310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 6 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het raadsbesluit van den 22 Mei 1917, no. 212Rjll6, betreffende de bepaling der huurprijzen van de daarin bedoelde gemeentewoningen bewesten den Hollander dijk. Dit voorstel luidt als volgt: Bij besluit van den Gemeenteraad d.d. 22 Mei 1917, no. 21 2r/1 16, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij besluit van den 7en Juni 1917, no. 15, werden Burgemeester en Wethouders gemachtigd, in afwachting van hun nadere voorstellen tot exploitatie door de Vereeniging voor Volkshuisvesting te Leeuwar den, de 101 arbeiderswoningen, krachtens raadsbesluit van 9 Januari 1917, no. 1 2r/ 10, gebouwd op de kadas trale perceelen achter den Hollanderdijk, Sectie G nos. 9652, 4784 en 4983, te verhuren van week tot week aan hen, die daarvoor volgens hun oordeel het meest in aan merking komen, tegen een wekelijksche huursom van 2.25 voor woningen van type a; 2.50 voor die van type a1 en b; 2.90 voor die van type a- en d\ 3.voor die van type b1 en 3.50 voor die van type c en verder op de door Burgemeester en Wet houders noodig geachte voorwaarden. Sindsdien zijn de bovenbedoelde woningen voor de genoemde sommen verhuurd, eerst door Burgemeester en Wethouders, later door de Vereeniging voor Volks huisvesting en sedert 1 Januari 1921 door het gemeen telijk woningbedrijf. Van den administrateur van dat bedrijf bereikte ons den 4en October j.l. een schrijven, waarin voorgesteld wordt de huren der gemelde woningen te verhoogen en wel met gemiddeld 74 cent per week en per woning. De exploitatie van het woningcomplex zal zich in dat geval zelf kunnen bedruipen. Wij kunnen ons met de voorgestelde huurverhooging, die naar onze meening in verband met de thans voor soortgelijke woningen betaald wordende huren, billijk en niet te hoog moet worden geacht, zeer goed vereenigen. Om evenwel tot die verhooging te kunnen overgaan, die met 1 Januari 1922 zou dienen aan te vangen, is wijziging van het bovenaangehaalde raadsbesluit, dat geen hoogere huur toelaat, noodig. Dit kan op eenvou dige wijze geschieden door in het besluit op te nemen de bepaling, dat de huren tenminste zullen bedragen de daarin opgenomen huursommen. Gedeputeerde Staten hebben tegen een dergelijke bepaling blijkbaar geen bezwaar, daar zij reeds meermalen een besluit in dien geest hebben goedgekeurd. Tegelijkertijd kan uit het raadsbesluit verdwijnen de clausule betreffende de exploitatie door de Vereeniging voor Volkshuisvesting. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be sluiten: in het raadsbesluit van den 22 Mei 1917, no. 21 2r/1 16, te doen vervallen de woorden: „in afwachting van hun nadere voorstellen tot exploitatie door de Vereeniging voor Volkshuisvesting Leeuwarden" en voorts vóór ieder van de in dat besluit opgenomen bedragen 2.25", 2.50", „ƒ2.90", „ƒ3.en 3.50" te plaatsen het woord „tenminste". Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de N. V. Noord Nederlandsche Vetsmelterij voorheen firma B. Benninga Zn. te verkoopen een plek grond aan de Kromme Elleboogsteeg en een gedeelte van die steeg. Dit voorstel luidt als volgt: De N. V. Noord-Nederlandsche Vetsmelterij voorheen firma B. Benninga en Zonen, alhier, heeft haar kantoor en werkplaatsen aan de Tuinen. Tot afronding van hare eigendommen aldaar heeft zij aan de gemeente verzocht in eigendom te mogen overnemen het ingebouwde open terreintje, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 2945 en een daarbij gelegen gedeelte van de Kromme Elleboogsteeg. Zij is onder meer eigenares van de perceelen Sectie B nos. 243 en 3238 en nu is het haar bedoeling het gedeelte van die steeg te bezitten, voorzoover grenzende aan deze twee genoemde percee len. De afsluiting van de steeg in de zuidgrens van per ceel 3238 wordt dan geplaatst in het verlengde van de zuidelijke grens van het perceel 243. Bij beschouwing van het overgelegde kaartje wordt de nieuwe situatie duidelijk. Over dezen afstand, waartegen, naar wij meenen, geen bezwaar bestaat, zijn besprekingen met de Vennoot schap gevoerd. Voor afsluiting met onze toestemming van de steeg aan de zuid- en noordzijde heeft de heer IJ. K. van der Zee, eigenaar van het aangrenzende perceel Sectie B no. 241, in 1916 kosten gemaakt tot een bedrag van 125.