398 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. De heer De Boer moet nog een kort woord zeggen naar aanleiding van wat door den heer Oosterhoff is gezegd. Deze vindt er iets eigenaardigs in dat van de zijde van sprekers fractie na het sectieverslag en de Memorie van Antwoord nog voorstellen komen, die op de plannen van Burgemeester en Wethouders vooruit loopen. Spreker kan niet zien dat daar iets eigenaardigs in zit. Het is wel heel gemakkelijk een bewering te lan- ceeren, maar het is zeer moeilijk zijn kritiek bij degenen, die daarvoor in de eerste plaats in aanmerking komen, ingang te doen vinden. Spreker wil ten minste wel zeg gen dat de kritiek bij hem allerminst ingang heeft ge vonden. Aan de raadsleden en ook aan de fracties blijft toch altijd het recht om voorstellen te doen, in welke richting en op welke wijze de reorganisatie zal plaats hebben. Spreker heeft ook gezegd dat in de Memorie van Antwoord Burgemeester en Wethouders geen enkel positief feit hebben genoemd, waaraan men zich kan vasthouden, hoe zij zich de reorganisatie denken. Het gaat er net mee als met de kleine jongen, die zijn moe der vroeg om een boterham en van haar ten antwoord kreeg: ja, je krijgt een boterham met stroop. Maar zij vertelde er niet bij wanneer. Zoo gaat het thans ook met de raadsleden, die weten ook niet wat en wanneer. Men wijte het dus niet aan spreker, maar aan den wethouder, die niets positiefs heeft megedeeld, dat spre ker thans met voorstellen komt. Er is reeds bijna een jaar verloopen sedert de vergadering in de Beurs en er zijn al 2 jaren verloopen sedert de wet is aangenomen. Er is dus tijd genoeg geweest dat er eens iets positiefs naar voren komt. De heer Tulp (wethouder): U moet lezen wat staat onder a „Burgemeester en Wethouders zullen vermoedelijk in het volgende jaar moeten komen met voorstellen voor scholenbouw." Dat is toch een positief antwoord. Wij kunnen toch niet zeggen wanneer; of dit in Maart of in Agustus zal wezen, dat hangt er van af. En onder b „Burgemeester en Wethouders stellen zich voor omtrent het 8e leerjaar binnenkort het in December 1918 verlangde prae-advies uit te brengen." Wat wilt U nog meer? Wij kunnen toch geen datum bepalen? Er is gezegd dat Burgemeester en Wethouders zeer spoedig met prae-advies zullen komen. Meer kun nen zij niet geven. De Voorzitter: Verlangt een van de leden het woord over het voorstel-De Boer, om die 7 punten in handen j te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae- advies? De heer Berghuis (wethouder) wil werkelijk den heer De Boer nog iets anders in overweging geven. Het college zal zeer zeker geen bezwaar maken tegen het uitbrengen van prae-advies, maar het kan dit eerst uitbrengen als zijn voorstel len, die nu zijn toegezegd, bij den Raad zijn aangebracht. Anders zou de geheele Raad als Raad niet eens weten, hoe het voorstel van Burgemeester en Wethouders was. Dus komen dan de voorstellen van het college in den Raad en daarna kan er eerst sprake zijn van een prae-advies op het voorstel-De Boer. Laat de j heer De Boer met zijn fractie, wanneer hij niet met de i voorstellen van het college accoord kan gaan, deze af- j stemmen, hetzij om prae-advies op zijn voorstellen, i hetzij met zijn amendementen. De heer De Boer: Ik moet nog even in herinnering brengen dat, toen wij het vorige jaar in een vergadering hebben behandeld een punt, de reorganisatie rakende, ik naar voren heb gebracht, dat er voor den Raad een groot bezwaar in is gelegen om de reorganisatie van het lager onderwijs punt voor punt tot stand te brengen. Wij weten dan niet waar wij terecht komen, we weten niet wat het plan van Burgemeester en Wethouders is en of een bepaald voorstel, dat is gedaan, ook verder reikende gevolgen zal hebben. Daarop is toen verder niet ingegaan. Maar tot nog toe hebben wij van Burge meester en Wethouders geen compleet voorstel betref fende de reorganisatie gehad, wel voorstellen omtrent de onderdeden. Wij weten absoluut niet wat Burge meester en Wethouders ten opzichte van de reorga nisatie voor hebben. Nu hebben wij een positief voorstel gedaan, in welke richting wij de reorganisatie wenschen. Het is mogelijk dat Burgemeester en Wethouders daarin mee kunnen gaan, en dan is het geen bezwaar dat het voorstel is ingediend en het is ook mogelijk dat Bur gemeester en Wethouders een ander idee hebben, in welk geval zij wel te zijner tijd met het betreffende prae-advies zullen komen. De heer Berghuis (wethouder)Als ik den heer De Boer goed begrijp, dan gaat hij er dus mee accoord dat het prae-advies wordt aangehouden tot het college zijn eigen plannen bij den Raad heeft gebracht. