spreker vindt bedoelde moti veering dan ook niet erg gelukkig gevonden. De heer Berghuis (wethouder) kan den heer Visser namens Burgemeester en Wethouders antwoorden dat het de bedoeling is dat de groente- en fruitveiling af zonderlijk wordt verpacht en beoordeeld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 13