—. Gaat nu het noordelijkste gedeelte met een der beide afsluitingen over aan de vennootschap, dan vor dert de billijkheid aan van der Zee de helft der gemaakte kosten terug te geven. Die terugbetaling heeft inmiddels reeds door de vennootschap plaats gehad, i Overigens is met verzoekster overeengekomen, boven genoemd perceel 2945 en het gedeelte van de steeg over te nemen voor 7.per M2., wat neerkomt op een bedrag van 311.50. Alle kosten van de verplaatsing van de noordelijke afsluiting van de steeg en van het I onderhoud daarvan komen ten laste van de koopster. Onder overlegging van stukken geven wij U alzoo in overweging te besluiten: aan de N. V. Noord-Nederlandsche Vetsmelterij voor heen firma Benninga en Zonen te Leeuwarden te ver koopen een open plekje grond, gevormd door het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 2945, groot \3Y2 M2. en het noordelijk gedeelte van de Kromme Elleboogsteeg, voorzoover grenzende aan de perceelen Sectie B nos. 3238 en 243, ter grootte van 31 M2., voor den prijs van 7.per M2. en verder op voorwaarden door Burgemeester en Wethouders te stellen. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos vindt het wel gevaarlijk om derge lijke eigendommen van de gemeente aan particulieren over te doen. We weten niet hoe lang het duurt dat de gemeente weer aan dergelijke stegen of sloppen be hoefte heeft en dan zullen ze altijd duur moeten worden teruggekocht. Spreker gelooft dat het beter is dit ge deelte in huur of erfpacht af te staan of hoe men het anders ook wil uitgeven, maar het wil hem in ieder ge val voorkomen dat het minder gewenscht is zich op deze manier van gemeente-eigendommen te ontdoen. De heer O. F. de Vries (wethouder) kan niet be grijpen hoe er ooit weer sprake van kan zijn dat de ge meente dezen grond weer noodig zal hebben. In den toestand zooals dit stuk grond daar ligt zal het nooit weer door de gemeente kunnen worden gebruikt, de gemeente zal het te eeniger tijd nooit weer noodig hebben. Hoewel ook spreker voorstander is van het uitgeven in erfpacht van gemeentegrond, zou hij toch niet aanraden dat met dit stukje grond te doen, omdat de gemeente er niet eenig nut van heeft. Anders zou spreker er ook voor wezen het uit te geven in erfpacht of huur, maar waar deze grond absoluut van geen waarde is voor de gemeente en dat ook nooit zal zijn, acht spreker het beter, den grond te verkoopen. De heer De Vos weet wel dat de grond op dit oogen- blik voor de gemeente geen waarde heeft. Maar de heer De Vries kan evenmin als spreker in de toekomst zien. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 311 Spreker meent dat men een stukje grond, dat midden in de gemeente ligt, beter kan behouden dan overdoen. De heer Collet: Wat moeten wij met 6 vierkante meter? De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen- j komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Aenda no. 8). Vaoorstel vun Burgemeester en Wethouders om aan S. Hellinga alhier in erfpacht af te staan een plek grond aan het Cambuursterpad, kadastraal sectie F no. 3458. Dit voorstel luidt als volgt: Bij adres van 22 Augustus j.l. verzoekt S. Hellinga, aannemer alhier, in erfpacht te mogen ontvangen een plekje bouwterrein, gelegen aan het Cambuursterpad, hoek Sontstraat, uitmakende een gedeelte van het oude j perceel, kadastraal bekend, gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 3403, welk gedeelte thans draagt het nummer 3458, tegen een grondprijs van 7.per M2. Bedoeld plekje grenst aan het terrein, aan T. Terpstra en adressant in erfpacht gegeven bij raadsbesluit van 15 Februari 1921 no. 44r/21 en waarop door hen 2 beton- woningen zijn gebouwd. Met de andere gronden tusschen het Cambuursterpad en den Groningerstraatweg werd het thans gevraagde terreintje bij Uw besluit van 27 Mei 1919 no. 226R/138 in de uitgifte gebracht tegen eene grondwaarde van 8.50 per M2. en maakte toen deel uit van bouwblok C. Op ons voorstel (bijlage no. 37 tot 's Raads handelingen over 1920) werden de blokken A en C uit de uitgifte teruggenomen, om ze aan den man te brengen, zoodra gegadigden zich opdeden. Nu werd bij Uw boven aangehaald besluit van 15 Februari j.l. vastgehouden aan een grondwaarde van 8.50 per M-'., zooals oorspronkelijk werd aangenomen. Het bouwblok (H) aan het Cambuursterpad, onmid dellijk aan de andere zijde van de Sontstraat liggende, is echter voor 5.per M2. verkocht aan de woning stichting St. Jozeph (raadsbesluit 27 Mei 1919 no. 226R/138, punt III). Aangenomen mag worden, dat de meer van de Bleeklaan verwijderde gronden minder waarde hebben dan die, onmiddellijk daarbij gelegen. Een waarde van 7.voor het nu gevraagde perceel lijkt ons aannemelijk. In zoover wijkt ons inzicht van dat van den Directeur der Gemeentewerken af. Het verlangde terrein is 174 M2. groot. Toewijzing kan overigens plaats hebben op de voorwaarden als zijn