58 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922.
3. verslagen omtrent den toestand van het gymna- j
sium en van het middelbaar onderwijs, beide over 1921.
De verslagen liggen nog eenigen tijd voor de leden
ter inzage.
4. adres van het Hoofdbestuur van het Nationaal
Verbond van Gemeenteambtenaren te Utrecht om reke-
ning te willen houden met een daarbij meegedeelde
motie, in een algemeene vergadering van dat verbond
aangenomen, betreffende bezuiniging zonder aanranding
van de bestaande voorwaarden der ambtenaren.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
5. adres van het bestuur der vereeniging voor mid
delbaar technisch en ambachtsonderwijs om machtiging
te verleenen ingevolge de wet van 22 December 1921 S
no. 1367, tot wijziging en aanvulling van de Nijverheids
onderwijswet, tot uitbreiding van het leerplan der am
bachtsschool met het leervak electrotechniek.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om prae-advies.
6. adres van A. de Looze om hem eene schadever
goeding toe te kennen ad 12.50 voor kosten van her
stelling der toevoerbuis van de waterleiding naar zijn
perceel Wirdumerdijk no. 23, welke buis tengevolge van
verzakking van den grond aldaar zou zijn gesprongen.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld ter afdoening.
7. dat Burgemeester en Wethouders:
a. naar aanleiding van het adres d.d. 19 December
1.1. van de afdeeling Leeuwarden van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers meedeelen dat bij de uit
betaling van de salarissen der leerkrachten bij het ver
volgonderwijs, in geval van ziekte, het Koninklijk be
sluit van 31 December 1920 (Staatsblad no. 949) gel
dende voor de onderwijzers aan de openbare lagere
scholen, zal worden gevolgd, zoodat:
1. de zoogenaamde los-vaste leerkrachten bij het
vervolgonderwijs gelijk gesteld zullen worden met de
vaste leerkrachten bij het lager onderwijs en
2. de tijdelijke leerkrachten bij het vervolgonderwijs
gelijk gesteld zullen worden met de tijdelijke onderwij
zers bij het lager onderwijs;
ft. provisioneel in erfpacht hebben afgestaan:
aan K. Posthumus en J. Stelma, beiden alhier, onge
veer 1026 M-. van bouwblok Q der terreinen tusschen
den Groningerstraatweg, het Cambuursterpad en het
Kalverdijkje, waarde pl.m. 8208, canon plm. 492.48
en aan W. Andringa en L. Wijlgenbosch ongeveer 728
M2. van bouwblok I der terreinen gelegen tusschen
Oostersingel en Cambuursterpad, waarde pl.m. 6188.-,
canon pl.m. 371.28;
c. bij openbare inschrijving hebben gegund aan S.
Vellinga te Apeldoorn het maken en plaatsen van een
ijzeren hek om het terrein der watergasfabriek voor
6350.eventueel meer of minder werk te berekenen
naar 18.50 per M.
De heer Zandstra vraagt, terwijl de Voorzitter lecture
doet van punt 7ft, of hij nog even mag terug komen op
wat de Voorzitter heeft voorgelezen over het adres van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers.
De Voorzitter: Als de Raad het goed vindt?
De Raad staat dit toe.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra: De Voorzitter zegt niet wat er met
dit adres gebeuren zal. Ik meen wel dat daaraan gehoor
moet worden verleend op grond van de uitbetaling bij
ziekte enz. Dat mag wel in de verordening en dat be
staat nu niet.
De Voorzitter doet opnieuw lecture van wat er is
meegedeeld onder punt la. Spreker zegt dat dit dus
beteekent dat de uitbetaling in geval van ziekte bij het
personeel bij het vervolgonderwijs geheel zal gebeuren
overeenkomstig de bepalingen, die op de leerkrachten
van het lager onderwijs van toepassing zijn.
De heer Zandstra: Als dat bij de wet zoo geregeld
is kan dat wel. Maar anders had ik het liever in de ver
ordening.
De Voorzitter zegt dat deze zaak ten opzichte van
de gewone onderwijzers bij de wet is geregeld. Nu
hebben Burgemeester en Wethouders zich op dit stand
punt gesteld: in afwijking van de tot nu toe gevolgde
gewoonte lijkt het het beste het personeel van het ver
volgonderwijs, wat betreft de ziekteregeling, gelijk te
stellen met het personeel bij het lager onderwijs. Het
personeel bij het vervolgonderwijs wordt wel tijdelijk
benoemd, maar Burgemeester en Wethouders hebben
dit gezegd: de aanstelling is eigenlijk niet tijdelijk, maar
het personeel heeft een vaste aanstelling bij een tijde-
lijken cursus. En op grond daarvan meenden Burge
meester en Wethouders dat deze leerkrachten, wat
betreft de ziektebepalingen, gelijk moesten staan met
die van het lager onderwijs.
