46 Verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1922.
De heer De Vos zegt dat de vroegere commissie heeft
gefaald in het aanwijzen van de plaats in de schalen
van den secretaris-boekhouder en dat deze te laag is
bezoldigd. Maar een zeer groot deel van de ambtenaren
is ieder voor zich van meening dat zij te laag zijn be
zoldigd. Dat is niet alleen de secretaris-boekhouder, dat
blijkt ook wel uit de adressen ,die indertijd zijn binnen
gekomen. Spreker ziet dus niet in om welke reden men
voor één der 100 of misschien wel 200 ambtenaren een
uitzondering zou maken en voor die èéne alleen een
tusschentijdsche verhooging mogelijk zou maken.
De heer Jansen was indertijd een van de tegenstan
ders in den Raad om partiëele salarisverhoogingen in te
voeren. Maar hij gelooft dat men hier een andere kwes
tie heeft. Als men vergelijkt de verhoogingen die tóen
werden voorgesteld met wat nu gebeurt en die naast
elkaar legt, dan blijkt dat men hier een heel anderen
toestand heeft. Het betreft hier een van de niisdeelden,
aan wien indertijd niet voldoende aandacht is geschon
ken. De heer De Vos heeft dat ook onderschreven. En
als men dan gaat vergelijken en naast elkaar leggen
de salarissen, welke in plaatsen als Hilversum, Amster
dam en Den Haag worden gegeven, waar zij loopen
van 4500.tot 5500.dan ziet men dat Leeu
warden met dit voorstel nog maar zoo'n bescheiden
stap doet, dat het nog ver beneden het peil blijft. Spre
ker kan daarom van ganscher harte meegaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en zal daar
aan gaarne zijn stem geven.
De heer Muller wil naar aanleiding van deze kwestie
ook nog een paar woorden zeggen. Hij is het in de eerste
plaats eens met hen, die zeggen dat, nu voor een tijd
geleden, n.l. den 8en November 1921, een partiëele her
ziening is verworpen, in het algemeen gewacht moet
worden met herziening tot het georganiseerd overleg
daar is. Ook de geheele commissie stond op dat stand
punt. Toch is het besluit tot salarisverhooging in de
commissie met overgroote meerderheid van stemmen
genomen; spreker was daar zelf ook bij. De commissie
heeft dat na rijp onderzoek gedaan en spreker, die zelf
de zaak terdege heeft onderzocht, ook ter plaatse, meent
dat het althans op dit oogenblik gerechtvaardigd is om
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mee
te gaan, omdat deze man bij de laatste salarisherziening
schijnbaar op een dergelijke wijze is getracteerd, dat het
alleszins wenschelijk is daarin verandering te brengen.
Nu gaat dit tegen het eenmaal genomen besluit, betref
fende de commissie voor georganiseerd overleg, in. Zal
men nu echter alles, wat men tegen komt, moeten ver
wijzen naar het georganiseerd overleg? Spreker meent
dat men daarin niet al te dogmatisch moet wezen, doch
dat men royaal moet zijn; als er zich bepaalde dingen
voordoen, waarvan men meent dat het wenschelijk is
dat daarop een andere beslissing valt, dan moet men
dat ook durven doen, ook niettegenstaande men staat
op het standpunt van het georganiseerd overleg.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig Ontwerp I, sub A en B.
Aan de orde is Ontwerp II, sub A.
Onderdeel I wordt met 13 tegen 9 stemmen aange
nomen.
Vóór stemmen: de heeren Jansen, De Vos, Visser,
Tulp, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren
Muller, Dijkstra, O. F. de Vries, Cohen, Oosterhoff,
Zandstra, Berghuis en Van Weideren baron Rengers.
Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, M.
Molenaar, Westra, Tiemersma, B. Molenaar, De Boer,
IJ. de Vries en Koopal.
Onderdeel II wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
De geheele wijzigingsverordening wordt vastgesteld.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen-
komstig het voorstel sub B.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van verordeningen voor de
gemeentelijke H. B. S. met drie-jarigen cursus en
daarop aansluitende Handelsschool bijlage no. 9) met
de daarop ingediende amendementen van de heeren
K. de Boer en L. Zandstra en van den heer S. Dijstra.
De Voorzitter memoreert dat de vorige vergadering
bij de artikelsgewijze behandeling van Ontwerp I door
den heer De Boer een amendement is ingediend om aan
artikel 1 het woord „boekhouder" toe te voegen. Dat
is aangenomen, zoodat bij de eerste alinea van dat
artikel nog onder m de woorden „het boekhouden"
moeten worden toegevoegd. Daardoor moet dan wat
de vorige vergadering niet is gezegd de zin: „Boven
dien wordt onderwijs in het boekhouden verstrekt aan
hen, die eindonderwijs ontvangen," komen te vervallen.
