362 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 December 1921. tegengehouden. Als men dit echter nagaat dan is er tusschen een plaats als Leeuwarden een groot verschil met plaatsen als Baarn en Bussum; daar gaan zich wel groote inkomens uit vermogens vestigen, maar dat zal in Leeuwarden naar alle waarschijnlijkheid niet dikwijls voorkomen. Als we nu in de toekomst zien dan zal op den duur een groot deel van deze belasting moeten worden opgebracht door de inkomens uit kleinere ver mogens en het spreekt vanzelf dat spreker hierbij voor namelijk het oog heeft op menschen als renteniers. Het vestigen van kleine inkomens uit vermogen wordt er dan hier niet aanlokkelijker op. In het staatje is opgeno men iemand met een bedrag van 2500.inkomen uit vermogen en deze betaalt 0,9 °/o van zijn inkomen aan opcenten op de personeele belasting. Dat is dus 22. Rekent men nu dat die 2500.inkomen uit vermogen wordt getrokken uit een kapitaal van 55,000.dan zal die man met 2500.inkomen bij het voorstel- Dijstra 55.aan opcenten op de vermogensbelasting moeten betalen. Dat maakt dus voor dien man met een niet zoo heel groot inkomen een groot verschil, n.l. 30.—. Dan heeft spreker ook het bezwaar gevoeld, dat Bur gemeester en Wethouders aanhalen, dat naamlooze ven nootschappen en vereenigingen, die op het oogenblik in de personeele belasting bijdragen, geheel vrij zullen komen. Verder meent spreker ook dat in de personeele be lasting alles wordt aangeslagen wat onder luxe valt. Het is op auto's en pleiziervaartuigen dat deze belasting hier in den laatsten tijd een niet gering percentage op brengt. Op die gronden zal spreker dan ook tegen het voorstel-Dijstra stemmen. De heer Berghuis (wethouder) wil nog een kort woord zeggen naar aanleiding van de woorden van den heer Dijstra. De woorden van den heer Rengers kan de meerderheid van het college, die dit voorstel doet, on derschrijven. Maar de heer Dijstra meende dat spreker, wat betreft de personeele belasting, een zekeren draai zou hebben genomen. Het wil spreker voorkomen dat die meening op een misverstand berust; hij heeft altijd gezegd dat, als men de personeele belasting als zoo danig alleen beschouwt, er dan gevallen zijn, dat de opcenten op de personeele belasting zeer onbillijk kun nen drukken, maar dat hij de afschaffing van de perso neele belasting niet voorstaat, zoolang de gemeente een deel inkomen daardoor moet missen van personen, waarvan het niet op een andere manier kan terug ge vonden worden. Spreker wil dadelijk toegeven dat het bedrag, dat hij indertijd voorstelde, door hem veel hoo- ger is gedacht dan na het onderzoek is gebleken te zijn. Het is nog niet precies op te maken maar uit de stukken is gebleken dat dit bedrag een 10,000.a 12,000. zal beloopen. Ondertusschen is nu dit nieuwe staatje opgemaakt en dat geeft een verhouding van de inko mens, zooals er in Leeuwarden veelvuldig gelijksoortige voorkomen. Zooals al in het voorstel staat en hierin gaat spreker dan ook met den heer Dijstra mee moet aan een dergelijk staatje niet te veel waarde worden gehecht. Maar de cijfers doen toch wel zien dat de ver schillen tusschen de voorstellen van Burgemeester en Wethouders en den heer Dijstra niet van zoo grooten invloed zijn. Een reden voor de meerderheid van het college om niet mee te gaan met de afschaffing van de opcenten op de personeele belasting, al is het dan ook dat men maar 10,000.of 12,000.zal moeten missen en op een andere manier zal moeten vinden. Waar de heer Dijstra spreekt van de kwestie dat, ge zien het meevallen van de kohieren van 1921, de moge lijkheid bestaat dat ook dit jaar het tekort daardoor j wordt aangevuld, wil spreker opmerken dat men bij het I voorstel-Dijstra men de eene belasting ophoudt óp 1 Januari en met de andere belasting begint op 1 Mei, waardoor dit jaar nog bovendien een bedrag van 62,000.zal moeten worden gevonden uit de inkom stenbelasting. Of er dan geen aanleiding zal bestaan om het vermenigvuldigingscijfer van 7 te brengen op 7/4, die bewering laat spreker aan den heer Dijstra. De heeren die de sectievergaderingen van de begroo ting hebben meegemaakt, zullen weten, dat door allen daar de vraag is gesteld of het totaal van de aanslag- cijfers, in de begrooting opgenomen en dus bij den Raad door de toezending der begrooting bekend, niet veel te optimistisch is