320 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. woordiger ook uitdrukkelijk heeft verklaard dat, toen de firma het telegram van den directeur had ontvangen, zij telegrafisch den koop van de steentjes had vastgelegd. Dat is juist voor Burgemeester en Wethouders aanlei ding geweest om met het voorstel, zooals het hier ligt, bij den Raad te komen. Den heer Tiemersma blijkt uit de inlichtingen van den wethouder nu dat de zaak in haar kleinste proporties aldus is samen te vatten: dat, als men op 't oogenblik de aanbesteding gunt aan de Zaaniandsche Basaltmaat schappij men 21,990.zal moeten betalen. Doch koopt men dan daarbij, onverschillig van welke firma, 32 wagons 10 tons kleinkeitjes dan zal men daarvoor moeten betalen 210.per tien ton. Men geeft dan dus daarvoor ook 6720.Neemt men die keitjes van de firma Boesewinkel dan zal men daarvoor evengoed 210.per tien ton moeten betalen, maar men wint daardoor op de aanbestedingssom een bedrag van 190.Spreker meent dat daarin voordeelen zijn ge legen, vo:ral, waar hij in eerste instantie heeft gezegd, dat hij, door de niet-goedkeuring van het raadsbesluit van 12 April door Gedeputeerde Staten, er voor te vin den zou zijn de firma Boesewinkel iets extra tegemoet te komen, door haar het werk ook te willen gunnen, ook al was zij iets hooger dan de laagste inschrijver. Spreker meent dan nu ook dat er alle aanleiding bestaat om op het gedane voorstel in te gaan: de firma Boesewinkel het werk te gunnen en over te gaan tot aankoop van 32 wagons kleinkeitjes. De heer jansen meent nu uit het spreken van den heer Tiemersma te hooren, dat deze van oordeel is dat de gemeente bij dit voorstel nog voordeel heeft, terwijl de heer Tiemersma, in tegenstelling hiermee, in zijn eerste betoog tegen het voorstel was. Spreker gelooft dat de heer Tiemersma den toestand niet eerlijk en zuiver stelt. Als men het werk geeft aan den laagsten inschrijver, dan heeft men het werk klaar voor een bedrag van 21,990.Laat men de aanbesteding gunnen aan de firma Boesewinkel dan heeft men het werk wel 190. goedkooper, evenwel plus den strop, dien men heeft in het koopen van de keitjes. Deze kan men toch evengoed het volgend jaar koopen, als de marktprijs misschien nog meer is gaan dalen. Bovendien krijgt men het verlies van de rente van het kapitaal. Het is dus nooit mogelijk, als men deze zeer duistere transactie van alle kanten beziet, dat de gemeente hierbij voordeel kan uitspelen. Spreker blijft dan ook bij zijn eerste betoog, dat hij zal stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De heer Dijstra vindt aanleiding in de gehouden dis cussies om aanhouding van het voorstel te vragen. Spre ker wil eerst meer licht verzoeken om dan het voorstel te behandelen. De Voorzitter wil dan zelf ook nog iets opmerken. Er is nu een verzoek om aanhouding om meer licht te geven. Als er echter niet voldoende licht is gegeven, dan zou spreker zeggen: vraag dan meer licht, doe verschillende vragen en als er dan vragen bij zijn die niet goed worden beantwoord heeft men recht van spreken als men aan houding verzoekt. Zoolang echter de vragen alle nog worden beantwoord, heeft aanhouding geen zin. Men kan er dan voor of tegen zijn, maar men moet dan niet vragen om aanhouding. Spreker voor zich is er wel van overtuigd dat dit een zeer ingewikkelde kwestie is, hij wil wel gelooven dat de Raad ze niet heelemaal begrijpt. Dat is sprekers in druk al geweest bij het begin der discussies en dien indruk heeft hij ook nu nog. Het niet-begrijpen heeft zich typisch geuit in wat door den heer De Vos is ge zegd, n.l. dat de gemeente hier bijna 7000.— schade door zal lijden. De berekening daarvan heeft spreker niet gehoord, hoe de heer De Vos derhalve aan die 700U.komt weet hij niet. Spreker memoreert nog in 't kort de geheeie behan deling van deze zaak. De directeur van gemeentewerken heeft destijds opdracht gekregen van Burgemeester en Wethouders om met de firma Eoesewinkel in onderhan deling te treden over de bestrating van de Lange Pijp en de Brol. Er is overeenstemming verkregen en daarna is er een voorstel naar den Raad gegaan. In dit voorstel stond om het werk te doen uitvoeren en het te gunnen aan de firma Boesewinkel. Dit voorstel is door den Raad aangenomen. Direct daarop heeft de directeur van ge meentewerken spreker kan er ook geen andere uit drukking voor vinuen dan „eenigszins onvoorzichtig", maar voor zoover hij meent te weten geheel te goeder trouw een telegram gezonden aan de firma Boese winkel, dat de bestrating was gegund, ook al, omdat hij blij was voor die firma, dat de onderhandelingen waren gelukt. Onvoorzichtig is in deze de directeur wel geweest, omdat hij er niet aan heeft gedacht dat achter s Raads goedkeuring nog stonden Gedeputeerde Staten. Doch daaraan hebben we eigenlijk