bepaald voor de uitgifte in erfpacht van de verder hier liggende bouwterreinen. Onder overlegging van stukken geven wij U alzoo in overweging te besluiten: aan S. Helïinga alhier tot 31 December 1990 in erf pacht af te staan een plek gronds aan het Cambuurster pad, zijnde het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 3458, op bijbehoorend kaartje in arcure aangegeven, ter grootte van 174 M2., tegen een grondprijs van 7.per M2. en een canon van 6 een en ander, voor zoover toepasselijk, op de voorwaarden, neergelegd in de bepalingen betref fende de uitgifte van bouwterreinen gelegen tus schen Groningerstraatweg, Cambuursterpad en Kal- verdijkje en toebehoorende aan de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 Mei 1919 no. 226R/138, gewijzigd bij raadsbesluit van 24 Februari 1920 no. 95R/39, goedgekeurd door Gedepu teerde Staten bij resolutiën van den 26 Juli 1919 no. 79 en den 11 Maart 1920 no. 117. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de recognitie, gesteld voor de vergunning voor het gebruikmaken als reed van het voetpad aan den Westersingel naar den Har- lingerstraatweg door de N. V. Anthraciet-Import Maat schappij, als rechtverkrijgende van de wed. van Zuylen. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 27 Januari 1914 no. 1 2r/1 4 is aan Adriaantje Visser, weduwe van Engelhart van Zuy len, alhier, en hare rechtverkrijgenden, tegen betaling van eene recognitie van 10.'s jaars, vergunning verleend, om met ingang van 12 November 1913 tot wederopzeggings toe met een handkar gebruik te maken van de noord-oostelijke smalle strook grond, gedeelte van het weiland, nabij den verschwatervijver aan den Westersingel, kadastraal bekend Sectie D no. 505 en gelegen langs de noordzijde van het perceel kadastraal bekend in dezelfde Sectie no. 1242, alsmede om een eenvoudig bruggetje, voldoende om daarover met een handkar te kunnen rijden, te leggen, te hebben en te onderhouden over de sloot tusschen het eerstgenoemde kadastrale perceel en het perceel kadastraal bekend in dezelfde Sectie no. 647, ter verkrijging van toegang tot en van haar achter dat weiland gelegen bloemisterij van en naar den Westersingel, onder daar nader ver melde voorwaarden. Deze vergunning is wegens ver koop van de terreinen, ten behoeve waarvan zij is ge vestigd, overgegaan op de N. V. „Anthraciet Import Maatschappij", gevestigd alhier. Ondertusschen is bij gelegenheid van het bouwen eener loods cp het terrein dezer vennootschap de sloot, waarover het bewuste brugje gelegd was, gedempt, waardoor van zelf de hier op betrekking hebbende vergunning vervallen is; blijven bestaan is dus het recht om met een handkar langs de bovenvermelde strook grond te rijden. De Directeur der Gemeentewerken is blijkens zijn bericht van 26 September 1.1. no. 1558 van meening, dat voor dit be langrijke recht een recognitie van 10.veel te laag is en dit tot 50.dient te worden verhoogd. Wij kunnen ons hiermede vereenigen en hebben op grond hiervan de eer U voor te stellen te besluiten met ingang van 12 November 1921 de recognitie van 10.waar voor bij raadsbesluit van 27 Januari 1914 no. 12r/14 aan de rechtverkrijgenden van Adriaantje Visser, we duwe van Engelhart van Zuylen, o. a. vergunning is verleend om met een handkar gebruik te maken van de noord-oostelijke smalle strook grond, gedeelte van het weiland nabij den verschwatervijver aan den Wester singel, kadastraal bekend Sectie D no. 505 en gelegen langs de noordzijde van het perceel kadastraal bekend in dezelfde Sectie no. 1242, te verhoogen tot 50. De beraadslagingen worden geopend. Den heer Lautenbach wil het zoo voorkomen dat het wat sterk overdreven wordt met 50.per jaar te vragen. Het betreft hier een weg, dien de vennootschap noodig heeft voor opslag van brandstoffen, maar men mag wel vragen wat het voor een weg is. Voor een halve meter liggen er ijzeren platen, er is een halve meter be- bestraat en het andere deel van den weg is niets anders dan modder en klei. De weg ziet er zoo verschrikkelijk uit, dat er met een handkar haast niet te rijden is. Om dan voor het gewoon gebruik van zoo'n weg 50.te vragen, acht spreker meer dan overdreven. Met 20. is de zaak meer dan betaald. De barakken moeten ook van den weg gebruik maken; de vennootschap gebruikt ze dus niet alleen, maar heeft slechts het medegebruik. De heer De Vos kan volkomen de woorden van den heer Lautenbach onderschrijven. Deze heeft echter nog vergeten te noemen de aanleiding tot deze verhooging tot 50.Door den directeur van de vennootschap is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 3