39ö Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. heeft daar een ontzaglijken hinder van, wat zijns inziens niet alleen te wijten is aan de zwaarte van de wagens maar meer aan het feit dat de bijwagen geen gummi banden heeft, doch van gewone ijzeren banden is voor zien. Wanneer spreker in zijn achterkamer zit en hij zit dan zeker wel een 25 M. van de straat af en de auto passeert, dan zit hij gewoon op zijn stoel te din- deren. Men behoeft dus niet te vragen hoe het is als men vlak aan de straat zit. Spreker zou Burgemeester en Wethouders dan ook ten zeerste willen verzoeken om maatregelen te nemen. Men kan natuurlijk, omdat aan het verkeer tegemoet moet worden gekomen, niet eischen dat alle hinder zal worden voorkomen, maar waar het hier in zoo sterke mate het geval is, meent spreker dat er wel maatregelen tegen mogen worden genomen. De Voorzitter wil de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen wel beantwoorden. De heer De Boer heeft gevraagd of het politietoezicht hier niet belangrijk klei ner kan worden gemaakt, omdat de kosten daarvan in andere gemeenten geringer zijn. Om dat te constateeren, zou men een zuivere vergelijking met andere gemeenten moeten hebben. Maar spreker kan wel zeggen dat Leeu warden met de kosten van politie, in verband met de groote gemeenten in Nederland, niet aan den hoogen kant is. Hij beroept zich hier op Amsterdam en Rotter dam. Men komt hier ter stede in verhouding maar op de helft van de kosten, die in die steden worden be steed. Of een agent in politiek meer zal doen dan in dienst- kleeding, kan spreker hier zoo niet oplossen; dat is een kwestie van techniek van het politietoezicht. Hij gelooft echter wel dat daaraan bezwaren zijn verbonden. Wel wil hij het graag overwegen en het met den heer Wes- ser, den commissaris van politie, bespreken. Spreker geeft toe, dat, wanneer een agent op geregelde tijden zijn ronde doet, zoodra men weet dat hij gepasseerd is, men ook weet dat men dan vrij spel zal hebben. Oogen- schijnlijk lijkt het dan, dat het surveilleren van een agent in politiek, die gaat waar hij wil, beter is. Maar in de practijk is gebleken dat aan dat „gaan waar hij wil" groote bezwaren kleven. Verder zal spreker daar niet op ingaan. Wat de verkeersagenten betreft, het is volkomen waar dat de post WortelhavenVoorstreek niet precies staat waar hij moet staan. Maar waar hij móet staan kan hij niet staan. Dit zit in den bouw van de stad. Zou hij goed staan, dan zou b.v. een voertuig, komende langs de Voorstreek vanaf het Dokkumerend en gaande in de richting van de Doelen recht langs hem moeten rijden. Maar het moeilijke is nu juist, dat hij zoo niet kan staan. Heeft men, zooals in de moderne steden, alleen recht hoekige kruispunten, dan gaat dit wel, dan staat de agent in 't midden. Het leiden van het snelverkeer in bepaalde richtingen zou misschien eenige verbetering kunnen brengen, maar dit zou ook heel wat meer verkeersagenten kosten, als men daaronder ten minste verstaat agenten, die speci aal op het verkeer letten. Afgescheiden of het mogelijk is, moet men niet vergeten dat men waarschijnlijk met het leiden van het verkeer vele neringdoenden en za- kenmenschen dikwijls in ongelegenheid zou brengen. Als men een bepaalde richting voorschrijft, dan zullen deze dikwijls heel wat af moeten rijden. Wel is het mogelijk hier en daar wat verband te brengen; de prac tijk heeft ook al geleerd dat enkele bruggen niet tegen het moderne zware snelvervoer bestand waren, waarom ze voor vrachtauto's zijn verboden. Dit heeft bij de be langhebbenden nogal bezwaar opgeleverd, maar men kon er niets aan doen, „gemeentewerken" had verklaard dat er bezwaar tegen was dat deze bruggen geregeld bereden worden. Wat het verkeer op de bruggen betreft, daarover zijn hier leelijke noten gekraakt. Sprekers