308 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. Wordt gevoegd bij de stukken, die onder punt 13 der agenda voor heden aan de orde zijn gesteld. 10. rapport omtrent het onderzoek naar het onge luk, veroorzaakt door het spelen van jongens op een boomstam achter den Prinsentuin, welk onderzoek is ingesteld naar aanleiding van de vragen van het raads lid, den heer J. Muller. Wordt voorgesteld dit rapport voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos zegt dat, wanneer er een ongeluk gebeurt, men in de eerste plaats medelijden heeft met het slachtoffer en zijn familie en dat hij zich kan voorstellen dat er dan, zooals in dit geval de heer Muller heeft ge daan, een vraag wordt gesteld of er van overheidswege ook iets is verzuimd, waardoor het ongeluk is ontstaan. Spreker gelooft echter dat het goed is, waar op 't oogen- blik deze zaak aan de orde is, ook eens de keerzijde van de medaille te laten zien. Men kan niet ontkennen dat er door de jeugd op zoo roekelooze wijze wordt omge sprongen, dat aan ongelukken dikwijls niet te ontkomen is. Zoo zal dit ook straks weer het geval zijn bij den aanstaanden winter; dikwijls worden de kinderen, wan neer zij zich op het ijs begeven, gewaarschuwd door oudere menschen, dat zij zich in groot gevaar begeven, maar in den regel worden die waarschuwingen in den wind geslagen en wordt men nog uitgelachen op den koop toe. Spreker heeft het meermalen, ook de vorige week nog, gezien, dat, wanneer er een automobiel door de stad rijdt, de jongens daar met levensgevaar aan han gen. Rijdt de chauffeur te hard, dan wordt hij bekeurd, rijdt hij te zacht, dan wordt hem van zijn wagen de heele boel kapot gescheurd. En als er een ongeluk gebeurt is altijd de chauffeur de aangewezen man, die het gedaan heeft. Spreker heeft gedacht dat het goed was dit hier bij deze zaak eens naar voren te brengen, opdat het een spoorslag zal zijn voor ouders, onderwijzers en opvoe ders om de jeugd er op te wijzen, waar het gevaar dreigt. Hij meende dit hier naar voren te moeten brengen, om dat het hier misschien met meer klem bijdraagt tot de opmerkzaamheid van ouders en opvoeders dan wanneer het bij de begrooting wordt behandeld, omdat dan een woord als dit bij de debatten in het niet verdwijnt. Spreker meent dan ook op dit oogenblik de bijzonder aandacht te moeten vragen van de verschillende men schen, die met de opvoeding van kinderen zijn belast, om er zich van te doordringen wat al niet door kinderen kan worden aangericht. De heer Muller wil in de eerste plaats een woord van dank richten tot Burgemeester en Wethouders, die be reid zijn gevonden, de resultaten van hun onderzoek aan den Raad over te leggen. Spreker heeft het rapport ge lezen, doch heeft ook persoonlijk ten opzichte van deze zaak een onderzoek ingesteld. Hij wil nu eerlijk verkla ren en meteen zeggen dat het hem buitengewoon veel genoegen doet dit te kunnen verklaren dat zijns inziens hier het personeel der gemeente hoegenaamd geen schuld treft. Spreker is daarom zoo blij dit te kunnen verklaren, omdat hij aanvankelijk meende, dat het ongeluk door omstandigheden, eenigszins van den wil van het personeel der gemeente afhankelijk, voor komen had kunnen worden. Na onderzoek is hem echter gebleken dat dit niet mogelijk was en nu moet spreker hier verklaren dat hij er blij om is dat het gemeente- personeel hier geen schuld treft. Overigens moet spreker zeggen dat hij met wat de heer De Vos naar voren heeft gebracht, volkomen in stemming kan betuigen. Ook hij acht het van het grootste belang dat ouders en opvoeders in dit opzicht zooveel mogelijk meewerken. Spreker meende dit nog even naar voren te moeten brengen. De beraadslagingen worden gesloten. Het rapport sub 10 wordt voor kennisgeving aange nomen. II. dat Burgemeester en Wethouders: a. bij openbare inschrijving hebben gegund de ex ploitatie van de buffetten in het Beurslokaal en in het afrekenlokaal in de Waag voor het tijdvak van 1 Januari 1922 1 Januari 1925 aan T. Bekema, alhier, voor 1725.per jaar en de levering van 400 privaattonnen voor de gemeente-reiniging aan W. Locht te Deventer voor 9.per ton; b. met ingang van 1 Januari 1922 voor den tijd van zes jaren hebben herbenoemd tot brandmeester