34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Februari 1922.
c. eene opgave van het getal leerlingen voor wie
het gebouw ruimte moet bieden, het maximum getal
leerlingen, dat per klasse zal worden toegelaten, het
getal klassen, zoomede of de school bestemd zal zijn
voor het geven van gewoon of van uitgebreid lager
onderwijs.
Art. 75 bepaalt nu, dat de gelden alleen geweigerd
kunnen worden, indien de genoemde stukken niet bij
het verzoek zijn gevoegd. Uit die stukken blijkt, of de
omstandigheden aanwezig zijn, die den bouw der
school wettigen, niet naar het oordeel van de gemeente
maar in den gedachtcngang van den wetgever, voorts
de overtuiging van het schoolbestuur, dat de school in
eene behoefte voorziet anders zou het bezwaarlijk
de verklaring omtrent de storting van de waarborgsom
kunnen afleggen en ten slotte of in verband met het
aantal leerlingen per klasse het geval aanwezig is, dat
de gemeente eerst beslisse of tot verbetering van het
openbaar lager onderwijs moet worden overgegaan.
De aanvrage gaat vergezeld van de hier genoemde
stukken.
Het aantal kinderen per klasse, oogenschijnlijk lager
dan dat aan de openbare scholen, komt in werkelijkheid
niet lager, omdat het in de bedoeling ligt klassen te
combineeren, zoodat eene verbetering als hier boven be
doeld niet in overweging behoeft te worden genomen.
De Vereeniging voor christelijk schoolonderwijs al
hier vraagt bij adressen van 13 December 1921:
a. gelden tot een bedrag van 51,000.beschik
baar te stellen voor het bijbouwen van twee school
lokalen aan de school in de Leeuwrikstraat met een
gymnastieklokaal;
b. gelden tot een bedrag van 90,000.beschik
baar te stellen voor den verbouw van de school aan
de Margaretha de Heerstraat.
Ook deze verzoeken gaan vergezeld van de noodige
stukken.
Vergrooting van de school aan de Leeuwrikstraat is
noodig wegens toeneming van het aantal leerlingen,
terwijl tevens in de behoefte aan een gymnastieklokaal
moet worden voorzien.
De verbouw van de school aan de Margaretha de
Heerstraat houdt verband met de stichting van eene
afzonderlijke school voor uitgebreid lager onderwijs en
voorziening in het gemis van een gymnastieklokaal.
Het is de bedoeling de school zoo te verbouwen, dat
boven en beneden 7 lokalen komen. De lokalen op de
verdieping zullen de school voor uitgebreid lager onder
wijs vormen; die beneden de gewone school.
Het aantal leerlingen per klasse speelt hierbij voor
geen der beide scholen een rol.
Deze adressen zijn bij Uw besluit van 17 Januari j.l.
om prae-advies aan ons toegezonden.
Na de hiervoor gegeven toelichting omtrent de strek
king van de wet en den aard en inhoud van de aan
vragen blijkt duidelijk, dat hier slechts administratief
een besluit is te nemen en kan ons advies alzoo kort zijn.
De gemeente behoort deze gelden beschikbaar te
stellen.
Onder inededeeling, dat wij geen aanleiding hebben
gevonden, om van gemeentewege de scholen te bouwen
of U voor te stellen lokalen ter beschikking te geven
eene mogelijkheid die de wet in art. 77 open laat
en onder overlegging van stukken geven wij Uwe Ver
gadering in overweging te besluiten:
a. voor de Roomsch Katholieke Schoolvereeniging
alhier gelden tot een bedrag van 80,000.of zooveel
minder als na aanbesteding blijkt noodig te zijn, uit de
gemeentekas beschikbaar te stellen voor de stichting
van eene bijzondere lagere school op een door het Be
stuur dier vereeniging nader aan te wijzen plaats in
deze gemeente;
b. voor de vereeniging voor Christelijk School
onderwijs alhier gelden tot een bedrag van 51,000.
of zooveel minder als na aanbesteding blijkt noodig te
zijn, uit de gemeentekas beschikbaar te stellen voor het
bijbouwen van twee schoollokalen aan de school aan
de Leeuwrikstraat met een gymnastieklokaal;
c. voor de onder b genoemde vereeniging gelden
tot een bedrag van 90,000.of zooveel minder als
na aanbesteding blijkt noodig te zijn, uit de gemeente
kas beschikbaar te stellen voor het verbouwen van de
school aan de Margaretha de Heerstraat,
een en ander in afwachting van de noodige wijziging
der gemeente-begrooting over 1922.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff wil een vraag doen. Hij weet niet
of de Raad zich hiermee nog mag inlaten zoo niet
dan kan men de zaak heel kort afdoen maar het
bedrag van 51,000. voor stichting van twee school
lokalen en een gymnastieklokaal komt het ontzettend
hoog voor. Hij weet wel dat de bouwkosten tegenwoor
dig nog heel hoog zijn, maar er is hier maar sprake van
2 lokalen en een gymnastieklokaal. Spreker komt dan
per schoollokaal wel tot een bedrag van 13,000.
