314 Verslag van de handelingen van den gemeentera
Wij meenen in het voorgaande te hebben aangetoond,
dat eene uitgaaf van circa 9500.waarvoor de door
ons bedoelde boot te koop is, in de voordeelen voldoende
compensatie vindt, waarom wij de eer hebben U in over
weging te geven: ons te machtigen tot den aankoop
van een motorsleepboot met 16 P.K.-motor voor den
dienst der gemeentereiniging en daarvoor een crediet
toe te staan van 9500.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer De Vos komt het wel een beetje heel eigen
aardig voor dat, nu de gemeente een stoomboot als
sleepboot heeft gehad, die door omstandigheden ver
kocht moest worden, Burgemeester en Wethouders nu
opnieuw weer komen met een voorstel om een stoom
boot of motorboot aan te schaffen voor bijna 10,000.—.
De mogelijkheid bestaat, dat Burgemeester en Wethou
ders gelijk hebben dat de binnengrachten er mee be
varen kunnen worden en dat het op den duur voordee-
liger zal zijn, maar voorloopig zou spreker zich tegen
deze aanschaffing willen verzetten, omdat Burgemeester
en Wethouders hebben gezegd dat zij na verkoop van
de stoomboot van het laten vervoeren van het vuil door
particuliere schippers hebben afgezien met het oog op
den lagen waterstand. Spreker zou zeggen: laten Bur
gemeester en Wethouders dit voorstel voorloopig weer
tot zich nemen en het eerst nog eens met de particuliere
schippers probeeren. De lage waterstand zal toch niet
zoo blijven; er zit op 't oogenblik zooveel waterdamp
in de lucht, dat de particuliere schippers wel gauw
zullen kunnen varen. Spreker herhaalt dat hij niet wil
ontkennen dat, wat Burgemeester en Wethouders willen,
beter kan zijn, maar voorloopig zou hij het anders
willen probeeren.
De heer Jansen zou in aansluiting met de woorden
van den heer De Vos willen vragen of er door den wet
houder van dezen tak van dienst ook een becijfering is
gemaakt, welke de voordeelen zijn van zoo'n sleepboot.
Bij benadering zal bij den wethouder of den directeur
wel vast staan, hoeveel vuil er per jaar wordt vervoerd
en hoeveel ongeveer 't behoeft niet tot op de laatste
gulden te worden uitgerekend de exploitatie van de
boot zal kosten. Dan is dus ook bij benadering bekend
hoe die verhouding is.
Als de aanschaffing voordeeliger is gelooft spreker
dat zoo spoedig mogelijk tot aankoop moet worden
overgegaan. Maar daarom zou hij juist graag de ver
houding tusschen de cijfers weten.
De heer Lautenbach: Voordat de wethouder ant
woordt op de gemaakte opmerkingen, waarin ook ik
belang stel, zou ik nog graag een vraag stellen. Heb ik
abuis of is het tot nog toe verboden om in de binnen-,
grachten met een motor te varen? Ik meen zeker te
weten dat dit verboden is en dan kan men dus dat argu
ment voorloopig wel weg laten.
De heer Dijkstra (wethouder) wil natuurlijk met
groot genoegen de gestelde vragen, die hem niet onver
wacht overkomen, beantwoorden. De zaak is zoo. Het
vorige jaar is door den Raad aangekocht een stuk land
te Wartena, waarheen het waardeloos vuil van de rei
niging zou worden gebracht. Spreker vindt dat een goed
besluit, omdat daarmee het vraagstuk van het waar
deloos vuil voor jaren in de toekomst is opgelost. Doch
het land is tot op dit oogenblik wat ongelegen. Spreker
wil direct dit zeggen: als de oude sleepboot niet was
verkocht geweest, dan had men thans van hem vrij
zeker twee voorstellen gekregen: ten eerste om de sleep
boot te verkoopen en ten tweede om een motorsleepboot
weer te koopen. Dit is heel goed verklaarbaar, omdat
practische ervaringen hebben geleerd dat zoo'n machine
meer economisch werkt. Omdat nu de sleepboot al was
ad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921.
verkocht, was dit niet meer noodig. Spreker komt daar
straks op terug.
