6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Januari 1922.
maar wil de vraag stellen of nu nog niet de tijd is ge
komen dat die dingen, die hindernissen op den weg,
worden afgeschaft.
De Voorzitter zegt dat Leeuwarden niet alleen de
beschikking heeft over de tollen maar dat deze mede
in eigendom zijn van de gemeente Harlingen. Wat de
heer De Boer zegt is wel mogelijk, maar met betrekking
tot den trekweg is er weer een kink in den kabel geko
men, waardoor de heele kwestie van den trekweg mis
schien weer niet tot een oplossing komt. Spreker heeft
niet gehoord waarom die kink in den kabel is gekomen,
maar blijkbaar is dat toch hier of daar het geval.
De woorden van den heer De Boer willen Burge
meester en Wethouders wel in gedachten houden. Maar
hoe de kwestie van den Harlingertrekweg misschien
weer tot een oplossing zou kunnen komen, daarover
wil spreker den Raad in besloten vergadering wel meer
meedeelen. Dit is echter niet bestemd voor de openbare
vergadering.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het bouwen van een walmuur langs de
gracht aan den Oostersingel van de Rijksbrug tot het
Cambuursterpad.
Dit voorstel luidt als volgt:
De wal langs den Oostersingel van de rijksbrug tot
het Cambuursterpad is zeer ongeschikt voor aanleg
plaats van schepen. Het is een brokkelige aarden glooi-
wal, die in zeer onoogelijken toestand verkeert en
hoewel wij in normale omstandigheden niet aanstonds
tot verbetering, wegens de tamelijk hooge kosten, U een
voorstel zouden aanbieden, meenen wij in verband met
het nijpend gebrek aan werk in de gemeente daartoe
thans te moeten overgaan.
De directeur der gemeentewerken raamt bij zijn
schrijven van 27 December 1921, no. 1975, de kosten
op 28,000.voor den walmuur, te maken in Friesche
steen, terwijl de bestrating en rioleering onderscheiden
lijk 17,000.en 2400.vorderen.
De Commissie voor openbare werken kan zich met
de gedachte uitvoering vereenigen.
Wij hebben dus de eer U in overweging te geven
over te gaan tot het doen maken van een walmuur
langs den Oostersingel van de Rijksdraaibrug tot het
Cambuursterpad, met aansluitende bestratingen en het
leggen van eene rioleering, op de wijze als is voorge
steld door den Directeur der gemeentewerken bij zijn
schrijven van 27 December 1921, no. 1975, volgens de
daarbij behoorende teekeningen en ons daarvoor het
vereischte crediet ad 28000 -j- 17000.—|- 2400.
47,400.te verleenen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer O. F. de Vries (wethouder) wil dit voorstel
even toelichten, omdat hierin, op advies van de com
missie voor de openbare werken, eenige veranderingen
moeten worden aangebracht. In het oorspronkelijk
voorstel van den directeur is aan den kant van de
watergasfabriek en aan den kant van het vaarwater een
trottoir geprojecteerd. In de commissie voor de openbare
werken is nu besproken om dit laatste trottoir, met het
oog op het lossen en laden van schepen, te laten ver
vallen. Het trottoir is daartegen toch niet bestand en
bovendien geeft het verhoogde trottoir, als er wagens
bij de schepen komen om te lossen of te laden, slechts
ongemak. Ook kan men niet voorkomen dat er meerpalen
in het trottoir moeten worden gezet, waaraan de touwen
van de schepen moeten worden bevestigd. Dit zou dan
een gevaar opleveren voor de voorbijgangers.
Burgemeester en Wethouders hebben het advies der
commissie, om het trottoir langs het vaarwater te laten
vervallen, dan ook overgenomen. Het aangevraagde
crediet kan daardoor worden verminderd: de kosten van
het maken van den walmuur a 28,000.worden ver
minderd met 500.en dus gebracht op 27,500.
de kosten van bestrating a 17,000.worden vermin
derd met 400.en dus gebracht op 16,600.en
de post rioleering kan geheel vervallen. Burgemeester
en Wethouders wenschen in dien geest het ontwerp
besluit te wijzigen.
De heer Jansen: Heb ik den wethouder goed begre
pen, komt er maar aan één kant een trottoir?
De Voorzitter: Alleen aan den binnenkant. Niet aan
den kant van de gracht, maar aan den kant van de gas
fabriek.
De heer Van der Werf! vraagt of men hiermee spoedig
denkt te beginnen. In verband met de werkloosheid is
het werkelijk noodzakelijk dat men tracht de menschen
op de eene of andere wijze aan het werk te zetten. Een
tijd geleden is hier ook een beslissing genomen omtrent
liet afbreken van woningen bij de Infirmerie, maar tot
nog toe is daar nog niets gebeurd. Ondertusschen zitten
de menschen maar te wachten. Spreker zou gaarne wil
len dat Burgemeester en Wethouders hiermee vordering
maakten.
