100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1922.
met 1 jaar de huur te verlengen tegen een betaling van
150.per jaar en zulks uiterlijk 5 maal en onder
voorwaarden, dat de gemeente op het terrein mag bou
wen, er op mag plaatsen en het terrein mag aandoen,
wat en zooals zij wil en na afloop der huur slechts be
hoeft te verwijderen wat zij op het terrein heeft gebracht,
zonder dit verder in orde te behoeven te brengen en
verder onder voorwaarden, zooals deze door Burge
meester en Wethouders met den verhuurder nader zullen
worden overeengekomen;
b. aan Burgemeester en Wethouders het vereischte
crediet te verleenen tot het inrichten van een hulppomp
station voor de waterleiding op het onder a bedoelde
terrein en tot het aanvragen van door wettelijke voor
schriften hiervoor vereischte vergunningen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Tiemersma: Ik heb met eenige bevreemding
kennis genomen van den inhoud van dezen raadsbrief en
wel, omdat de Voorzitter en, als ik mij niet vergis, ook
zijn ambtsvoorganger den leden van den Raad zoo af
en toe de mededeeling hebben gedaan wat door ons
altijd te goeder trouw is aangenomen maar hieruit
blijkt nu niet het minste wantrouwen tegenover den
Voorzitter dat de toestand van de waterleiding zoo
was, dat er een belangrijk kapitaal in zou moeten wor
den gestoken, zou er een betere watervoorziening te
verkrijgen zijn. Nu is het particulier bedrijf overgegaan
in een overheidsbedrijf, dat overheidsbedrijf steekt de
schouders er onder om het wezenlijke doel, n.l. een
betere watervoorziening te bereiken en nu blijkt, dat dit
met zeer geringe kosten mogelijk is. Dat is de bevreem
dende zijde van deze zaak. Ik wil hier nu niet inhalen
de vraag of het werkelijk doel van de vroegere maat
schappij wel juist is geweest, n.l. om de concessie
voorwaarden zoo juist mogelijk na te leven, of dat
daarbij een ander doel heeft voorgezeten. Maar wel wil
ik opmerken dat dit voorstel een zeer eigenaardig licht
werpt op de propaganda, die gevoerd wordt tegen het
overheidsbedrijf. Ik kan niet anders dan, mede namens
mijn fractie, verklaren, dat wij met bijzondere vreugde
hebben kennis genomen van dit voorstel van het college,
om gedurende den tijd, die ons nog scheidt van de
nieuwe watervoorziening, met geringe kosten dit tot
stand te brengen.
De heer Van Weideren baron Rengers heeft vanmor
gen bezoek gehad van den heer Blanson Henkemans,
die hem heeft meegedeeld dat hij eenige op- of aan
merkingen had op cfit voorstel. Hij had een ingezonden
stuk in de courant willen schrijven, maar door uitste-
digheid had hij dit niet op tijd kunnen doen. Het stuk
komt nu vanavond in de courant, terwijl het voorstel
vanmiddag zal worden behandeld. Daarom kwam de
heer Blanson Henkemans bij spreker, om zijn bezwaren
mede te deelen en daarom wil spreker nu voorstellen
dit voorstel aan te houden. De bezwaren, welke de heer
Blanson Henkemans heeft, kan spreker hier niet uiteen
zetten; hij is niet genoeg technisch op de hoogte en
kan daardoor ook alle bezwaren niet goed begrijpen.
Naar de meening van den heer Blanson Henkemans zijn
er echter wel manieren te vinden om verbetering aan
te brengen, die minder kostbaar zullen zijn. Hij noemde
o. a. de manier om de buizen machinaal schoon te
maken, waardoor de weerstand minder wordt en de
watertoevoer dus vlotter zal plaats hebben, of het Ieg-
geen over een zekeren afstand van een dubbele buis.
Maar op het technisch gedeelte wil spreker nu niet ver
der ingaan. Als het echter eenigszins mogelijk is, zou
hij in overweging willen geven om dit voorstel nog 14
dagen aan te houden.