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Zandstra-De Boer wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies. Volgno. 187 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 188 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 189. Uitgaven ten behoeve van het ver volgonderwijs f 7,800.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer heeft in de sectie ter sprake ge bracht dat er geen regeling bestaat ten opzichte van de uitbetaling van jaarwedden van onderwijzers bij het vervolgonderwijs, die tijdelijk, tengevolge van ziekte hun werkzaamheden moeten onderbreken. Ook in de Memorie van Antwoord is daarop geen positief ant woord gegeven. Daarin staat als laatste zinsnede: „De belooning wordt vastgesteld overeenkomstig de wet, terwijl omtrent de regeling van de uitbetaling van de wedde bij ziekte enz. door of vanwege het hoogere gezag geen regeling is getroffen". En daar staat vooraf nog dat elk geval op zichzelf wordt behandeld. V/aar het hier betreft een categorie van tijdelijke leerkrachten, die in zeker opzicht vaste leerkrachten zijn, daar is spreker van oordeel, dat zij bij ziekte op dezelfde manier moeten worden behandeld als met het vaste personeel gebeurt. Hij wil daarom Burgemeester en Wethouders in overweging geven voor deze leer krachten een ziekteregeling te maken, die overeen komt met die van het vaste personeel. Spreker dacht dat er bij Burgemeester en Wethouders geen bezwaar bestond om een dergelijk toezegging te doen, te meer, waar thans ieder geval op zichzelf wordt beschouwd en dit natuurlijk moeilijkheden en soms onbillijkheden met zich brengt. De heer Tulp (wethouder) zegt dat aan tijdelijke leerkrachten, die alleen tijdelijk een andere leerkracht vervangen, slechts worden uitbetaald de dagen of uren, welke zij daaraan besteden. Maar bij het vervolgonder wijs is het karakter van de tijdelijke leerkrachten anders, omdat daarbij een cursus van een goed halfjaar is. De cursus is dus eigenlijk tijdelijk. En nu is de opvatting van Burgemeester en Wethouders ook dat de krachten, die aan zoo'n tijdelijken cursus verbonden zijn, eigenlijk vaste leerkrachten zijn. Een wettelijke regeling in geval van ziekte bestaat hier niet, zoodat dit afzonderlijk moet worden beschouwd. Maar Burgemeester en Wet r Verslag van de handelingen van den gemeenteraad houders zullen het idee, dat de heer De Boer naar voren bracht, om deze leerkrachten ook als vaste leer krachten te beschouwen, in overweging nemen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 189 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 190192 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 193. Plaatselijk schooltoezicht f 1,500. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: Wij hebben hier een korten tijd geleden in een vergadering de vraag gehad of er geen voorstel bestond ten opzichte van de openbaarheid der vergaderingen van de schoolcommissie. Ik heb de zaak eens nagegaan en ben tot de conclusie gekomen dat er inderdaad zoo'n voorstel is. Op pagina 379 van het verslag van 1919 komt voor een voorstel, dat door den heer Zandstra is ingediend en waarvan het slot luidt: „en noodigen Burgemeester en Wethouders uit om te komen met voorstellen om de vergaderingen dier commissie openbaar te doen zijn". Daaraan ging toen een andere kwestie vooraf n.l. om te komen tot een regeling van de commissie in verband met de opvattingen, die de Minister in de nieuwe wet had neergelegd. Toen is verder in de vergadering van 14 Juni 1921 de zaak weer ter sprake gekomen, en heb ik de vraag gesteld: Bestaat er nog niet een voorstel omtrent de openbaarheid der vergaderingen van de schoolcom missie? De Voorzitter heeft daarop gezegd: Ik weet het niet zeker, maar we zullen het nagaan. Nu meen ik uit de Memorie van Antwoord te moeten lezen, dat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat in de vergadering van 14 Juni 1.1. de kwestie is afgedaan. Wij behoeven daar nu niet langer over te praten; men kan van oordeel zijn dat die zaak is afgedaan, maar het is de bedoeling van de voorstellers niet, dat zij is afgedaan en formeel is ze ook niet afgedaan. Dus zou ik willen voorstellen dat Burgemeester en Wethouders alsnog prae-advies uitbrengen op het voorstel, dat in 1919 om prae-advies in hun handen is gesteld of, als dit tot misverstand aanleiding mocht geven, dan kan ik wel komen met een nieuw voorstel, om de commissie vergaderingen openbaar te doen zijn. De heer Tulp (wethouder): Misschien zal er in dat opzicht geen eenstemmigheid zijn in het college en dan is het misschien het beste een nieuw voorstel in te dienen. De zaak