Hij wil thans eerst den heer De Vos antwoorden, die
het werk aan particuliere schippers zou willen opdragen.
De heer De Vos heeft gelijk, er staat in het getypte
stuk van Burgemeester en Wethouders, dat het niet
laten vervoeren door particuliere schippers wordt ver
klaard uit den lagen waterstand. Spreker heeft dat ook
gelezen, maar, hoewel het er in eenig verband mee
stond, zou spreker het als Wethouder van Bedrijven
niet in zijn hoofd hebben gekregen als gevolg van ab
normale omstandigheden een boot met andere machine
aan te koopen. Men kan toch wel redelijk verwachten
dat men ook nog wel eens genoeg water zou krijgen,
daar heeft de heer De Vos gelijk aan. Waar het bij
spreker in hoofdzaak om ging, dat was, omdat hij niet
de verantwoording wil dragen het vuil door schippers
door aanneming te laten vervoeren. De practische er
varing, hierbij opgedaan, is toch ongeveer deze, dat er
in den loop der jaren heel wat waardeloos vuil in de
grachten, onder de pijpen en in de openbare vaar
waters is terecht gekomen. Als men er toch belang bij
heeft en dit is bij aanneming het geval om zoo
veel mogelijk kubieke meters vuil te verwerken, dan
wordt er gerekend: hoe gauwer kwijt, hoe beter.
Dan wil spreker de aandacht vestigen op de aan
plemping of ophooging van het terrein te Wartena.
Het is niet onverschillig hoe dit gebeurt. Men kan daar
wel vuil heenbrengen en er een toestand scheppen in
het klein, zooals die in Leipzig in 't groot is, maar dat
is de weg niet. Als men geschikt te werk wil gaan bij
het aanplempen van poelen en plassen en een behoor
lijke manier van ophoogen, dan dient dit met kennis
van zaken te geschieden. De 20 pondemaat land die
de gemeente heeft gekocht voor 6000.zal dan in
de toekomst meer waard zijn dan de prijs, waarvoor
het is gekocht. Daarom is het noodig dat men daar
controle op heeft. Maar nu is de toestand zoo, dat men
op het terrein niet eens kan komen, wanneer men niet
over een vaartuig beschikt. Men heeft dus op de manier
waarop het vuil daar door particulieren wordt aange
bracht en neergesmeten niet de minste controle. Een
andere vraag is ook nog of het met particuliere schippers
niet duurder kwam. Spreker kan dit niet bewijzen, maar
wel weet hij dat, zoolang de schippers nog een andere
vracht kunnen krijgen, zij dan die nemen en niet het
vervoer van het vuil. Spreker wil niet beweren dat er
geen schippers voor te krijgen zijn, maar zoolang zij
iets anders kunnen krijgen, nemen zij dit niet.
Wat het vervoer zelf betreft, schepen van eenige af
metingen kunnen daar in die wijken ook niet varen.
De vaarten zijn maar een meter of acht breed, een
flinke praam kan er door, maar meer ook niet. Bij hoog
water kan er wat meer door, maar bij laag water kan
een schip er niet komen. En dan is Leiden in last, dan
moet men alles aan de kade lossen en maar trachten
later het vuil dieper het land in te krijgen, omdat het
voor een doelmatige plemping en ophooging een eisch
is dat men achteraan begint. Wanneer men vooraan
begint dan moet men later het vuil allemaal naar ach
teren kruien en dan heeft men dubbel werk.
Om al deze verschillende reden is het overbrengen
van vuil door particuliere schippers niet gewenscht,
doch daar staat nog tegenover dat men bij de reiniging
een zoogenaamde puinplaats heeft, die niet economisch
wordt beheerd, omdat dit niet kan. Als men de beschik
king heeft over een motorsleepboot, dan behoeft men
niet eerst het vuil op te garen en dan behoeft men daar
ook niet iemand bij te hebben, die 1600.per jaar
kost. En zoo is het eene naar het andere. Nu moet men
vaak 4, 5 of 6 menschen gebruiken om het vuil al maar
hooger op te kruien, doch dat alles zal voor een zeer
groot deel zijn te ondervangen, als men een paar leege
pramen voor den wal heeft liggen, daarin direct het
vuil kan storten en dit dan dadelijk naar Wartena kan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 315
brengen. Men heeft dan slechts eenmaal kosten en
moeite.