allemaal niet ge dacht; niemand heeft gedacht aan een mogelijke niet- goedkeuring door Gedeputeerde Staten. Daarvoor is dus de directeur wel te excuseeren. Doch als men excuseert, moet er schuld zijn. En die schuld is er, maar de kwestie is nu maar of de Raad een onvoorzichtigheid, die te goeder trouw is gebeurd, wil dekken of niet. Daarop komt de heele kwestie neer en als men het nu niet wil dekken dan zegt men weg Boesewinkel, we nemen Zaandam, maar wil men het wel dekken, dan kan men zeggen: is het ook mogelijk er nog eens verder over te spreken? Zegt de Raad echter dat hij de fouten, die door een ambtenaar te goeder trouw zijn gemaakt, niet wil dekken, dan is het afgeioopen met Boesewinkel. Dat hebben Burgemeester en Wethouders niet willen doen, zij hebben den directeur niet absoluut alleen willen laten staan, ofschoon deze een onvoorzichtigheid heeft be gaan. Toen intusschen, niet op verzoek maar vrijwillig, de vertegenwoordiger van de firma Boesewinkel in het college kwam en zeide: hier heeft U het telegram, moet spreker wel eerlijk zeggen dat, ofschoon Burgemeester en Wethouders er gedeeltelijk mee bekend waren, zij wel wat vreemd hebben opgezien, dat er stond dat de levering was gegund. Spreker moet ook opmerken dat, wanneer de firma de gemeente in rechten ging aanspre ken, met de telegrafische inedeedeeling van den eigen directeur der gemeente, dat de levering was gegund, in de hand, de gemeente niet kon zeggen dat de levering niet was gegund. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook gezegd: is er nu ook nog iets aan te doen? Spreker geeft toe dat het een ingewikkelde zaak is; men moet er in zitten om ze te begrijpen. Maar persoonlijk heeft hij de overtuiging dat, indien deze zaak wordt aangenomen, er voor de gemeente absoluut geen schade in zit. Ook heeft hij de overtuiging dat er ook nog wel eenig voordeel in zit voor de firma Boesewinkel, maar dat mag zij ook wel hebben, daarvoor is zij een han delsonderneming. Dan wil spreker nog even terug komen op wat de heer O. de Vries omtrent den koop van de keitjes door de firma heeft gezegd. Spreker gelooft dat het iets anders is geweest of dat de heer De Vries zich niet heel dui delijk heeft uitgedrukt. Hij meent dat het zoo was, dat de firma de keitjes in voorkoop had en dat zij, toen het telegram van den directeur kwam, de koop telegrafisch heeft bevestigd. Nu komt er dit bij, dat ondertusschen de prijs van de keitjes is teruggeloopen. Zooals ze daar nu liggen worden ze de gemeente door de firma voor den marktprijs van heden aangeboden, dat is dus de thans geldende marktprijs. Maar omdat de firma natuurlijk de steenen koopt bij een zeer groot kwantum en direct aan de groeve, zit er voor haar in den geldenden marktprijs nog wel eenige winst en blijft er dus ook eenige winst op, wanneer de steenen voor 210.per tien ton wor Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1921. 321 den verkocht. Men moet dien koop los van het andere beschouwen. Er is gezegd dat de firma op de gunning kon rekenen en nu bij den tegenwoordigen stand van de keien wil zij het werk doen voor 21,800.wat ook in een mondeling gesprek is bevestigd. Toen is, zooals wethouder De Vries al heeft meegedeeld, door den vertegenwoordiger van de firma nog een vergissing begaan; de prijs van 210.per tien ton is „franco station", maar men krijgt ze hier „franco ter plaatse". Als men ze zoo kan krijgen, waarom dan niet? Hier ligt ongeveer 2/3 van de hoeveelheid die noodig is voor de beide pijpen, waarom zou men die niet voor de pijpen gebruiken en andere koopen? Dat komt toch op het zelfde neer als dat men deze neemt en dan behoeft men deze eerst niet naar de werf te sleepen om dan weer andere voor de pijpen te gebruiken. Het voorstel om de steenen te koopen is gekomen, om goed te maken de winstderving, die de firma zou krijgen, door niet gevolg geven aan het telegram van den directeur. Laat die aan koop nu een bedrag van 6700.— kosten, de gemeente moet die materialen toch koopen tegen den marktprijs. Waarom zou zij ze dan niet van de firma Boesewinkel J koopen? Dat is de heele kwestie. Zij lijkt verbazend in gewikkeld en dat is ze ook, maar dat ze niet te begrijpen is, gelooft spreker niet. Dan staan de heeren hier zoo op de Basaltmaat schappij te Zaandam. Die zal ook wel best zijn, daar twijfelt spreker niet aan, daarom is ook in het voorstel gezegd dat het niet is, omdat ze slecht is, dat haar het werk niet wordt gegund. Maar spreker heeft ook de overtuiging dat er al lang weer onderhandelingen gaande zijn tusschen de firma Boesewinkel en de Basaltmaat schappij; hij is er van overtuigd dat, wanneer de Basalt maatschappij het werk krijgt, toch dezelfde steenen in de Lange Pijp en de Brol komen. Spreker trekt die con clusie uit een brief dien hij heeft gekregen en