Toen daarna is gevraagd of er leden waren, die nog
meer amendementen wenschten in te dienen en in ver
band daarmee de verdere behandeling is uitgesteld, is
van die bevoegdheid gebruik gemaakt door de heeren
De Boer en Zandstra, die verschillende amendementen
hebben ingediend op de artikels 1, 5, 10 en 16 der
eerste verordening en door den heer Dijstra, die een
amendement heeft ingediend op artikel 15 der veror
dening regelende de jaarwedden der leeraren enz.
Thans is dus wederom aan de orde artikel 1 van
Ontwerp I.
Wat ten aanzien van de eerste alinea is voorgesteld
(het boekhouden) is aangenomen. Bij de tweede alinea
stellen de heeren De Boer en Zandstra voor om onder
b, waar staat: „de staathuishoudkunde, de staats
inrichting, enz.", te lezen:
„de arbeidswetgeving en die wetten en besluiten,
die in rechtstreeksch verband staan met het handels-
en bedrijfswezen."
Burgemeester en Wethouders stellen nu voor om in
de laatste alinea van artikel 1 tusschen de woorden
„talen" en „de" in te voegen „arbeidswetgeving" en,
naar aanleiding van het amendement op punt c, om
achter „handelsrekenen" op te nemen „bedrijfshuis-
houdkunde en algemeene handelskennis", stellen zij
voor om mede in de laatste alinea tusschen „talen" en
„de" in te voegen „bedrijfshuishoudkunde". Het amen
dement om onder de punten d en e in plaats van
„handels" te lezen „economische", wordt door Burge
meester en Wethouders overgenomen. En verder wordt
door het college naar aanleiding van het amendement
op punt c, om achter „handelsrekenen" in te voegen
„bedrijfshuishoudkunde" dat door hen aan het slot
met „arbeidswetgeving" al onder de facultatieve vakken
is opgenomen en „algemeene handelskennis", voor
gesteld, om tusschen de woorden „de" en „handels"
onder c in te voegen het woord „algemeene".
Wordt voortgegaan met artikelsgewijze behandeling
van Ontwerp I.
Artikel 1.
De beraadslagingen worden voortgezet.
De heer Tulp (wethouder) merkt op dat de heer
De Boer een amendement heeft ingediend op art. 1
sub b, luidende:
„de arbeidswetgeving en die wetten en besluiten,
die in rechtstreeksch verband staan met het handels-
en bedrijfswezen".
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Februari 1922.
47
Wat is nu de opvatting van den heer De Boer, dat
dit in de plaats komt van de voorgestelde redactie, of
dat het daaraan wordt toegevoegd? De uitleg van het
amendement kan verschillend zijn.
De heer De Boer zegt dat in punt b alleen wordt ge
sproken van „handelsrecht". Omdat spreker nu van
meening is dat het handelsrecht alleen maar een be
paald gedeelte van de wetgeving en spreker zou
zeggen: tegenwoordig maar een heel klein gedeelte
bevat van de wetten, waarbij het handels- en bedrijfs
wezen is betrokken en bovendien een gedeelte van het
handelsrecht voor de jongelui van weinig beteekenis
meer is, omdat het is verouderd of voor een groot deel
weinig toepassing meer vindt, daarom was het zijn be
doeling om achter handelsrecht te lezen:
„de arbeidswetgeving en die wetten en besluiten,
die in rechtstreeksch verband staan met het handels-
en bedrijfswezen."
Spreker acht dus, wat hier staat, onvolledig en noemt
nog als te behandelen onderwerpen: de wet op de ar
beidscontracten slechts gedeelten daaruit en niet de
heele wet, dat spreekt vanzelf de arbeidswetgeving,
enkele Koninklijke besluiten, de wetten op de Coöpera
tieve Vereenigingen, enz.
De heer Tulp (wethouder) zou den heer De Boer in
overweging willen geven, om zich niet tegen het voor
stel van Burgemeester en Wethouders om de arbeids
wetgeving bij de facultatieve vakken op te nemen, te ver
zetten. De directeur vreest n.l., als men het toevoegt
aan de verplichte vakken, dat dan de jongelui te zwaar
worden belast. Hij wil het hierbij wel heel graag in
overweging nemen of het onder de verplichte vakken
kan worden opgenomen, maar hij vreest thans overbe
lasting. Wanneer echter te zijner tijd blijkt dat het ge
schikt kan worden, dan gaat de directeur er gaarne mee
accoord.