De Voorzitter antwoordt namens Burgemeester en
Wethouders. De kwesties van de heeren Tiemersma en
Rengers staan natuurlijk geheel naast elkaar. De heer
Tiemersma betoogt dat er op dit oogenblik een betere
watervoorziening kan komen voor minder geld dan
vroeger, toen dat een groot kapitaal moest kosten.
Spreker gelooft niet dat die voorstelling heelemaal juist
is. Men kan met dit geld misschien een watervoorziening
krijgen, die ons in de moeilijke zomerdagen kan helpen,
maar dat hiermee zal komen een waterlevering, die af
doende is voor Leeuwarden, is een idee, dat hier eigen
lijk niet naar voren moet komen. Want dat is absoluut
niet het geval. Het vermoedelijk maximum verbruik per
etmaal is, zooals ook reeds in het stuk staat, 3500 M3.
Men moet daar tegenover stellen de hoeveelheid, welke
hier bereikt kan worden. Als het meevalt en dat wil
len we hopen dan kan men die opvoeren tot 125 M3.
per uur, welke hoeveelheid Goutum ook naar de Mtad
kan voeren. Men weet dat de pompen te Grouw vol
doende zijn en dat, als de filters zijn schoongemaakt,
ook die voldoende zullen zijn. Met het schoonmaken
van de filters is onlangs een proef genomen en daarbij
is gebleken dat de schoongemaakte filter bij een zeer
matigen druk 70 M3. water per uur kon verwerken,
zoodat, als men slechts 2 van de 3 filters in dienst stelt,
men ook nog kan rekenen op 125 M3. per uur. Of men
echter ten aanzien van de bezinkbakken op dat getal
zal kunnen rekenen, weet men niet. Men hoopt wel dat
ook daarbij de productie tot 125 M3. zal kunnen worden
opgevoerd, zeker is dat niet, want als het maar een
beetje waait, wil het vuil niet zinken en willen de vlok
ken niet neerslaan.
Zal men dus werkelijk de beschikking krijgen over 125
M3. per uur, dan zal dit nog nooit meer worden dan 3000
M3. per etmaal. Dat is nu wel een heele mooie instrooi-
ïng, maar dat het maximum-verbruik er mede zal worden
bereikt, moet de Raad niet denken. Als op de helft tus-
schen Grouw en Goutum een pompstation wordt ge
bouwd, zal de waterlevering nog niet volkomen zijn,
maar wel staat vast, dat er dan meer water kan worden
geleverd dan op 't oogenblik het geval is. Het is ge
bleken dat Grouw waarschijnlijk wel meer water kan
produceeren, maar het is ook gebleken dat langs de
bestaande buizen niet meer water is te vervoeren. Men
zal nu niet, zooals de heer Tiemersma zegt, voor weinig
geld voldoende water krijgen, maar den allerergsten
noodtoestand zal men er mee opheffen. Dat is beter
uitgedrukt.
In antwoord op de opmerking van den heer Rengers
zegt spreker dat hij gister uit de stad is geweest, zoodat
de heer Blanson Henkemans geen gelegenheid heeft ge
had om hem te bereiken. Als deze echter bezwaren ziet
in dit voorstel wat hij als deskundige kan beoor-
deelen dan wil spreker wel toezeggen dat Burge
meester en Wethouders nog graag overleg met hem
willen plegen. Maar den Raad zou spreker toch in over
weging willen geven om door te werken; wil men dezen
zomer niet weer den toestand van den vorigen zomer
dan zal de Raad zeer zeker heden dit punt moeten aan
nemen.