persoonlijke erva ring is echter dat hij zeer weinig wanordelijkheden heeft bijgewoond. Zoolang de boomen voor de brug dicht zijn, vult wel het publiek de volle breedte van de straat maar als de boomen opgaan, dan de menschen doen het al uit zelfbehoud wijkt men, als de stroom van weerszijden de helft van de brug heeft bereikt, al van zelf naar rechts uit. Dat iemand dan aan den verkeerden kant van de brug loopt, komt zeer weinig voor. Zoo is sprekers ervaring. Zeker is het dat het geregelde ver keer op de brug zeer kan worden bevorderd door de verschillende brugwachters; de een doet dat natuurlijk beter dan de ander. Sprekers indruk is echter dat, wan neer het op een brug eens druk is, de menschen wel uit zelfbehoud rechts houden. Dan de kwestie dat de rijtuigen dikwijls te dicht achter het publiek zitten. Het is een feit, dat men op plaatsen in het buitenland reeds het systeem heeft doorgevoerd, dat het snelverkeer, auto's, rijwielen, rijtuigen enz., voorgaan, dat die zich het eerst uit de voeten maken en dat daarna het publiek kan volgen. Hoewel het wel eenigszins logisch is, dat het snelver keer voorgaat, betwijfelt spreker of het publiek hier daarvan gediend zou zijn. Spreker wil echter wel toe zeggen dat goed zal worden toegezien dat de rijtuigen tnz. zooveel mogelijk niet te dicht achter het publiek aankomen. De heer Lautenbach vraagt of het niet mogelijk is het passeeren van 2 wagens op een brug te verbieden. Ja, ten slotte is alles mogelijk, ook daarop is een ver ordening te maken. Wel zal het hier en daar voorkomen, dat het eens een beetje druk is, maar moet men nu overal een verordening op maken? Moet het snelverkeer nu weer wachten, terwijl het toch ook voor die men schen vaak een financieel belang is dat zij opschieten? Is het dan zoo vreeselijk dat de voetgangers eens even wachten. Spreker zou zeggen dat er voor de voetgan gers meestal een minder financieel belang bij betrokken is dan voor de menschen van de wagens; de voetgangers toch zijn meestal niet voor zaken op weg, maar de wagens in den regel wel. Geeft die passage bepaalde ongelukken, dan is het natuurlijk wat anders, maar als dat niet het geval is, dan moet niet het rijverkeer worden opge offerd aan het voetverkeer. De heer Lautenbach noemde speciaal de brug bij den Grachtswal, dat is ook een extra smalle brug en daar is het natuurlijk wat anders. Daar kunnen 2 wagens elkaar niet passeeren en wan neer men daar dan ook met twee koppige voerlui te doen heeft dan komt er stagnatie. Hetzelfde heeft men met de karren bij de Oosterbrug. Maar daar behoeft spreker niet verder over te spreken, die brug is er den langsten tijd geweest. De kwestie van het plaatsen van de vrachtgoederen tusschen de boomen door de beurtschippers zal spreker met den commissaris bespreken, evenals de andere gemaakte opmerkingen. Het rijden vanuit de Heerestraat naar de Oosterstraat heeft indertijd ook bij Burge meester en Wethouders een punt van overweging uit gemaakt. Maar er moeten, als men de Heerestraat aan dien kant afsluit, toch karren en wagens in kunnen komen, omdat er nog heel wat zakenhuizen in staan. De heele straat zou dan steeds van den eenen kant bereikt en weer verlaten moeten worden, tenzij men het geheele rijtuigverkeer er zou willen uitsluiten. Dat acht spreker niet goed. De voertuigen moeten er al stapvoets rijden en nu is het misschien waar dat zij soms een gedeelte van de Oosterstraat in beslag nemen, maar dat is dan toch ook niet verder dan de Ossekop, waarlangs zij moeten verdwijnen. Vroeger was de ge heele Oosterstraat voor rijverkeer verboden, maar juist ter wille van de Heerestraat is dat kleine stukje van de Oosterstraat vrijgemaakt. De kwestie van de vrachtauto's is een zeer lastig probleem. Van politiewege wordt zoo streng mogelijk de hand gehouden aan het controleeren