dezer gemeente de heeren G. J. Ooiman, A. J. Woltring, U. v. d. Heide, A. Baart, Sj. Attema, B. Kool en P. Bokma. Wordt voor kennisgeving aangenomen. III. De Voorzitter verleent het woord aan den heer Berghuis. De heer Berghuis (wethouder) merkt op dat het col lege van Burgemeester en Wethouders nog het ant woord schuldig is op een in de vorige vergadering door den heer De Boer gestelde vraag, betreffende een som, uitgetrokken voor brandstof voor de Armenkamer, waarvan bleek dat er slechts een klein bedrag van was verbruikt. Bij nader onderzoek is nu gebleken dat be doelde som betreft de uitkeering van brandstof aan bedeelden, doch dat dit jaar die bedeeling door de af- deeling voor werkverschaffing en niet door de Armen kamer rechtstreeks is geschied. Er is geen turf verstrekt door de Armenkamer, maar wel hout van de Werkver schaffing en het hout dat daar is afgenomen is daar als verlies geboekt. Daardoor is de verstrekking natuurlijk niet gebleken uit de rekening van de Armenkamer als zoodanig. Spreker acht echter de boekhouding beter als dit wèl gebeurt. Als het dan ook weer voorkomt, zal het verlies, dat de Werkverschaffing hieromtrent heeft te boeken, naar de rekening van de Armenkamer moeten worden overgebracht en dit zal dan ook het volgend jaar gebeuren. De mededeeling van den heer Berghuis wordt voor kennisgeving aangenomen. IV. Wordt ter tafel gebracht: 1. Aanbeveling voor de benoeming van eene tijde lijke leerares in de wiskunde aan de school van middel baar onderwijs voor meisjes, gedurende de ziekte van mej. M. A. ten Kate. Mevr. D. W. H. de LiefdeEngelkes, alhier. 2. Alsvoren voor de benoeming van twee tijdelijke leeraren aan de Burgeravondschool, schooljaar 1921/ 1922: a. leeraar in werktuigkunde: B. J. v. d. Wal, tijdelijk leeraar aan die school in lijn- en vakteekenen; b. leeraar in wiskunde en Nederlandsche taal: J. P. Heijneker, onderwijzer aan gemeenteschool no. 12, alhier. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. Siersma op zijn verzoek eervol ontslag te ver- leenen als leeraar aan de Burgeravondschool. 4. Alsvoren om hun een crediet te verleenen voor den aankoop van een motorsleepboot ten dienste van de gemeente-reiniging. 5. Alsvoren om aan de N. V. Stoomwalsenbedrijf H. Boesewinkel te Zutfen op te dragen het verbeteren van de bestrating op de Lange Pijp en de Brol enz. 6. Alsvoren tot wijziging van de verordeningen op de heffing en de invordering van markt- en staangeld en van het havengeld, enz. (bijlage no. 49). De punten sub 16 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 309 7. Alsvoren om hun een crediet te verleenen voor de stichting van een plantenkas in het Rengerspark. 8. Alsvoren tot verhooging van het crediet, toege staan voor straataanleg op terrein tusschen den Gronin gerstraatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad. De punten sub 7 en 8 zullen in een volgende vergade ring worden behandeld. 9. Alsvoren tot wijziging der verordening op de gemeentelijke Arbeidsbeurs. Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij de leden rondgezonden, om te zijner tijd te worden behandeld. 10. Alsvoren om aan S. Hellinga alhier in erfpacht af te staan een plek grond aan het Cambuursterpad, kadastraal sectie F no. 3458. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 11. Alsvoren tot vaststelling van de begrooting, dienst 1922, voor: a. het Stads-Ziekenhuis; b. de Stads-Armenkainer; c. de Stads Bank van Leening. 12. Alsvoren omtrent een beroepschrift van J. de Graaff inzake afschrijving op zijn aanslag in de plaat selijke directe belasting naar het inkomen dienst 1920. De punten sub 11 en 12 zullen in een volgende ver gadering worden behandeld. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeming van eene tijdelijke leerares in de wiskunde aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes gedurende de ziekte van mej. M. A. ten Kate. Met algemeene stemmen wordt benoemd mevr. D. W. H. de LiefdeEngelkes, alhier. 2 (Agenda no. 2a). Benoeming van twee tijdelijke leeraren aan de Burgeravondschool, schooljaar 1921/1922. Met algemeene stemmen worden benoemd: a. tot leeraar in werktuigkunde: B. J. van der Wal, tijdelijk leeraar aan de Bur geravondschool in lijn- en vakteekenen; b. tot leeraar in wiskunde en Nederlandsche taal: J. P. Heyneker, onderwijzer aan gemeenteschool no. 12, alhier. 