Wat betreft de vraag omtrent het aantal kubieke
meters vuil, zegt spreker, dat hij meende dat dit aantal
per jaar bedroeg 6000 M3. Hij durft echter voor dit
cijfer niet in te staan. Maar in ieder geval is er heel
wat te doen. Er komt nog bij dat de motorsleepboot
maar voor 30 a 35 cent olie per uur verstookt. Daarom
is zij veel economischer dan een stoomboot. In de stuk
ken staat al dat men er ook geen vast personeel voor
noodig heeft. De boot zal ook in de stadsgrachten
kunnen varen; de heer Lautenbach heeft wel gelijk dat
een motorboot in de binnengrachten niet mag varen
met gaanden motor, maar dat is ook niet de bedoeling.
De heer Lautenbach: Er staat „binnengrachten".
De heer Dijkstra: Dan moet dat woordje „binnen"
er voor weg geschrapt worden, dat is niet heelemaal
in orde.
Spreker meent hiermee de verschillende zaken be
hoorlijk te hebben beantwoord.
De heer Lautenbach heeft zoopas nog iets vergeten
en zou daarop nog graag even terug willen komen.
Uit de toelichtingen, die bij de stukken liggen heeft hij
den indruk gekregen, dat het de bedoeling is de boot
door inschrijving te verkrijgen en dus een nieuwe boot
te krijgen. Als spreker echter het voorstel leest dan lijkt
het hem dat de bedoelde boot te koop is, dan krijgt
hij den indruk: de zaak is klaar. Als het dan echter een
gebruikte boot is, die men wil koopen, dan zou spreker
er de aandacht op willen vestigen, welke garantie men
heeft voor den motor. Spreker is geen bevaren mensch,
maar heeft toch wel zooveel ervaring dat een niet-wer-
kende motor heelemaal geen zeldzaamheid is. Spreker
weet niet of de bedoelde boot gebruikt is, maar zou in
dat geval willen vragen welke garantie men heeft voor
den motor.
De heer Dijkstra (wethouder) wil nog graag den heer
Lautenbach even antwoorden. Spreker is bij deze aan
gelegenheid niet over ijs van één nacht gegaan, maar
heeft een veelzijdig onderzoek gedaan. Hij is begonnen
met het plaatsen van een advertentie, welke enkele
leden zich wel zullen herinneren gelezen te hebben nu
spreker 't zegt: dat er werd te koop gevraagd een
nieuwe of zoo goed als nieuwe sleepboot, onder nummer.
Daarop zijn 32 offertes ingekomen en spreker heeft er
toen eenige dagen aan besteed om in verschillende
steden van ons land op onderzoek uit te gaan. Dat hij
niet overal is geweest, spreekt vanzelf; een zeer groot
deel toch was van te zwaren bouw of ongeschikt of
kwam om andere reden niet in aanmerking. Het resul
taat is echter geweest dat men niet geschikt terecht kon;
in ieder geval zou men moeten overgaan tot het aan
schaffen van een nieuwen motor, kon men een boot be
schikbaar krijgen, dan zou men daarin een nieuwen
motor hebben moeten zetten. Dat zou ook zijn gedaan,
doch toen spreker in het college had uiteengezet hoe
't geval er voor stond, vestigde een van de wethouders
in het college de aandacht op een nieuwe boot die voor
de fabriek van „Van Berkels Patent" voor reclame had
gevaren in Friesland en Groningen. Deze boot stond bij
de Holland-Friesland lijn uitstekend aangeschreven en
was te koop voor 10 a 12 duizend gulden. Er was
echter bij gezegd dat er nog wel over den prijs was te
spreken, ook al, omdat het tegenwoordig in die branche
niet rooskleurig is. Nu kan spreker den Raad wel mee-
deelen dat het college zich toen direct heeft uitge
sproken dat men hier wist wat men kreeg en om de
discussies nu maar niet al te lang te maken, zal spreker
maar precies zeggen zooals 't is
De heer Lautenbach: Neen, dat is niet noodig.