De heer Tulp (wethouder) antwoordt dat de bere
kening is dat voor een nieuw schoollokaal ongeveer
10,000.noodig is. Dat komt hier ook uit. Er wordt
hier ook een geheel nieuw gymnastieklokaal gebouwd
en de kosten daarvoor zijn geraamd op 30,000.En
dat is een cijfer waar men niet aan kan komen. Het kan
ook nog blijken, dat er minder noodig is. Het is een
raming, dus kan ook nog blijken dat het iets meevalt.
De beraadslagingen worden gesoten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot herziening van onderscheidene heffings
verordeningen in verband met de bepaling van paragraaf
II der wet van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923)
(bijlage no. 13).
Wordt overgegaan tot behandeling van de verschil
lende wijzigingsontwerpen.
De wijzigingen der verordeningen sub A worden on
veranderd vastgesteld.
Aan de orde zijn de wijzigingen der verordening sub
B a; heffingsverordeningbelasting op tooneelvertoonin-
gen enz.
Onderdeel I wordt onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is onderdeel II.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff heeft in onderdeel II gezien dat
vrij zullen zijn van belasting die zaken, welke een hui
selijk karakter dragen, die niet daadwerkelijk openbaar
zijn. Hij zou nu gaarne een uitspraak van Burgemeester
en Wethouders hebben wat zij daaronder verstaan. Die
uitdrukking is voor verschillende uitleggingen vatbaar.
Alen kan ook zeggen dat ze niet daadwerkelijk openbaar
zijn, wanneer niet iedereen wordt toegelaten. Over dat
„niet daadwerkelijk openbaar zijn" kunnen Burgemees
ter en Wethouders echter een heel andere meening heb
ben. Is het nu niet beter dat de Raad hieromtrent in
lichtingen krijgt, opdat men later zal weten, waaraan
men zich moet houden?
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Februari 1922.
35
De heer Berghuis (wethouder) gelooft namens het
college van Burgemeester en Wethouders te kunnen ant
woorden, dat ieder geval op zichzelf wordt beoordeeld,
maar dat de uitdrukking „niet daadwerkelijk openbaar
zijn" wordt gebezigd om te voorzien in gevallen dat een
uitvoering enz. een huishoudelijk karakter draagt om
de wet te ontduiken. Daar komt het op neer. Men kan
iets een huishoudelijk karakter doen dragen met de
blijkbare bedoeling om de wet te ontduiken. Een voor
beeld van daadwerkelijk openbaar zijn van voorstellin
gen, maar met een huishoudelijk karakter, waren de
openbare bioscopen, hij meent o. a. in Dordrecht en
Apeldoorn, van welke inrichtingen iedereen, die wen-
schte toegelaten te worden, lid moest worden tegen be
taling van een dubbeltje. Daaruit blijkt dat het eigenlijk
de bedoeling was om iedereen toe te laten. Deze be
paling moet worden opgenomen, omdat uit de nieuwe
wet het woord „openbaar" ook is vervallen en men dus
niet meer kan spreken van „openbare" uitvoeringen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Onderdeel II wordt onveranderd vastgesteld.
Onderdeden III en IV worden onveranderd vastge
steld.
Aan de orde is onderdeel V.
De heer Berghuis (wethouder) merkt op dat bij deze
wijziging in aansluiting met het vorige wordt voorge
steld om in artikel 4 sub a het woord „openbare" te
laten vervallen. Burgemeester en Wethouders willen
echter graag voorstellen nog een kleine wijziging aan
te brengen, welke geen verandering brengt in de be
doeling der verordening, maar die de beslissing over het
al of niet belastingplichtig zijn overlaat aan het college
van Burgemeester en Wethouders en niet aan den amb
tenaar. Artikel 4 zal dan luiden:
„De belasting wordt niet geheven van vermakelijk
heden, die van gemeentewege gegeven worden."
Onder a wordt dan genoemd „tentoonstellingen, uit
sluitend strekkende tot bevordering van wetenschap,
enz.", en onder b: „voordrachten, die een godsdienstig,
wetenschappelijk, sociaal of politiek karakter dragen,
enz.", terwijl Burgemeester en Wethouders voorstellen
daarvoor in een losse alinea te zetten, dat op verzoek
van den ondernemer of bestuurder Burgemeester en
Wethouders vrijstelling of ontheffing verleenen voor de
belasting, bedoeld in die twee punten. De beslissing
berust dan bij Burgemeester en Wethouders en niet bij
een ambtenaar.