van de snel heid. Dit wordt op 2 manieren gedaan; de eerste is dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van L.eeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 391 een agent op een motorfiets de auto volgt en op zijn machine de snelheid controleert, de andere, dat op verschillende punten van de stad afstanden zijn afge meten en de autobestuurders, zonder het te weten, op een stophorloge worden gecontroleerd. Nu kan niet anders worden gezegd dat, hoewel tusschenbeide een enkele maal eens een proces-verbaal wordt gemaakt, men zich over 't algemeen nog al aan den eisch van de maximum-snelheid houdt. Maar het kan misschien wel eens gebeuren dat de auto's er een flink vaartje in houden en dat de menschen dat zien, terwijl de politie 't niet ziet. De kwestie met de auto's van 't provinciaal electri- citeitsbedrijf is altijd een kwestie geweest. De zaak is dat men mag rijden met een aanhangwagen; dit is niet een kwestie die door Burgemeester en Wethouders maar door Gedeputeerde Staten wordt uitgemaakt. De vraag is nu maar of men nu niet dien aanhangwagen of dien schommelenden wagen, dien de heeren bedoelen, aan een gemeentelijk voorschrift kan onderwerpen. Er wordt wel eens gezegd dat er met de vrachtauto's te hard wordt gereden, maar speciaal wordt er te dien opzichte over het provinciaal electriciteitsbedrijf ge klaagd. Spreker kan hier echter wel meededen, waar ook voor de behandeling der begrooting daarover nog in de secties werd geklaagd, dat, ook naar aanleiding daarvan, de auto's van dat bedrijf nog eens speciaal zijn gecontroleerd. Op welke manier, daarover zal spreker zich hier niet uitlaten. Nu zijn er onlangs nog wel een paar processen-verbaal gevallen, maar in doorsnee kan men toch niet zeggen, dat er te hard ge reden wordt. Wat verder den aanhangwagen nog betreft, zooals gezegd, hebben Burgemeester en Wethouders het niet in hun macht om te bepalen, dat daarmee niet mag worden gereden. Wel meenen zij echter eenige eischen te kunnen stellen, niet ten opzichte van den bijwagen, maar ten opzichte van de geheele auto zelf. Langs dien omweg denken zij er te kunnen komen door aan de vergunning tot het rijden van de auto zelf be paalde voorschriften te verbinden, waaraan men heeft te voldoen. Spreker kan dan ook wel toezeggen dat dit punt door het college ernstig zal worden bekeken. De beraadslagingen worden gesloten. Volgnos. 153155 worden onveranderd vastgesteld. Volgno 156. Straatverlichting 92,900.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos heeft over de straatverlichting ook een ernstig woord gesproken in de sectie. Burgemeester en Wethouders geven in de Memorie van Antwoord te kennen dat zij meer gevoelen voor wat gesproken is door de woordvoerders, die op verbetering van de straatverlichting hebben aangedrongen dan voor de woorden van hen, die gesproken hebben, de verlichting maar zoo te laten of de stad maar in 't duister te laten. Spreker is niet erg tevreden over het antwoord. Als hij ziet deze som van bijna 93,000.voor straatverlich ting, terwijl hij zeer zeker gelooft dat er op 1 Januari 1922 nog absoluut geen verbetering zal zijn te zien, dan vindt hij het uitgetrokken bedrag een paskwil. Hij heeft dat ook in de sectie gezegd en gevraagd of er op gerekend kon worden dat er met Januari reeds zooveel was gepresteerd. Hij heeft op die vraag echter weinig hoop kunnen krijgen en verwacht dan ook zeer zeker, dat wij dezen winter nog in 't donker zullen zitten, ondanks het groote bedrag, dat is uitgetrokken. Dan wil spreker vragen of het niet mogelijk is naast de gewone straatverlichting wat meer noodverlichting te maken. Spreker zou dat willen speciaal voor ver schillende straten, o. a. voor den Noordersingel, die Zondagavond zoo donker was, dat verschillende men schen de Singelstraat zijn omgeloopen