De heer Zandstra: Dank U.
De beraadslagingen worden gesloten.
De punten sub lac worden voor kennisgeving aan
genomen.
III. De Voorzitter wenscht namens Burgemeester en
Wethouders nog een punt mondeling aan te brengen.
De Raad heeft hier al meer machtiging gegeven in
dergelijke zaken, maar Gedeputeerde Staten hebben
zich er tegen gekant om een algemeen besluit te nemen.
De kwestie is dat de gemeente een woning heeft ver
huurd in de Eekhoffstraat, no. 26, en dat de bewoner
in dat pand een handel heeft. Hem is met Januari gezegd
dat die handel er uit moet of dat hij anders meer huur
moet betalen. De bewoner wenscht echter dien handel
niet te staken en bovendien wil hij ook van Januari af
geen huur meer betalen. Na ingewonnen advies van den
rechtskundigen adviseur der gemeente, mr. Hettinga
Tromp, stellen Burgemeester en Wethouders thans voor
over te gaan tot gerechtelijke uitzetting van den be
woner van bovenbedoeld pand.
Met algemeene stemmen wordt Burgemeester en
Wethouders machtiging daartoe verleend.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Benoeming van
a. een hoofd van gemeenteschool no. 2, (vacature
G. Post ma).
Wordt benoemd N. Dijkema, onderwijzer aan ge
meenteschool no. 5a, alhier, met algemeene stemmen.
b. Een onderwijzeres in de handwerken aan ge
meenteschool no. 3 (vacature mej. G. Sevenhuysen).
Wordt benoemd mej. M. van der Meer, thans reeds
tijdelijk werkzaam als onderwijzeres in de handwerken
aan school 3, met 22 stemmen en 1 stem op mej.
Zandstra.
c. twee tijdelijke leeraren aan de Burgeravondschool,
schooljaar 192 lj 22.
De beraadslagingen worden geopend.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1922.
59
De heer De Vos zou naar aanleiding van deze be
noeming gaarne een vraag willen doen. Er wordt voor
ieder van deze vakken maar één onderwijzer voorge
dragen. Nu zou men kunnen zeggen: om welke reden
wordt er voor ieder vak maar één voorgedragen en niet
meer? De Raad heeft indertijd over een dergelijke
kwestie al meer besprekingen gehad; de zaak was toen
dat een leeraar niet kon worden benoemd, omdat de
voordracht maar uit één persoon bestond en dat er
later een gewijzigde voordracht moest komen, be
staande uit meer dan één persoon. Spreker weet niet
of dat hier ook van toepassing is, maar wil het toch
even vragen.
De heer Tulp (wethouder): De directeur van de
Burgeravondschool schrijft:
,,lk stel U voor deze (de 6 teekenuren van den heer
Martin) te distribueeren tusschen de heeren De Bruin,
Verhoeff en Boonstra, leeraren der B. A. S., zoodanig
dat ieder daarvan twee uur krijgt".
Als we nu toch goede krachten hebben, dan behoeven
we toch geen sollicitanten te vragen. Voor werktuig
kunde zijn geen sollicitanten opgekomen, daarvoor heeft
zich maar één, n.l. de heer Hoitsma, beschikbaar gesteld.
De heer De Vos zou dan willen vragen of de kwestie,
die men hier indertijd heeft gehad, dat er altijd meer
dan één moet worden voorgedragen, maar alleen geldt
voor het hooger onderwijs of ook voor het andere
onderwijs. Anders zal men toch voor de kwestie komen
te staan dat men weer opnieuw moet benoemen.
De heer Tulp (wethouder): Zooveel mogelijk, ja.
Maar er waren op 't oogenblik geen sollicitanten. En
als het nu geschikt kan worden met de bestaande leer
krachten, waarom dan niet? De keuze is ook niet zoo
erg groot.
De heer De Vos: Mij goed. Maar indertijd hebben
wij een dergelijke kwestie gehad bij de benoeming van
een leeraar aan het gymnasium en nu herinner ik mij
dat de Voorzitter daarbij zei: Wanneer wij er niet aan
denken, dan verwachten Burgemeester en Wethouders
dat men er van den kant van den Raad wel om denken
zal. Daarom wil ik er even op attent maken, dat ik er
om gedacht heb.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen worden benoemd:
tot leeraar in vakteekenen: B. J. van der Wal, vroeger
reeds tijdelijk leeraar in dat vak aan de Burgeavond
school, alhier;
tot leeraar in werktuigkunde: A. Hoitsma, leeraar
aan de Rijks Hoogere Burgerschool, alhier.
