392 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
niet meer in de sloot zullen loopen, zooals al gebeurd is.
Ook bij den spoorweg is in 't geheel geen licht; de vorige
week heeft spreker zelf nog een kind vlak voor de loco
motief van een aankomenden trein vandaan gehaald, 't
Kind had absoluut niets gezien door de duisternis.
Spreker zou dan ook gaarne willen dat er ook om die
buurt werd gedacht.
De heer Dijkstra (wethouder) hoopt in deze kwestie
eenig licht te kunnen ontsteken. Men kan er hier wel
gemakkelijk over spreken, maar spreker wil er de aan
dacht op vestigen, dat hij bij zijn optreden als wethouder
der Bedrijven de straatverlichting in zeer desolaten toe
stand heeft gevonden. Dit is ook verklaarbaar; men moet
niet vergeten dat in den oorlogstijd een zeer groot deel
van de lantaarns niet werd ontstoken, wat noodwendig
verwaarloozing van de spruitleidingen en andere deelen
van de lantaarns ten gevolge heeft gehad. Bijna van
lantaarn tot lantaarn moet men de leidingen vernieuwen;
op de eene plaats is het de standpijp, op de andere de
spruitleiding. Het is zeker geen geringe kwestie, alles
is zoo ellendig als 't maar kan. Men is nu echter wer
kelijk bezig met uitbreiding van de verlichting; spreker
heeft den directeur eerst opdracht gegeven om 29 en
later om nog 36 lantaarns te ontsteken. Zoo is men ge
regeld bezig. Maar het invallen van den winter was weer
oorzaak dat er belemmering kwam, doordat er een aan
tal lantaarns waren bevroren Dit was ook de oorzaak
op den Noordersingel. Bij de velen, die daar om gasver
lichting hebben verzocht, was ook een klacht van het
Diaconessenhuis, dat het daarvoor te donker was, ook
met het oog op de zusters, die laat thuis komen.
De heer IJ. de Vries wil straks de geheele stad in 't
donker zetten. Spreker begrijpt dat niet, want dan zal
de Stienserweg ook in 't donker komen. Dit is met 't
oog op zekere gebeurlijkheden niet gewenscht, ook al
een van de reden, waarom men hier actief te werk ging. j
Verder kan spreker nog meedeelen, dat het zijn mee
ning is, dat met het bedrag, dat op de begrooting staat,
de zaak nog absoluut niet in orde is te krijgen. Daar is
geen denken aan. Men zal slechts geleidelijk kunnen
verbeteren. Spreker zal er ook zeer zeker met den direc
teur over spreken, ook omdat zijns inziens het systeem
van onderhoud en controle van de lantaarns niet deugt.
Hij wil toegeven dat er aan de verlichting heel wat
mankeert, maar een eerste zorg zal het dan ook voor
hem zijn om daarin verbetering te brengen.
De heer De Vos hoort dat de wethouder zegt dat hij
de lantaarns en leidingen in desolaten toestand heeft
ontvangen. Maar spreker wil dan toch opmerken dat de
lantaarns aan de Paul Krugerstraat en de Cronjéstraat
wèl in orde zijn, als ze maar worden aangestoken. Doch
Zondagavond waren ze nergens en nergens aan, terwijl I
ze Maandagavond wel brandden. Wel een bewijs dat
het kan. Wanneer men in de onmogelijkheid verkeerde
om ze te doen branden, dan zou spreker er zich bij
neerleggen. Maar Maandag waren ze ontstoken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 156 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 157173 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 174. Kosten van het schoolartsen-instituut
f 5.675.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra merkt op dat bij dit punt een
memorie-post voor de jaarwedde van den schooltand-
arts is uitgetrokken. In de Memorie van Antwoord heeft
hij gezien dat het college spoedig bij den Raad zal ko
men met voorstellen tot het aanstellen van een pleeg
zuster en een tandarts en met een verordening, regelende
de instructie van den tandarts. Spreker wil anders niet
zeggen, dan dat hij van harte hoopt, dat daarin dan
ook spoedig zal worden voorzien.
Verder wil spreker nu hij toch het woord heeft
zeggen, dat hij hoopt, dat het college van Burgemeester
en Wethouders moeite zal willen doen om de speel
plaats van school 14 te vergrooten; deze is voor die
dubbele school te klein.
Over de school voor achterlijke kinderen wil hij niet
veel zeggen; het is niet doenlijk om op 't oogenblik een
school daarvoor te doen betrekken. Maar toch hoopt
spreker dat de wethouder van Onderwijs binnenkort die
zaak in orde zal brengen. De verordening en alles is
klaar, alleen een gebouw moet nog worden gezocht.
Spreker hoopt dat de school binnenkort zal kunnen
worden betrokken die zaak is al veel te lang onder
handen.
Dan heeft spreker hier gelezen dat Burgemeester en
Wethouders, wat betreft het herhalingsonderwijs voor
volwassenen, van Winterswijk inlichtingen hebben ont
vangen, doch dat zij op hun informaties, in Utrecht ge
vraagd, geen antwoord hebben ontvangen. Als Burge
meester en Wethouders echter belang stellen in de ver
ordening, die door Utrecht is aangenomen, dan kunnen
zij die van spreker wel ter leen krijgen; hij heeft er een
in zijn bezit.