genomen. Waar door Burge meester en Wethouders zelf is verklaard dat zij het cijfer onder veel reserve moeten geven, omdat zij geen grondslag hebben van de nieuwe belasting, waar deze op een andere manier wordt berekend dan tot dusverre, doordat men niet meer rekent met het gemiddelde in komen over 3 jaar, maar met het inkomen over 1 jaar, daar kon niemand zich voorstellen dat geen verhooging van het vermenigvuldigingscijfer noodig zou zijn en men het dus op 7 zou kunnen houden. Spreker gelooft dan ook dat de heer Dijstra zich in ieder geval wel kan voor stellen dat, wanneer zijn voorstel wordt aangenomen, de aanslag moet worden genomen met een vermenig vuldigingscijfer dat wordt verhoogd van 7 tot 7(4- Voor het overige kan spreker onderschrijven wat de heer Rengers heeft gezegd. Er is een zekere grens van aanslag. Straks zal dan ook door het college geen voor stel worden gedaan om de progressie hooger op te voeren, omdat men een zekere grens van progressie zal moeten behouden. Dan schiet spreker nog iets in de gedachten wat niet in het voorstel staat, n.l. dat hij den heer Dijstra in ieder geval in overweging zou willen geven om zijn voorstel nu terug te nemen en het één jaar uit te stellen, ook al omdat hierdoor de verschillende heffingen der beide belastingen op 1 Januari en 1 Mei de gemeente 4 maanden belasting zal kwijt raken, wat weer op de inkomstenbelasting zal moeten worden verhaald. Dit wil spreker aan den heer Dijstra overlaten. Verder kan hij zich nogmaals aansluiten bij de woorden van den heer Rengers en wil hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders bij den Raad aanbevelen. De heer De Boer: Ik ben van meening met den heer Dijstra, dat de personeele belasting een zeer verderfe lijke belasting is, omdat het verteringsbelasting is. Deze belasting treft niet het inkomen, maar de besteding van het inkomen. Wanneer een huisgezin zijn inkomen be steedt aan cultureele uitgaven, dan zal dat huisgezin bij de personeele belasting zwaarder worden getroffen dan het huisgezin, dat zijn uitgaven besteedt op een andere wijze. Dat is het kardinale punt, waaruit ook valt af te leiden dat het veel beter is, dat het inkomen, dat voor ieder gelijk is, in de belasting wordt getroffen dan dat de v/ijze van besteding van het inkomen getroffen wordt. Ik geloof ook dat uit het staatje valt af te leiden dat het in het belang van de laagste inkomens is dat aan de personeele belasting een einde wordt gemaakt. De heer Berghuis heeft den heer Dijstra gevraagd zijn voorstel een jaar uit te stellen. Maar ik sta op het stand punt dat, wanneer iets verkeerd is, men dan met de opheffing van dat verkeerde niet een jaar moet wachten, maar zoo vlug mogelijk de gelegenheid moet aangrijpen om daaraan een einde te maken. De Voorzitter: Het voorstel-Dijstra gaat het verste; het is 't beste dit maar te beschouwen als een amen dement op het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. U verbindt aan de afschaffing van de opcenten op de personeele belasting de heffing van 100 opcenten op de vermogensbelasting? U wenscht dat niet te splitsen? De heer Dijstra: Neen. De beraadslagingen worden gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 December 1921. 363 Het amendement-Dijstra wordt met 18 tegen 6 stem men aangenomen. Vóór stemmen: de heeren O. F. de Vries, Visser, van der Werff, Fransen, M. Molenaar, Tiemersma, Dijstra, Zandstra, Collet, Lautenbach, Muller, Koopal, Jansen, Dijkstra, B. Molenaar, IJ. de Vries, De Boer en Westra. Tegen stemmen: de heer Tulp, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Berghuis, De Vos, van Wei deren baron Rengers en Oosterhoff. 14'(Agenda no. 17). Voorstel van Burgemeester en Wethouaers tot verhooging van het crediet toegestaan voor straataanleg op terrein tusschen den Groninger straatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad. Dit voorstel is opgenomen in het verslag der ver gadering van 22 November 1921 (Raadshandelingen 1921, bladzijde 338). De beraadslagingen worden geopend. De heer Fransen merkt op dat in het voorstel wordt gevraagd een verhoogd crediet naar aanleiding van het leggen van verschillende trottoirs en tevens, omdat er meer is uitgekeerd aan loonen, dan waarop gerekend was. Na aftrek van een bedrag van 4000.welk bedrag de hoofdaanleg van de straten minder heeft ge kost, beloopt de verhooging