De heer IJ. de Vries wil vragen: als een ondernemer
of bestuurder dat verzoek niet doet, valt hij dan onder
de belasting?
De heer Berghuis (wethouder)Ja, dan valt hij onder
de belasting.
De heer IJ. de Vries merkt op dat hier sprake is van
kerkelijke of politieke vergaderingen. Wanneer nu dus
door een abuis of doordat de menschen het niet weten
een aanvraag om vrijstelling wordt vergeten, dan zal
men dus onder de belasting vallen. Spreker vindt dat
wel een heel zware straf voor die menschen voor zoo'n
klein verzuim.
De heer Berghuis (wethouder) zegt, waar de heer
De Vries aanhaalt voordrachten, die een godsdienstig
karakter dragen, dat deze bepaling ook evengoed slaat
op tentoonstellingen. Men kan ze niet op de eene toe
passen en op de andere niet, maar moet allen over
één kam scheren. Intusschen kan spreker dit echter wel
toezeggen dat, wanneer blijkt dat de vrijstelling of ont
heffing abusief niet is aangevraagd en de reden tot ont
heffing wel aanwezig is, dan de belasting wordt terug
betaald. Dat is wel meer gebeurd. Maar hier is het enkel
de bedoeling om de beslissing niet bij een ambtenaar
maar bij het college te brengen en dat alles ter kennis
van het college wordt gebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
Onderdeel V wordt, aangevuld met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals is aangebracht
door den heer Berghuis, vastgesteld.
Artikel 4 der verordening tot het heffen eener belas
ting op tooneelvertooningen enz. luidt thans als volgt:
„De belasting wordt niet geheven van vermakelijk
heden, die van gemeentewege gegeven worden.
Op verzoek van den ondernemer of bestuurder ver
leenen Burgemeester en Wethouders vrijstelling of
ontheffing voor de belasting van:
a. tentoonstellingenenz.
b. voordrachtenenz."
Onderdeel VI wordt onveranderd vastgesteld.
De voorgestelde wijzigingen der verordeningen sub
B b en CK worden onveranderd aangenomen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub L en M.
12 Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van verordeningen voor de
gemeentelijke H. B. S. met driejarigen cursus en
daarop aansluitende Handelsschool bijlage no. 9).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries heeft deze zaak ernstig bestu
deerd en zou naar aanleiding daarvan gaarne een paar
vragen willen stellen. Uit deze opgaven en artikelen
der verordening is niet op te maken hoeveel leeraren
er zullen zijn, ten minste niet hoeveel volslagen leeraren
er betaald zullen worden. In de begrooting voor 1922
heeft hij gezien dat er een bedrag van 32,000.is
uitgetrokken voor salarieering der leeraren, maar daar
staat onder dat de salarissen der leeraren nog niet ge
regeld zijn. Spreker zou nu graag willen weten of,
wanneer de Raad deze verordening aanneemt zooals
zij hier ligt, uitgenomen de 10 genoemd onder art.
15 waarover hij ook nog graag een vraag wil stel
len deze 32,000.voldoende zal zijn of dat men
daar vrij hoog boven zal komen.
Zijn tweede vraag dan betreft artikel 15, de 10
toeslag boven het salaris. Dit is een afwijking van de
rijksregeling. Zal nu het gevolg van dezen anderen
toestand, dat man en vrouw, 't zij gehuwd of ongehuwd,
die 10 toeslag krijgen, ook zijn, dat men voor de
Hoogere Handelsschool absoluut geen rijkssubsidie
krijgt en dat de gemeente zoodoende daaraan een bui
tengewoon duur paardje zal hebben? Dat zijn een paar
vragen, waarop het antwoord sprekers stem zal be
palen. Als men met de salarieering ver boven de be
grooting komt en bovendien door die extra bepaling
waardoor de gemeente vrij is en misschien enkele
leeraren meer zal kunnen krijgen, wat echter ook nog
maar een „misschien" is het rijkssubsidie zal missen,
dan voorziet spreker, dat deze Hoogere Handelsschool
zoo'n duur ding wordt en de gemeentekas zooveel zal
kosten, dat het hem moeilijk lijkt om, hoewel de Raad
hier a heeft gezegd, ook b te zeggen.
De heer De Boer zegt dat in het prae-advies, dat
voorafgaat aan de verschillende artikelen een gedeelte