De heer Dijkstra (wethouder) als U 't liever
niet hebt ik speel 't liefst met open kaart maar
't is misschien ook beter dat ik er in openbare zitting
niet meer van zeg. Maar de conclusie is deze: dat wij
een nieuwe boot krijgen tegen een zeer concurrenten
prijs.
De heer Lautenbach is den wethouder dankbaar voor
diens inlichtingen. Spreker bedoelde ook niet het on
derste loodje uit de kan te willen hebben, daarvoor is
hij niet deskundig genoeg. Maar hij wilde er de aan
dacht op vestigen dat in de toelichting aanbesteding
schering en inslag was en hier in het voorstel niet.
Daarom vroeg hij: welken waarborg hebben wij, dat we
een goeden motor krijgen?
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
12 (Agenda no. 12). Voorste', van Burgemeester en
Wethouders om aan de N. V. Sioomwalsenbedrijf H.
Boesewinkel ie Zut/en op te dragen het verbeteren van
de bestrating op de Lange Pijp en de Brol, enz.
Dit voorstel luidt als volgt:
Het besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 2 Juni 1.1.,
waarbij niet werd goedgekeurd het raadsbesluit van 12
April te voren tot onderhandsche aanbesteding aan de
N. V. Stoomwalsenbedrijf van H. Boesewinkel te Zutfen
van de vervanging der keibestrating van de Langepijp
en de Brol door kleinpflaster, is gevolgd door onze op
dracht aan den Directeur der gemeentewerken om het
noodige voor een openbare aanbesteding te verrichten.
Intusschen had de Directeur, eenigszins onvoorzichtig
vooruitloopende op de beslissing van Gedeputeerde
Staten, den dag, volgende op het raadsbesluit, reeds
aan de Vennootschap geseind dat haar de bestrating
gegund was. Wij stellen dit voorop, omdat het de ver
klaring geeft van het voorstel dat hierna volgen zal.
Bij de aanbesteding was de Vennootschap niet de
laagste inschrijfster. Dit was de Nederlandsche Basalt
maatschappij te Zaandam voor 21,990.—; op haar
volgde Boesewinkel met 24,400.In gewone omstan
digheden was er dus alle aanleiding geweest den laag-
sten inschrijver het werk te gunnen. De vertegenwoor
diger der Vennootschap Boesewinkel heeft ons echter
uiteengezet dat zijn principale eenigermate het slacht
offer was geworden van de voorbarige gunning, daar
zij de noodige materialen voor het werk daarop had
aangekocht. De keien waren toen n.l. 1.per M2
duurder dan nu bij de openbare aanbesteding. Dien
hoogeren prijs had de Vennootschap, ter voorkoming van
schade, in hare laatste aanbieding verwerkt, die, als
zij in gelijke positie was geweest als de andere inschrij
vers en dus met lagere prijzen der materialen rekening
had kunnen houden, 2600.lager en alzoo voor
21,800.had kunnen bieden. De Vennootschap stelt
nu voor haar het werk voor dezen laagsten prijs te gun
nen, mits de gemeente hare hier reeds opgeslagen keitjes
of een gelijke hoeveelheid tegen den prijs van 210.
per tien ton, d. i. de bij de gunning geldende marktprijs,
overneemt. De lagere bestedingssom, die zij zich ge
troosten wil, zit dus in het prijsverlies op de keitjes.
De Vennootschap heeft er, meenen wij, door de eerste
handelwijze der gemeente, eenigszins recht op, dat het
geen toen gedaan is wordt goedgemaakt en wij stellen
dus voor haar voorstel aan te nemen. Op hare aanbie
ding zou nimmer zijn ingegaan, als hetgeen boven is
medegedeeld aan de openbare aanbesteding niet ware
voorafgegaan. Met name, en wij stellen er prijs op dit
hier nadrukkelijk te verklaren, doet het voorstel om den
voorslag van Boesewinkel te aanvaarden niets te kort