een tele fonisch gesprek, dat de wethouder heeft gehad met de Basaltmaatschappij. Spreker heeft al lang de overtui ging dat, of Boesewinkel of de Basaltmaatschappij het werk krijgen, de steenen, die hier liggen, er toch in komen. Zoo zit de zaak als men het precies weten wil. De heer IJ. de Vries gelooft zeker wel met den Voor zitter dat de keien, die hier liggen, wel in de Lange Pijp zullen komen tenzij het voorstel van den heer Dijstra was aangenomen zoo goed zullen die firma's wel met elkaar kunnen. Spreker zegt dank voor de gegeven inlichtingen en zou nu misschien in het voorstel kunnen meegaan, maar wenscht toch tegen te stemmen, opdat de ambtenaren zullen weten, dat hij zijn stem er niet toe leenen wil, om dergelijke stomme zetten van hen te dekken. Spreker hoopt dat dit een leer voor de toekomst zal zijn dat zij hun tijd zullen afwachten. De Voorzitter vraagt of de heer Dijstra het voorstel tot aanhouding nog handhaaft. De heer Dijstra: Neen, ik handhaaf het niet. Het voorstel-Dijstra tot aanhouding is dus ingetrok ken. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 12 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Tiemersma, Zandstra, Dijk stra, Collet, De Boer, Tulp, Berghuis O. F. de Vries, M. Molenaar, Koopal, Muller en B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Visser, Van der Werff, Dijstra, De Vos, mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi, de heeren Cohen. IJ. de Vries en Jansen. 13 (Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening tot regeling der jaarwedden van de vakonderwijzers in de gymnastiek aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden (bijlage no. 60). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (wethouder) wil den Raad namens het college van Burgemeester en Wethouders meedeelen, dat het college toch maar besloten heeft in het voorstel onder B: „te bepalen dat het besluit sub A wordt geacht den 1 Januari 1921 in werking te zijn getreden", het jaar 1921 te veranderen in 1920. De motieven van het college zijn deze. Op 1 Januari 1920 zijn de ver hoogde salarissen voor het onderwijzend personeel in werking getreden, waarna ook is bepaald dat de nieuwe salarissen van de vakonderwijzers in de handwerken op dien datum werden geacht in werking te zijn getreden. Had men onmiddellijk bij de salarissen van de vakonder wijzers in de handwerken ook die van de vakonder wijzers in de gymnastiek aangepakt, dan hadden deze laatsten ook in dezen datum van in werking treding ge deeld. Omdat dit niet door het vorige college of door den vorigen wethouder van Onderwijs is geschied, zijn Burgemeester en Wethouders van oordeel dat men de onderwijzers daarvoor niet moet laten boeten, waarom zij voorstellen de nieuwe salarissen te doen ingaan met ingang van 1 Januari 1920. Het benoodigde bedrag over 1920 kan niet meer worden gehaald uit de rekening van dat jaar, zoodat dit bedrag als een persoonlijke toelage of als een subsidie moet worden verstrekt en moet wor den gehaald uit de begrooting voor 1921. De heer Dijstra: Die verklaring van den wethouder van Onderwijs is mij niet voldoende. Ik meen dat de gemeenteraad op dit oogenblik niet mag toelaten dat er extra salarissen worden uitgekeerd over een jaar, dat al achter den rug is. Ik verklaar mij voor het oude voorstel van het college. De heer Jansen staat eenigermate verbaasd over de verklaring van den wethouder van Onderwijs. Hij ver moedt dat de wethouder is bewogen door 't adres dat is ingekomen. De heer Tulp (wethouder)'t Was voor dien tijd al besloten. De heer Jansen moet zich ook verklaren tegen deze wijziging in het voorstel van Burgemeester en Wethou ders, ook op grond van het feit, dat het heel moeilijk aangaat om van bijna twee jaar terug nog salarissen uit te betalen. Als men goed wil maken wat toen is ge beurd, dan moet men nog meer dingen uit die sloot op halen, wat dan ook wel het gevolg zal zijn. Spreker kan zich vereenigen met een uitbetaling vanaf 1 Januari 1921, maar om dit te doen vanaf 1 Januari 1920 acht hij een zeer roekeloos omspringen met de gemeentefinanciën. Hij zal er zich dan ook tegen verklaren. De heer De Boer gelooft met den wethouder van Onderwijs dat er alle reden is om de wijziging door den wethouder ingediend, te aanvaarden. Het is geheel buiten de schuld van het betrokken personeel dat pas op dit oogenblik dit voorstel aan de orde komt. Voor de andere salarissen heeft de herziening reeds in den loop van het vorig jaar plaats gehad, als toen deze her ziening niet was aangehouden, was zij ook reeds het vorig jaar aangenomen en dan was de in werking treding ook met ingang van 1 Januari 1920 geweest. De wijzi ging, door den wethouder van Onderwijs op dit oogen blik ingediend, is dus volkomen logisch.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 8