De heer Tulp (wethouder) zegt dat, zooals reeds in
het sectie-antwoord staat, de voorstellen tot het aan
stellen van een schooltandarts en -verpleegster spoedig
den Raad zullen bereiken en dat ook een voorstel tot
vaststelling van de instructie binnenkort kan worden
tegemoet gezien. Ook aan de school voor achterlijke
kinderen wordt gewerkt. Maar op 't oogenblik kan men
geen ruimte geven; als daarvoor een school wordt ont
ruimd, dan is er geen plaats voor de kinderen van het
lager onderwijs. Er moet dus nog even worden gewacht.
De heer Zandstra: Ja, maar 't is al zoolang beloofd.
De heer Tulp (wethouder)Wat mijn voorganger
heeft gezegd, kan ik niet helpen; daar heb ik niets mee
te maken. Ik werk er zoo hard mogelijk aan. Ik kan wel
een voorstel doen, maar waar moeten wij ze dan plaat
sen? Over hulplokalen behoef ik ook niet te beginnen,
daar wil U ook niet aan.
De heer Zandstra Burgemeester en Wethouders
kunnen binnenkort met voorstellen komen om een school
te bouwen voor achterlijke kinderen. Er moet straks
toch schoolbouw plaats hebben.
De heer Tulp (wethouder): Wij komen met nadere
voorstellen, zoo spoedig mogelijk. Wat den cursus voor
volwassenen betreft, uit Winterswijk zijn inlichtingen
gekomen dat daar een cursus is overeenkomstig het
herhalingsonderwijs. Ik stel mij voor dat wij binnenkort
met een voorstel in dien geest bij den Raad zullen ko
men. Wanneer U inlichtingen kunt geven over de veror
dening te Utrecht, zullen Burgemeester en Wethouders
die graag ontvangen. Wij hebben ze in Utrecht twee
of driemaal gevraagd, maar niet gekregen.
De heer Zandstra: U kunt de verordening van mij wel
krijgen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 174 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 175183 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 184. Subsidie aan het Centraal Comité
voor uitzending van kinderen 2,000.—.
De beraadslagingen worden geopend.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 393
De heer Westra merkt op dat er een schrijven is inge
komen van de Roomsch-Katholieke Vereeniging voor
Vacantie-kolonies om uitkeering van een subsidie voor
de door haar uit te zenden kinderen. Het mag zeker als
bekend verondersteld worden dat de katholieken er ook
prijs op stellen, hun kinderen uit te zenden en wel naar
zoodanige gelegenheden, dat er voldoende toezicht be
staat op het nakomen van de godsdienstige verplichtin
gen en dat de kinderen daartoe ook in staat zijn, opdat
ook in dien tijd de opvoeding, voor zoover deze daar
onder valt, in godsdienstigen zin plaats heeft. Daarom
wordt er dan ook prijs op gesteld dat er een speciaal
katholieke vereeniging voor dat doel bestaat en omdat
deze vereeniging dus ook de andere vereenigingen de
katholieke kinderen uit handen neemt, zouden die veree
nigingen dus ook het subsidie voor die kinderen aan
deze vereeniging terug moeten geven. Het is daarom dat
spreker, ook namens den heer Visser, voorstelt:
„Ondergeteekenden stellen voor om het bij volgno.
184 genoemde subsidie te verdeelen naar verhouding
van het aantal uit te zenden kinderen tusschen het
Centraal Comité voor het uitzenden van kinderen en
de Roomsch-Katholieke Vereeniging voor Vacantie-
kolonies/'
De heer Berghuis (wethouder) kan den heer Westra
antwoorden, dat het standpunt van Burgemeester en
Wethouders en spreker meent ook dat dit het stand
punt van den Raad was en dat dit niet is veranderd
bij het verleenen van een dergelijk subsidie steeds is
geweest, dat er door de gemeente slechts één subsidie
wordt gegeven aan de verschillende gelijksoortige veree
nigingen, die daarop aanspraak maken en dat deze
vereenigingen zich met elkaar verstaan hoe de verdee
ling zal plaats hebben. Heeft men nu in een dergelijk
geval ook een katholieke vereeniging, die subsidie
vraagt, dan zal deze, hoewel niet direct bij de andere
vereenigingen aangesloten, toch bij het Comité moeten
vragen om een deel van het subsidie. Burgemeester en
Wethouders hebben met het Comité een overeenkomst
gesloten dat het subsidie onderling zal worden gedeeld.
Het gaat nu niet aan dat Burgemeester en Wethouders
of de Raad die verdeeling vaststellen. Als de Raad een
bedrag van 2000.beschikbaar stelt en meent dat
de vereenigingen dit moeten hebben, dan is het ge
woonte dat het comité het bedrag in ontvangst neemt.