De heer Wirtz heeft indertijd in zijn rapport ook
opgenomen het schoonmaken der buizen, wat alleen al
20,000.zou moeten kosten. Verder moet spreker
zeggen dat het toch eigenlijk zonde zou zijn dat bedrag
nu nog te besteden voor het schoonmaken der buizen,
waar te zijner tijd deze leiding toch niet meer zoo'n
groote capaciteit behoeft, omdat zij niet zal dienen als
persleiding maar als gewone leiding. Als het niet meer
de leiding is, die Leeuwarden van water voorziet, dan
zal zij zeer zeker voldoende zijn om Grouw, Irnsum en
eventueel Rauwerd te voorzien. Om nu dan ook nog
minstens 20,000.uit te geven voor het schoonmaken
zou jammer zijn. Verder gelooven de deskundigen ook
niet dat dit eigenlijk de kwestie is, zij gelooven dat er
in de buis minder aanslag is dan men oorspronkelijk
meende, omdat de weerstand even dicht bij Grouw als
bij Leeuwarden zoowat dezelfde is.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1922. 101
Dan wil spreker nog dit zeggen. Dat de heer Blanson
Henkemans een ingezonden stuk in de courant plaatst
geeft niets en men schiet er geen steek mee op. Het
j<an alleen dienen om de publieke opinie in een zekere
richting te drijven en dan heeft dat nog geen zin,
omdat het publiek er niet over oordeelen kan. Dit
plan is gemaakt in overleg met de directeur van de
waterleiding en ook de directeur van de gasfabriek is
zoo beleefd geweest zijn capaciteiten, welke hij in dit
opzicht bezit, ten dienste hiervan te stellen. Spreker
wil nu niet zeggen dat men een afdoende verbetering
krijgt in de watervoorziening, maar hij gelooft toch wel
dat het plan zoo eenvoudig mogelijk is, door den ergsten
noodtoestand weg te nemen.
Spreker vindt het eigenaardig dat men zijn bezwaren
in een ingezonden stuk gaat neerleggen. Burgemeester
en Wethouders willen met liefde aandacht schenken aan
werkelijke bezwaren, maar dan moeten de menschen
niet beginnen met de stukken te weerleggen in inge
zonden stukken, omdat het college daarop toch niet
verder kan ingaan en technische zaken als deze zijn
niet geschikt om ze in de courant te behandelen. Mis
schien dat de heer Blanson Henkemans het college nu
nog eenige nuttige raadgevingen kan geven; Burge
meester en Wethouders zullen die dan gaarne accep
teeren, maar dan mondeling. Den Raad wil spreker ad-
viseeren dit voorstel aan te nemen, waarbij hij dan wel
de toezegging wil doen dat Burgemeester en Wethou
ders gaarne nog nuttige wenken, van wie ze dan ook
komen, in toepassing willen brengen. Om echter zulke
wenken te kunnen geven moet men technisch den ge-
heelen toestand kunnen beoordeelen en het is al geble
ken dat menschen, die meenen daarover wel te kunnen
oordeelen, maar wat vertellen van de filters en reser
voirs. Ieder meent, dat hij verstand van de waterleiding
heeft, maar uit de practijk is gebleken dat lang niet alle
menschen deskundigen zijn. Er zijn echter ook anderen
die over deze zaak zuiver kunnen oordeelen en die alle
dingen, hierop betrekking hebbende, precies en geheel
kennen.
Spreker wil den Raad nu adviseeren deze zaak niet
uit te stellen, maar in elk geval het gevraagde crediet
te verleenen. En dan willen Burgemeester en Wethou
ders gaarne nog rekening houden met de wenschen van
andere deskundigen.
De heer Van Weideren baron Rengers wil nog even
ter verdediging van den heer Blanson Henkemans zeg
gen, wat hij in eersten termijn ook heeft gezegd, dat
de heer Blanson Henkemans zelf uit de stad was, terwijl
hij ook niet wist dat dit voorstel vandaag zou worden
behandeld. Anders zou hij misschien deze zaak op een
andere wijze hebben behandeld. Nu echter het college
zich bereid heeft verklaard de bezwaren van den heer
Blanson Henkemans in overweging te nemen trekt spre
ker zijn voorstel tot aanhouding in.
De heer IJ. de Vries wilde nog graag een vraag doen.
Hij leefde in de verbeelding dat de waterleiding alreeds
was overgegaan aan de Naamlooze Vennootschap. Nu
Burgemeester en Wethouders echter weer een crediet
vragen moet spreker daaruit opmaken dat de waterlei
ding nog in handen van de gemeente schijnt te zitten.
Zijn vraag is nu of, wanneer wordt aangenomen dit
hulpstation te bouwen, de Naamlooze Vennootschap dan
ook bij de definitieve vaststelling van de voorwaarden
dat station overneemt. Of blijft de stad daarvoor zitten?