De heer Tulp (wethouder) kan daarop antwoorden
dat Vrijdagavond de werkloosheidscommissie weer
bijeen komt, om dan de definitieve plannen vast te stel
len. Men moest echter eerst op de goedkeuring van den
Raad wachten en op de wetenschap of er ook restitutie
door het Rijk zou worden betaald. Men zal echter zoo
spoedig mogelijk met de plannen beginnen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals
dit bij monde van wethouder De Vries namens het col
lege is gewijzigd, wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
10 Agenda no. 11). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der Coöpe
ratieve Vereeniging Woningbouwom haar bij de
bepaling der huurprijzen harer woningen vrij te laten
en om de vastgestelde prijzen voor haar bouwterrein
aan den Harlingerstraatweg te herzien.
Dit prae-advies is opgenomen in het verslag der ver
gadering van 27 December 1921 (Raadshandelingen
1921, pagina 429.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer Lautenbach is het opgevallen dat de direc
teur in zijn becijfering van den grondprijs ook becijfert
de rioolbelasting, die daarin verwerkt is. Nu beweert
adressante wat wel op goede gronden zal wezen
dat dit onjuist is, dat zij althans de rioolbelasting ook
nog afzonderlijk moet betalen. Spreker weet nu niet
aan welken kant het abuis zit, hij heeft de gegevens niet
om dat te kunnen beoordeelen. Hij vraagt dan ook alleen
maar: hoe zit dat, heeft de directeur een vergissing ge
maakt of adressante?
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Januari 1922. 7
De heer M. Molenaar wenscht de mededeeling te
doen dat hij in dezen als lid der vereeniging en als be
woner van een der huizen belanghebbende is en dat hij
als zoodanig aan de discussies over dit punt niet zal
deelnemen en zich meteen van stemming zal onthouden.
De heer Westra zou zich met het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders kunnen vereenigen, voor
zoover dat betreft het gelijk laten van de grondprijzen.
De kwestie is hier dat de Coöperatieve vereeniging in
dertijd een overeenkomst heeft getroffen met de ge
meente ten aanzien van den prijs, dien zij minstens voor
den grond zou moeten betalen. Nu neemt spreker wel
aan dat die grondprijzen toen misschien wat duur waren,
maar hij weet ook niet dat die prijzen nu lager zijn. In
ieder geval is dat een risico, dat door de vereeniging
zelf behoort te worden gedragen.
Iets anders is het echter ten opzichte van de vraag
van de vereeniging omtrent het vrij zijn in het vaststel
len van de huurprijzen. Burgemeester en Wethouders
zeggen wel in hun prae-advies:
„Men kan derhalve veilig aannemen dat van Re-
geeringswege eene bepaling als de onderhavige wordt
geëischt."
Ja, dat wordt hier gezegd, dat men dat veilig kan
aannemen. Maar men kan misschien even veilig aanne
men dat dit op dit oogenblik niet wordt geëischt. Die
kwestie gaat theoretisch wel geheel op, maar de toe
stand is op het oogenblik zoo, dat, wanneer de veree
niging niet wordt vrijgelaten ten opzichte van het vast
stellen van de huurprijzen, er dan van hare woningen
onverhuurd blijven. En nu vraagt spreker wat beter is:
dat het geld door Rijk en gemeente a fonds perdu ver
strekt wellicht in zeker opzicht ten goede komt aan
menschen, voor wie het niet is bestemd, of dat als ge
volg van het onverhuurd blijven der woningen, die
menschen, waarvoor het geld wel is bestemd, zoodanige
onkosten boven hun huur krijgen dat de voordeelen ge
heel of ten deele weer verloren gaan. Want dat is in de
practijk de kwestie, die hier is. Theorie en practijk zijn
dus niet hetzelfde. Maar ook de theorie zelf valt wel
anders te beredeneeren. Burgemeester en Wethouders
beredeneeren hier dat door schenking van Rijk en ge
meente gemiddeld een lagere huur van 126.per jaar
wordt betaald. Men kan echter ook anders redeneeren.
Wat toch is het geval? In den tijd dat deze woningen
zijn gezet, was het niet mogelijk met de toenmalige
bouwkosten een zoodanigen huurprijs te bedingen, dat
de bouwkosten daar uit kwamen, doordat door de huur-
commissie de prijzen van andere woningen kunstmatig
omlaag werden gehouden. Nu toch door de woning
bouwvereniging, niettegenstaande dat feit, dat de
huren niet te maken waren, is gebouwd in het belang
van de volkshuisvesting een factor van beteekenis
hier moest de vereeniging het risico daarvan op zich
nemen. Hier was, door de concurrentie van andere
huizen, de huurwaarde niet gelijk aan de bouwkosten-
waarde en nu werd een gedeelte van dat risico mee ge
dragen door Rijk en gemeente, ten behoeve van de ge-
heele volkshuisvesting en niet ten behoeve van de huur
ders, die niet bekend waren.