Anders zouden Burgemeester en Wethouders zelf die
zaak moeten behandelen. Wanneer de heer Westra zich
met het Centraal Comité in verbinding stelt en er rijzen
dan moeilijkheden of het Comité is om bijzondere reden
onwillig, dan kan de Raad tusschenbeide treden. Maar
anders zouden Burgemeester en Wethouders één post
up de begrooting willen houden.
De heer Visser meent dat het dus de bedoeling is dat
de Katholieke vereeniging voor het uitzenden van kin
deren, welke een zelfstandige, autonome vereeniging is,
maar bij het Comité moet aankloppen.
De heer Berghuis (wethouder): Zij kan het probeeren
hij het Centraal Comité.
De heer Visser wil het niet veronderstellen, maar
stelt het geval, dat het Comité geneigd was de aanvraag
om een gedeelte van het subisidie af te wijzen. Om
daarin te voorzien zou hij sanctie van den Raad willen
hebben of een besluit van den Raad dat de Katholieke
vereeniging recht heeft op een deel van het subsidie en
dat het Comité dus de aanvraag van de vereeniging als
zoodanig moet toestaan.
De heer Berghuis (wethouder) zegt dat de vereeni
ging zich eerst in verbinding moet stellen met het Co
mité. Wijst dit de aanvraag af, dan hangt het, in spre
kers oogen, geheel van de reden daarvan af, of de Raad
zal moeten ingrijpen of niet. Er kunnen zich daarbij
allerlei bijzonder omstandigheden voordoen. Dan kunnen
de onderteekenaars van dit voorstel de zaak in handen
geven van den Raad en Burgemeester en Wethouders
kunnen dan het voorstel tot zich nemen om prae-advies.
AAaar eerst moet men weten wat de reden is van de af
wijzing.
De Voorzitter wil ter verduidelijking nog opmerken
dat het Centraal Comité niet zelf een vereeniging is, die
kinderen uitzendt, maar een centraal punt van verschil
lende vereenigingen, dat tot nog toe het subsidie voor
die vereenigingen ontving. Het Centraal Comité verte
genwoordigt verschillende vereenigingen en ieder dezer
zendt haar eigen kinderen uit. Het Comité wendt zich
dus voor de verschillende vereenigingen, welke zich be
lasten met het uitzenden van kinderen naar buiten, tot
de gemeente om een subsidie te krijgen en de gemeente
zegt: wij stellen 2000.beschikbaar voor de Leeu
warder kinderen, maar dan moeten jullie dat bedrag
zoo goed mogelijk verdeelen. Dit gebeurt dan en voor
zoover spreker weet is er nooit ruzie over geweest, hoe
de verdeeling zou wezen. Het college had er dan niets
mee te maken. Wanneer de Raad zegt dat hij een be
paald bedrag beschikbaar stelt, dan geschiedt de ver
deeling zoo billijk mogelijk, zonder te letten op de ge
zindheid. Dit is tot nog toe gebeurd en spreker gelooft
dat dit nu ook wel weer zal gebeuren.
Spreker vraagt of de heer Westra zijn voorstel hand
haaft.
De heer Westra trekt zijn voorstel in.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 184 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 185. Moederschapszorg Memorie.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zal bij dit punt
gaarne komen met een paar voorstellen. Over het onder
werp „Moederschapszorg" heeft bij de begrootingen van
1920 en 1921 mevrouw Besuijen zóó goed gesproken,
dat spreekster niet gelooft dat zij dat gesprokene nog
behoeft aan te vullen of te verbeteren. Maar wel zal zij
gaarne met een paar voorstellen komen. Tot haar groo-
ten spijt heeft zij gezien, dat deze post weer voor Me
morie is uitgetrokken. Zij wil nu dadelijk beginnen met
wat zij heeft gemeend, wat men ten opzichte hiervan zal
moeten wenschen.
De gemeente verschaft geneeskundige hulp aan de
genen, die daarvoor bij de Stads-Armenkamer aanklop
pen. Zoo wordt ook aan de vrouwen verloskundige hulp
verstrekt, maar daar blijft het ook bij. Als de taak van
de vroedvrouw is afgeloopen, worden kraamvrouw en
kind geheel aan hun lot overgelaten en is verder ge
woonlijk de zorg voor hen aan een goede buurvrouw.
Maar ook vaak moeten zij het zelfs daar zonder doen.
Spreekster gelooft dat zoo'n toestand niet langer mag
worden bestendigd. Zij heeft van vroedvrouwen gehoord,
dat het vaak hartverscheurend was, hoe zij, daar haar
hulp weer elders noodig was, de vrouw na de behan
deling dikwijls in beklagenswaardigen toestand achter
moesten laten, daar verpleging ontbrak. Spreekster ge
looft dat daarin moet en kan worden voorzien. Zij wil
daartoe voorstellen dat Burgemeester en Wethouders in
onderhandeling treden met het Groene Kruis. Zooals
men weet zorgt deze vereeniging voor de verzorging der
kraamvrouwen bij haar leden. Nu zou het 't beste wezen
dat Burgemeester en Wethouders zich in verbinding
stelden met het Bestuur van het Groene Kruis om te
trachten met dit Bestuur een collectief contract af te
sluiten. Dit zou moeten inhouden dat ten eerste zij, die