is eerst in den Raad gebracht alleen met het advies van de oude commissie en toen hebben Burgemeester en Wethouders gezegd dat zij het ook op prijs stelden dat de nieuwe commissie zich er over uitsprak. Nu was de nieuwe commissie ook niet gesteld op openbaarheid harer vergaderingen en meenden wij dat de zaak in de vergadering van 14 Juni van de baan was geraakt. De Voorzitter meende zelf ook dat het zoo was, dat aan den Raad is overgelegd het advies van de nieuwe commissie en dat dit voor kennisgeving is aangenomen. Het lijkt spreker nu het beste, te bepalen, dat Burge meester en Wethouders de zaak nog eens nazoeken en dat, als blijkt dat het voorstel in handen is gesteld van Burgemeester en Wethouders om prae-advies, dit dan nog wordt uitgebracht, terwijl, als Burgemeester en Wethouders meenen dat het voorstel, om welke reden dan ook, vervallen is, zij den Raad daarvan kennis zullen geven. De heer De Boer: Goed. van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 399 De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 193 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 194199 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 200. Kosten van rechtstreeks ex art. 35 der Leerplichtwet van gemeentewege verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige schoolkinderen f 5,000.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff merkt op dat Burgemeester en Wethouders dezen post en de volgende aanmerkelijk hebben verhoogd. Ten opzichte van den tweeden post is die verhooging gemotiveerd door mededeeling, dat ook de leerlingen van de bijzondere scholen er van kunnen profiteeren. Dit is een zeer verklaarbare reden voor verhooging al is deze dan ook, in verband met het oorspronkelijke bedrag, heel hoog. In verband met de verhooging van den eersten post is echter niets anders gezegd dan dat het in de bedoeling ligt, meer voedsel te verstrekken, zonder dat er bij wordt gezegd waarom. Spreker zou er nu prijs op stellen te weten, wat Bur gemeester en Wethouders bewogen heeft, om in den tegenwoordigen toestand het bedrag voor het ver strekken van kleeding en voedsel aanmerkelijk te ver- hoogen. Zoo oppervlakkig de zaak beziende, zou spre ker zeggen dat, waar de loonen over 't algemeen aan merkelijk zijn verhoogd en wij in een tijd leven, dat de prijzen der levensmiddelen en -behoeften beginnen te dalen, al is het dan ook langzaam, het thans niet de tijd is om zoo'n post te verhoogen. Spreker zal dan ook aan dezen post zijn stem niet geven, maar voorstellen, haar tot het vroegere bedrag te verlagen, tenzij Burge meester en Wethouders hem er van overtuigen dat dit bedrag werkelijk noodig is. De heer De Boer wil bij dit punt ook een paar dingen ter sprake brengen. Hij wil in de eerste plaats zeggen dat het hem genoegen doet dat in de wijze van voedsel- verstrekking een belangrijke verbetering is gekomen; hij heeft gezien dat die verstrekking thans plaats heeft op een meer menschelijke wijze, doordat de kinderen hun boterham uit een bordje kunnen eten. Dat is zeker een belangrijke verbetering. Het spijt spreker echter dat er in een ander opzicht een verslechtering is ge komen, welke hierin bestaat, dat de keuze van het voedsel naar zijn meening ongunstiger is geworden. Op het oogenblik wordt alleen Zeeuwsch tarwebrood met boter verstrekt spreker wil niet zeggen met margarine, omdat hij niet met een zekere minachting daarover wil spreken en hoewel hij er inderdaad van overtuigd is, dat Zeeuwsch tarwebrood met boter een uitstekend voedingsmiddel is, meent hij toch, dat door die verstrekking alleen niet is rekening gehouden met het feit, dat dit voedsel ook wordt verstrekt aan kin deren, die soms in belangrijke mate ondervoed zijn en wier spijsverteringsorganen dus niet meer behoorlijk functionneeren. Daarom lijkt het spreker beter dat men de voeding wat meer gaat varieeren en dat ook zooals verleden jaar, eens een boterham met kaas wordt belegd. Als tweede punt wil spreker onder de aandacht van den Raad brengen dat door het college verleden jaar is toegezegd dat een onderzoek zou worden ingesteld naar een nieuwe wijze van verstrekking, n.l. door het verstrekken van credieten aan de schoolvergaderingen, dat deze een rapport zouden uitbrengen en dit aan den Raad zou worden overgelegd, opdat de Raad een in zicht zou krijgen hoe door de onderwijzers over die nieuwe regeling wordt gedacht. Dit is tot nog toe niet gebeurd. Spreker zou er echter zeer prijs op stellen dat de Raad dit rapport nog ter inzage kreeg. Spreker wil hieraan nog vastknoopen dat het aantal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1921 | | pagina 18