De Voorzitter kan daarop antwoorden dat, zooals be
kend is, de Leeuwarder waterleiding nog in handen is
van deze gemeente of, om het nog sterker uit te druk
ken, dat de Naamlooze Vennootschap nog in het geheel
niet bestaat. De statuten zijn wel naar Den Haag ge
zonden, doch, zooals altijd, duurt het lang vóór de
Koninklijke goedkeuring wordt verleend. De acte is
nog niet gepasseerd. Het is wel de bedoeling van
Burgemeester en Wethouders om de Leeuwarder water
leiding te zijner tijd in te brengen in de Naamlooze
Vennootschap, maar voorloopig achten zij het beter dat
zij nog in handen blijft van de gemeente, opdat de
directeur van de Intercommunale Waterleiding zich
alleen bezig kan houden met de nieuwe waterleiding.
De bedoeling van Burgemeester en Wethouders is dus
voorloopig de Leeuwarder waterleiding te laten bestaan
naast de andere en haar te zijner tijd in de Vennootschap
in te brengen.
De kwestie wat dit plan zal kosten in verband met
de overname door de Vennootschap is iets, dat Burge
meester en Wethouders van minder belang achten. Men
moet trachten, ook al kost het iets en dit staat op
den voorgrond dat het wel wenschelijk is, omdat men
nog 2 zomers voor den boeg heeft de waterlevering
zoo goed mogelijk te doen zijn met de hulpmiddelen
die men op 't oogenblik heeft. Het is ook de bedoeling
dat deze gelden worden genomen uit de winst, die de
waterleiding dit jaar, naar het zich laat aanzien, zal
maken. Het is niet precies te zeggen of er eenige winst
zal worden gemaakt, maar vermoedelijk zal dit geld uit
de winst kunnen worden betaald.
Of deze zaak nu later door de Vennootschap zal wor
den overgenomen of niet, weet spreker niet. 't Is ook
de vraag of zij dit gebruiken kan. Men begint hier
misschien met een tweedehands motor; wanneer Bur
gemeester en Wethouders die kunnen krijgen, dan zullen
zij er geen nieuwe meer koopen, omdat het maar om
2 jaar is te doen. En wat er dan ten slotte mee zal ge
beuren weet spreker niet; of de Naamlooze Vennoot
schap deze zaak er bij cadeau moet hebben of dat zij
er iets voor zal moeten betalen, is nog niet beslist.
Spreker meent dat de Vennootschap er dit bij een totaal
bedrag van overname van 650,000.wel bij kan
hebben. De gemeente heeft er toch ook niets aan; de
zaak moet later toch weer worden afgebroken en het
land worden ontruimd. Burgemeester en Wethouders
hebben over dit punt nog niet gedacht en zij meenen
dat dit een kwestie is, die te zijner tijd wel met de
Intercommunale Waterleiding zal worden geregeld. Dat
is hier de hoofdzaak niet. Het voornaamste is, om meer
water naar de stad te voeren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
8. (Agenda no. 9.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders betreffende het verhuren van de 40 ge
meentewoningen aan de Auke Stellingwerfstraat en de
Schapestraat.
Dit voorstel luidt als volgt:
Met 12 Mei a.s. eindigt de huurtijd van de 40 midden
standswoningen der gemeente aan de Auke Stelling-
werf- en de Schapestraat, gebouwd ingevolge raads
besluit van 23 Maart 1920 no. 169R/75, met steun
volgens het Koninklijk besluit van 6 November 1919,
no. 51.
Over het tijdvak, loopende van de voltooiing der
woningen in het vorig jaar af tot 12 Mei a.s. zijn de
woningen verhuurd met inachtneming van de minimum
huurprijzen, genoemd in ons voorstel aan den Raad
(bijlage no. 13 van 1920), ten bedrage van 365.
per jaar voor 6 van de gunstigst gelegen woningen
en van 345.per jaar voor de 34 overige woningen.
Tevens is bij de bepaling van de huurprijzen rekening
gehouden met de voorwaarden, gesteld in de beschik
king van den Minister van Arbeid d.d. 18 Mei 1920,
no. 8111, afd. V, waarbij aan de gemeente eene bijdrage