Waar nu het Rijk en de gemeente verder ieder risico
hebben overgelaten aan de vereeniging, die de wonin
gen heeft gebouwd in een tijd, dat de bouwkosten voor
particuliere ondernemers te hoog waren om te bouwen,
gaat het niet op om de huurders op dit oogenblik nog
voor dergelijke lasten te zetten. Het is mogelijk dat de
regeering door bureaucratischen sleur blijft bij den eisch
van i/7 van het inkomen, welke eisch ook hier wordt
gevolgd, maar het is ook mogelijk dat van regeerings-
wege het practische standpunt wordt ingenomen, dat
de regeering van dien eisch terug komt en toegeeft dat
het beter is, dat het hier niet gebeurt. Daarom wou
spreker, als de Raad daartoe zou kunnen besluiten, de
vereeniging van die verplichting ontheffen. Mocht de
regeering aan dat besluit geen goedkeuring willen
geven, dan moet de regeering dat weten, zij staat dan
ook voor de verantwoording daarvan. De Raad zou de
vereeniging echter kunnen antwoorden, dat haar vrijheid
ten opzichte van het vaststellen van de huurprijzen wordt
toegestaan.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent dat de
prijzen van 7.en 9.welke worden genoemd als
kostprijzen van den grond als zij goed is ingelicht
slechts een voorloopige berekening is geweest. Zij
zou graag willen weten of daaromtrent een officieel con
tract bestaat tusschen de gemeente en de vereeniging
of dat men daaromtrent niet recht zekerheid heeft ver
kregen, omdat men toen niet wist, welke de onkosten
zouden worden. Spreekster meent dat de onkosten voor
stratenaanleg niet zoo hoog zijn geworden als men
verwachtte. Is het dan niet billijk dat men de vereeniging
ook laat profiteeren van het voordeel, dat de straten
goedkooper zijn aangelegd dan men verwachtte?
Dan een andere vraag. De vereeniging is begonnen
met de bindende bepaling omtrent den huurprijs te aan
vaarden. Zou zij het kunnen doen, dan zou zij zeker aan
de haar gestelde voorwaarden voldoen; de betrokken
personen toch hebben weinig belang bij de zaak omdat
deze nooit winst oplevert en zij daarvan dus nooit kun
nen profiteeren. Er blijkt nu echter dat deze voorwaarde
werkelijk bezwaarlijk is. Spreekster zou de eerste zijn
om te zeggen: als die voorwaarden eenmaal zijn aan
genomen, dan dient men daaraan te voldoen. Doch in
dezen zou zij willen zeggen: is het wel verstandig van
het gemeentebestuur om aan deze bepaling strak vast
te houden? De vereeniging heeft het er eerlijk mee ge
probeerd, maar het is gebleken dat die voorwaarde in
de practijk niet kan worden toegepast. En werkelijk
wordt in andere gemeenten, waar ook met rijks- en
gemeentelijke steun, ook tot een hooger bedrag, derge
lijke vereenigingen zijn gesteund, deze voorwaarde niet
toegepast. Zou het nu niet verstandiger wezen om, nu
het nog tijd is, de vereeniging de gelegenheid te geven
beter aan haar doel te beantwoorden, door haar van de
verplichting omtrent de bindende huur te ontslaan,
waardoor zij grooter kans krijgt haar woningen geregeld
verhuurd te krijgen?
De heer De Vos kan zich van zijn standpunt natuurlijk
heel goed vereenigen met wat door door den heer
Westra en door mevrouw Buisman is gezegd. Spreker
vindt ook dat men de bepaling van 1/7 wel zou kunnen
loslaten, voor hem is het nog zoo zeker niet dat de
regeering die voorwaarde zou gesteld hebben als de
Raad dit niet had gedaan. Spreker grondt dat hierop,
omdat de voorwaarde niet is gesteld in gemeenten als
Heemstede, Hilversum en zelfs Leeuwarderadeel en waar
in Arnhem en Nijmegen de huurprijs op i/s van het
inkomen is bepaald. Dan zeggen Burgemeester en Wet
houders met betrekking tot het adres, dat indertijd door
den heer Spiegelberg en anderen bij den Minister is
ingediend, dat hierop door de regeering afwijzend is
beschikt. Spreker zou willen vragen of dit adres ook in
handen van Burgemeester en Wethouders is geweest
om advies. En dan zou spreker ook met betrekking tot
de grondprijzen van 9.en 7.waarover ook
mevrouw Buisman heeft gesproken, willen vragen: hoe
groot is het winstpercentage dat in die 9.en 7.
voor de gemeente ligt opgesloten? Die verschillende
dingen geven spreker aanleiding om op dit oogenblik
nog op het standpunt te staan, dat hij alles gevoelt voor
het adres, dat door het bestuur van de Coöperatieve
vereeniging „Woningbouw" is ingediend.
De heer Visser meent dat deze bouwvereeniging wel
eenigszins verschil oplevert met andere bouwvereeni-
gingen, omdat het hier geldt een coöperatieve vereeni-