2 Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot overplaatsing van vakonderwijzeressen
in de handwerken.
Dit voorstel luidt als volgt:
Als gevolg van het door Uwe Vergadering genomen
besluit, d.d. 13 December j.l., waarbij met ingang van
1 Januari 1922 o. m. zijn opgeheven de toen bestaande
gemeentescholen nos. 6, 7, 8, 10 en 11, terwijl in elk
van de gebouwen dier scholen werden ondergebracht
twee scholen voor gewoon lager onderwijs, welke zijn
genummerd onderscheidenlijk nos. 6a en 6ft, la en 1b,
Sa en 8b, 10a en 1 Oft en 11a en lift, dienen thans nog,
evenals reeds eerder geschiedde met het andere onder
wijzend personeel aan die scholen, de (vak) onderwij
zeressen in de handwerken aan de opgeheven scholen
nader te worden ingedeeld over de nieuw opgerichte
scholen.
Onder overlegging van het advies van den inspecteur
van het lager onderwijs hebben wij de eer U voor te
stellen te besluiten gerekend met ingang van 1 Januari
1922 tot overplaatsing van de hierna genoemde (vak)
onderwijzeressen in de handwerken op de wijze als
hieronder is aangegeven en waartoe het 9e lid van art.
36 der Lager Onderwijswet 1920 U de bevoegdheid
geeft, te weten:
1. inej. F. Popma, van de opgeheven gemeenteschool
no. 6 naar de nieuw opgerichte gemeenteschool no. 6a;
2. mej. A. van der Woude, van de opgeheven ge
meenteschool no. 6 naar de nieuw opgerichte gemeen
teschool no. 6ft;
3. mej. K. Ozinga, van de opgeheven gemeente
school no. 7 naar de nieuw opgerichte gemeenteschool
no. la;
4. mej. A. H. van der Kolk, van de opgeheven ge
meenteschool no. 8 naar de nieuw opgerichte gemeente
school no. 8ft;
5. mej. F. Geelof, van de opgeheven gemeenteschool
no. 10 naar de nieuw opgerichte gemeentescholen nos.
10a en 1 Oft
6. mej. R. J. Bakker, van de opgeheven gemeente
school no. 11 naar de nieuw opgerichte gemeenteschool
no. 13a;
7. mej. P. Kreger, van de opgeheven gemeenteschool
no. 11 naar de nieuw opgerichte gemeenteschool no.
11a.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff zou graag een enkele vraag willen
doen. In den aanhef van het prae-advies worden een
6-tal scholen genoemd, de scholen 6, 7, 8, 9, 10 en 11,
welke zijn gesplitst en thans zijn genummerd onder
scheidenlijk 6a en 6ft, 7a en 7ft, 8a en 8ft, 9a en 9ft,
10a en 10ft en 11a en lift, waarover de vakonderwij
zeressen in de handwerken nog moeten worden ver
deeld. Nu is het hem opgevallen, dat er wel een onder
wijzeres wordt toegewezen aan een school, niet be-
hoorende tot de genoemde, n.l. school 13a, terwijl echter
volgens het voorstel geen onderwijzeres in de hand
werken wordt toegewezen aan de scholen 7ft, 8a en
lift. Spreker zou alleen willen vragen of de wethou
der de reden hiervan kan opgeven. Wordt misschien
aan de niet genoemde scholen geen onderwijs in de
handwerken gegeven?
De heer Tulp (wethouder): Zij geven dan les aan
school a en aan school ft. Het geheele vakonderwijs
moet nog worden geregeld, dat in de gymnastiek ook.
De heer Oosterhoff wil, als de wethouder dat verze
kert, er zich graag bij neerleggen. Maar dan is het
prae-advies toch wat onduidelijk. Alleen omtrent mej.
Geelof staat dat zij les zal geven aan de scholen 10a en
1 Oft, maar van de anderen staat dit er niet bij. Wanneer
de wethouder echter meedeelt dat b.v. de onderwijzeres
aan school la ook les geeft aan school 7ft, dan wil
spreker er zich graag bij neerleggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3 Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders
a. tot wijziging van de begrooting en tot vaststelling
van de rekening, beide dienst 1920, van het Nieuwe
Stads Weeshuis
b. tot vaststelling van de rekening der Kamer van
Koophandel en Fabrieken, dienst 1921.