De heer De Boer deelt die vrees van den directeur
van de H. B. S. niet. Het spreekt vanzelf dat men het
onderwijs op dit punt wel zoo kan inrichten, dat er van
overlading sprake is, maar het is ook evengoed mogelijk
om het door spreker bedoelde wel op te nemen, zonder
dat er van overlading sprake is. Spreker heeft zoopas
gezegd dat er in het Wetboek van Koophandel gedeelten
voorkomen, die absoluut verouderd zijn. Nu kan men j
zijn taak wel al te letterlijk opvatten en ook die ge-
deelten onderwijzen, terwijl men andere deelen, die van
evenveel of van meer invloed zijn, nalaat. Maar men
kan toch niet ontkennen dat de wet op de arbeidscon
tracten van evenveel beteekenis is voor deze school als
het Wetboek van Koophandel. Spreker meent dat hier
de docent of leeraar zelf zal moeten kijken en groepee-
ren wat noodig is en wat niet. Overigens kan spreker
er wel in meegaan dat er een proef wordt genomen met
het door hem bedoelde facultatief te stellen, om te kijken,
wat er op die manier van terecht komt.
De heer Tulp (wethouder): Dus U neemt onze re
dactie over?
De Voorzitter: Trekt de heer De Boer zijn amende
ment op dit punt in?
De heer De Boer: Mag ik de redactie van Burge
meester en Wethouders nog eens hooren?
De Voorzitter: Die redactie is deze, om in de laatste
alinea van artikel 1 tusschen de woorden „talen" en
„de" in te voegen „arbeidswetgeving", m. a. w. er komt
dan te staan:
„Bovendien kan onderwijs gegeven worden in
andere vreemde talen, arbeidswetgeving, de steno
graphic en het machineschrijven; het volgen van de
lessen in deze vakken is niet verplicht."
Burgemeester en Wethouders wenschen het dus op
te nemen als facultatief vak, terwijl U het wenschte als
positief voorgeschreven vak.
De heer De Boer: Ik kan daar voorloopig in mee
gaan.
De Voorzitter: Dus U trekt Uw amendement op punt
b in?
De heer De Beer: Ja.
De Voorzitter: Dan is het de bedoeling van Burge
meester en Wethouders en in zooverre wordt daar
mee het amendement van den heer De Boer op punt c,
om achter „handelsrekenen" te lezen „bedrijfshuishoud
kunde en algemeene handelskennis", overgenomen
om het woord „bedrijfshuishoudkunde" ook te voegen
in de laatste alinea en wel achter het woord, dat nu is
ingevoegd, zoodat dan de laatste alinea komt te luiden:
„Bovendien kan onderwijs gegeven worden in
andere vreemde talen, arbeidswetgeving, bedrijfshuis
houdkunde, de stenographicenz.",
terwijl ten aanzien van de woorden „algemeene han
delskennis" uit het amendement Burgemeester en Wet
houders voorstellen om onder punt c tusschen „de" en
„handels" in te voegen het woord „algemeene", zoodat
er dan komt te staan „algemeene handelskennis". Dat
gedeelte wordt dus overgenomen en 't is dus alleen nog
maar de kwestie of de bedrijfshuishoudkunde als positief
voorgeschreven vak in de verordening zal komen of als
facultatief vak.
De heer De Boer: Dan kan ik op 't oogenblik met de
redactie van Burgemeester en Wethouders meegaan en
ook mijn amendement op punt c intrekken.
De Voorzitter: De amendementen op de punten d en e
zijn door Burgemeester en Wethouders overgenomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Artikel 1 wordt, zooals dit nader door Burgemeester
en Wethouders bij monde van den Voorzitter is voor
gesteld, met algemeene stemmen aangenomen
Artt. 24 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 5.
De Voorzitter memoreert dat op artikel 5, derde ali
nea, door de heeren De Boer en Zandstra een amen
dement is ingediend om de eerste zinsnede, luidende:
„Dit programma wordt door den directeur in over
leg met het overige onderwijzend personeel opge
maakt en"
te vervangen door:
„Dit programma wordt door de vergadering van
directeur en leeraren opgemaakt en"
Burgemeester en Wethouders stellen voor deze re
dactie niet over te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer zou wel even willen weten, waarom
Burgemeester en Wethouders dat niet willen overnemen.
De heer Tulp (wethouder) wil den heer De Boer
wel meedeelen waarom. De kwestie is dat, wat de heer
De Boer hier heeft geamendeerd, als men het spreker
vraagt, onpractisch is en niet te handhaven. De zaak is
deze. De directeur bespreekt met den betrokken leeraar
het program, de leerstof, de boeken, de volgorde, enz.,
als hij dat b.v. met een taalleeraar ten opzichte van diens