een bedrag van 26,800. tegenover dien uitgaafpost staat nu echter een post van inkomsten van 2500.als bijdrage van het Rijk in de kosten der arbeidsloonen. Het wil spreker nu voorko men dat, als men een crediet verleent voor een bepaald werk, het dan aanbeveling verdient dat de inkomsten van de uitgaven worden afgetrokken; het resteerende bedrag is dan het crediet, dat moet worden verleend. Spreker zou daarom willen voorstellen dit bedrag van 26,800.met die 2500.aan inkomsten te ver lagen en aldus een crediet te verleenen tot een bedrag van 24,300. De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik begrijp niet best wat de heer Fransen wil. De heer De Boer: Hij wil het iets goedkooper hebben. De heer Fransen zal het dan duidelijker zeggen, Er is een begrooting opgemaakt van de uitgaven, noodig voor den aanleg van verschillende trottoirs, tot een be drag van 21,000.Daarbij is een verhoogd crediet gevraagd voor de verhooging der loonen, na aftrek van een bedrag van 4000.—, dat is overgebleven van den stratenaanleg. Te zamen wordt dit 26,800.dit bedrag is geraamd als uitgave voor de verhoogde loo nen en het nog te verrichten werk. Tegenover deze uitgave staat echter een begrooting van inkomsten a 2500.het bedrag, dat de gemeente vermoedelijk van het Rijk zal krijgen als bijdrage in de verhoogde arbeidsloonen. Waar nu tegenover de uitgaven inkom sten staan, zal men, wanneer men deze laatste van de eerste aftrekt, overhouden het bedrag, dat de gemeente moet besteden. Daarom wil spreker het gevraagde cre diet verlagen met de inkomsten, die de gemeente nog van het Rijk te wachten heeft. De heer Berghuis (wethouder) begrijpt nu dat de vraag van den heer Fransen zijn kant opgaat, be kwestie is dat de boekhouder als uitgaaf in de begrooting moet vaststellen het volle goed gekeurde crediet, terwijl dan dat, wat eventueel wordt terugontvangen, in de ontvangsten van de begrooting wordt geboekt. Wanneer dus later dat bedrag van 2500.wordt terugontvangen, vindt de heer Fransen dat in de ontvangsten der rekening weer. Het komt dus practisch op hetzelfde neer als dat het bepaald bedrag, dat de heer Fransen noemt, als crediet wordt verleend. Maar het college moet voor het volle crediet machtiging van den Raad hebben en het kan niet direct die andere post in mindering brengen. Anders loopt de gemeentelijke boekhouding vast. De heer Fransen: Het is mogelijk, dat die vastloopt, maar ik begrijp dat niet. Als men een begrooting maakt van uitgaven en daar staan inkomsten tegenover, dan heeft men hier het crediet van 2500.niet noodig. Dan heeft men slechts een crediet noodig van 24,300.— en dan kan men het werk uitvoeren. De heer Berghuis (wethouder) wil nog even trachten den heer Fransen duidelijk te maken waarom het voor de boekhouding noodig is. De heer Fransen heeft ge lijk dat per saldo alleen dat bedrag noodig is, wat hij noemt. Maar wanneer er voor een werk 24 noodig is en men daarvan 2 terug ontvangt, dan is het waar, dat er door de gemeente maar 22 wordt besteed voor het werk, maar het crediet, dat voor het werk noodig is, blijft 24 en van een ander krijgt men 2 terug. Dat moeten nu twee boekingsposten worden in de gemeente-admi nistratie, anders loopt de boel vierkant in de war. Wanneer men alleen 22 boekt als uitgaaf dan kan ner gens een boeking worden gemaakt van de ontvangst van het Rijk. Maar juist omdat die 2500.niet noodig is, deelen Burgemeester en Wethouders hier mee dat straks die 2500.van het Rijk terug komt. De Raad zal dan kunnen zien dat dit bedrag als ontvangstpost in de re kening wordt verantwoord. De heer Fransen zal er, als er werkelijk bezwaar is m verband met de boekhouding, niet op staan. Maar hij vindt het een kleine moeite om het later weer even te wijzigen. Bij hem zit maar de vrees voor dat, wanneer dit crediet wordt verleend, het dan ook verbruikt wordt en dan geen rekening met de inkomsten wordt ge houden. De heer Berghuis (wethouder)Dat kunt U zien in de rekening, welke namens Burgemeester en Wethou ders steeds door den verificateur wordt gecontroleerd. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 15 (Agenda no. 18). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening, regelende de jaarwedden der docenten aan de school van mid delbaar onderwijs voor meisjes (bijlage no. 54). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 6