om den donkeren singel te vermijden. Hij zou graag willen dat daarin eenige verbetering kwam. De heer Cohen acht zich ook verplicht van deze plaats hierover een paar woorden te zeggen. Hij is het met Burgemeester en Wethouders eens dat men beter kan meegaan met de sprekers over een slechte straat verlichting dan met het andere lid, dat denkt dat men Leeuwarden desnoods maar in 't donker moet laten. Spreker gelooft dat het waarlijk geen luxe-uitgave is wanneer men meer uitgeeft voor de straatverlichting. De heer De Vos heeft zooeven den Noordersingel aan gehaald, spreker sluit zich aan bij den wensch tot betere verlichting van dit punt. Waar hij daar dagelijks pas seert en er dus wel bekend is, kan hij daar gerust bij donker loopen, maar vooral voor oudere menschen is het daar gevaarlijk. Spreker wil ook aan den Wet houder van de Bedrijven vragen of ook andere straten, op de Spanjaardslaan uitkomende, van een betere ver lichting zullen worden voorzien. Wanneer men b.v. de Bleekerstraat moet passeeren, dan is het alsof men kijkt op een kerkhof Het is vooral noodig meer lantaarns te plaatsen in de buitenwijken. De gemeente moet mee werken, niet alleen in het belang van de menschen, die deze straten passeeren, maar ook voor de veiligheid van de menschen, die in die straten wonen, dat zoo spoedig mogelijk verbetering wordt aangebracht. Is het niet mogelijk de lantaarns, die gedurende den oorlog buiten werking zijn gesteld, weer aan te brengen? Spreker zou daarop gaarne antwoord hebben en zoo mogelijk toezegging, dat betere verlichting zal worden aangebracht. De heer Ij. de Vries merkt op dat het in 't algemeen moeilijk is het allen menschen naar den zin te maken en om het meest wenschelijke vervuld te krijgen. Het is hier de vraag maar of dat mogelijk is. Spreker wil wel eerlijk bekennen dat hij degene is geweest, die de opmerking heeft gemaakt, dat de menschen buiten zich toch ook veel zonder licht moeten redden. Hij heeft gevraagd of er niet meer mogelijkheid was om de verlichting eenigszins anders te regelen. Nu geeft hij toe dat zijn woorden daarvoor niet erg gelukkig zijn gekozen, maar ieder mensch heeft wel eens een minder gelukkige uitdrukking; dat gebeurt spreker wel eens en anderen ook wel. De kwestie is echter dat het be drag, dat voor straatverlichting is uitgetrokken, van dien aard is, dat het, naar sprekers meening, zeer hoog is. Nu zal het hier moeilijk gaan zooals men doet in de buitengemeenten, dat men het licht laat branden van schemeravond tot 10 of 11 uur en verder in 't donker zit. Dat zal met 't oog op 't verkeer in de stad niet gaan. Waar spreker dan ook heft aangespoord op vermindering van licht, daar had hij niet 't oog op de gevaarlijke punten, maar op de lange, rechte straten, waar het aantal lantaarns, zijns inziens, wel met de helft kon worden verminderd. Een behoorlijke verlichting be hoeft, naar zijn meening, niet van dien aard te zijn, dat er zulke hooge kosten aan zijn verbonden. Wanneer men per huisgezin van 4 personen voor politie, reiniging en straatverlichting een 70.aan belasting krijgt te betalen, dan is dat toch een heel stuk geld. De menschen moeten niet hooger worden belast dan behoeft. En hoeveel menschen zullen 's nachts na 12 uur nog gebruik maken van Leeuwardens straten? Toch is alles dan nog volop verlicht. De heer Van der VVerff is blij dat deze post met bijna f 40,000.— is verhoogd; nu is er ten minste kans dat er bij hem in de buurt, daar ginder aan 't eind van de stad, ook nog eens verlichting komt. Men zit daar den ge- heelen winter al in de duisternis. Spreker zou daarom willen zeggen dat, als het mogelijk is, de wethouder van de Bedrijven er om wil denken dat er in het „rooie dorp" ook nog eens wat verlichting komt, opdat de menschen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 14