3 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. Siersma op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als leeraar aan de Burgeravond school. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betrejfende het gebruik door de gemeente van het scheikundelokaal der Christelijke Hoogere Burgerschool alhier ten behoeve van de gem. 3 jarige H. B. S. enz. Dit voorstel luidt als volgt: In het gebouw der gemeenteschool no. 12, waarin is ondergebracht de gemeentelijke hoogere burgerschool met daghandelsschool, ontbreekt een lokaal met toe stellen en instrumenten, noodig voor het onderwijs in de scheikunde. Omdat het niet mogelijk is daarin in een kort tijdsbestek te voorzien, hebben wij getracht tijdelijk eene oplossing te vinden en meenen daarin dan ook te zijn geslaagd. Uwe Vergadering heeft benoemd tot leeraar in de scheikunde aan bedoelde inrichting van onderwijs den heer H. Lier, die dat vak ook onderwijst aan de Chris telijke hoogere burgerschool alhier. Daarin, alsmede in de voorloopige besprekingen door den directeur der ge meentelijke hoogere burgerschool gevoerd met zijn ambtgenoot aan de Christelijke hoogere burgerschool, hebben wij aanleiding gevonden ons te wenden tot het bestuur van laatstgenoemde school met de vraag of het lokaal zijner school, waarin dat onderwijs wordt gegeven, voorloopig mede gebruikt zou kunnen worden door de gemeente ten gerieve van het onderwijs aan de gemeentelijke hoogere burgerschool. Uit het hierbij overgelegd antwoord van dat bestuur, d.d. 15 dezer, zal U blijken, dat het daartoe, behoudens nadere goedkeuring van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, genegen is onder de vol gende voorwaarden: a. het onderwijs wordt gegeven door den leeraar in de scheikunde, die aan de Christelijke hoogere burger school werkzaam is, thans de heer H. Lier; b. de gemeente stelt zich aansprakelijk voor alle schade, die tengevolge van deze lessen aan het gebouw, toestellen en apparaten wordt toegebracht; c. het medegebruik wordt geacht te zijn ingegaan 1 October 1.1. en zal, behoudens nadere overeenkomst, eindigen 31 Augustus 1922; d. de vergoeding zal bedragen 30.per kwartaal. Gedeelten van een kwartaal worden voor vol gerekend; c. aan den amanuensis-concierge der Christelijke hoogere burgerschool zal bovendien een billijke vergoe ding wegens extra werkzaamheden worden gegeven. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten op deze aanbieding in te gaan en ons te machtigen de naar aanleiding daarvan noodige voorzieningen, mede ten aanzien van de vaststelling der vergoeding onder e be doeld, te treffen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van het perceel weiland aan het Schapendijkje, sectie D no. Ill, voor vijf jaren aan E. Dijkstra. Dit voorstel luidt als volgt: In 1917 is voor den tijd van 5 jaren publiek verhuurd een perceel weiland, gelegen nabij het Schapedijkje, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no. UI, groot 2.93 H.A. Huurder werd S. Boonstra, alhier, voor 600.per jaar. Deze huur is later in 1920 met ons goedvinden overgedragen aan J. K. Koopmans te Akkrum en E. Dijkstra, alhier. De laatste heeft verzocht het land met ingang van 5 Maart 1922 wederom te mogen inhuren. Wijl tegen Dijkstra als huurder geen bezwaar bestaat, werd met hem, in overleg met den deskundige voor de landerijen, in bespreking getreden over verdere verhuring. Overeengekomen is de huursom voor het vervolg te bepalen op 760.per jaar, eene som die bij den tegenwoordigen stand der landhuren voldoende is te achten, terwij! voorts voorwaarden ge steld zullen worden, die een goede behandeling van het land waarborgen. Onder overlegging van stukken geven wij U in over weging te besluiten: het perceel weiland, gelegen nabij het Schapedijkje, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no. Ill, groot 2.93 H.A., ondershands voor den tijd van 5 jaren, ingaande 5 Maart 1922, te verhuren aan E. Dijk stra te Leeuwarden voor 760.per jaar en verder op door Burgemeester en Wethouders noodig geoordeelde voorwaarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 2