102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1922.
in de kosten van den bouw der bovengenoemde wo
ningen werd toegekend, n.l. dat de huurders ten minste
het i/7 a i/8 gedeelte van hun inkomen als huur moeten
opbrengen. Op dezelfde voorwaarden als thans gelden,
kan de verhuring voor het nieuwe huurjaar plaats
hebben. Voor een gemakkelijke verhuring is het ge-
wenscht, dat de Raad, zooals reeds eerder met een
ander woningcomplex is geschied, ook hier aan Bur
gemeester en Wethouders machtiging verleent die ver
huring te bewerkstelligen.
Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te
besluiten:
o. Burgemeester en Wethouders te machtigen tot
verhuring van de 40 gemeentelijke middenstandswo
ningen aan de Auke Stellingwerf- en de Schapestraat;
b. de huur van de onder a genoemde woningen te
bepalen voor 6 van de gunstigst gelegen woningen op
ten minste 365.per jaar en voor de 34 overige
woningen op ten minste 345.per jaar, met dien
verstande, dat de huur ten minste zal bedragen het i/7
gedeelte van het inkomen van den huurder en verder
onder de voorwaarden, die Burgemeester en Wethou
ders geraden zullen voorkomen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. (Agenda no. 10.) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de N. V. „Lyempf'
om nevens hare inrichting in de Elizabethstraat een
strook grond in erfpacht te bekomen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Uit Uwe vergadering van 28 Februari 1922 werd
ontvangen een aan U gericht adres d.d. 14 Februari j.I.
van de Naamlooze Vennootschap Lijempf" alhier, met
verzoek om daarop prae-advies uit te brengen. Bij dat
adres wordt verzocht om aan de vennootschap in erf
pacht af te staan een strook grond, nader op een over
gelegde teekening aangeduid, ten oosten van het door
haar in opstal bezeten terrein aan de Elizabethstraat,
waarop hare melkinrichting is gesticht, perceel kadas
traal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3551.
De gevraagde strook is 6 M. breed en heeft eene lengte
gelijk aan de oostgrens van het genoemde perceel. De
vennootschap heeft bedoelde strook noodig voor uit
breiding van hare melkinrichting, teneinde daardoor
gelegenheid te krijgen de melk hygiënisch te behan
delen. Zij vraagt tevens, indien het verzoek wordt inge
willigd, den vervaltermijn van het opstalrecht op het
genoemde perceel no. 3551 in overeenstemming te
brengen met den vervaltijd van het recht op de ge
vraagde strook. Wij meenden, dat de strook, niet in erf
pacht als gevraagd, maar in opstal kon worden afge
staan en hebben daarom de voorwaarden, waarop dit
recht kan worden verkregen, aan adressante mede
gedeeld. Zij verklaart bij schrijven van 5 April j.I.
daarmede accoord te gaan.
Het perceel no. 3551 is bij Uw besluit van 11 Fe
bruari 1913 aan J. W. Swart, destijds directeur van de
stoomzuivelfabriek „de Volharding" te Berlikum voor
10 jaar in opstal gegeven. De rechten van deze zijn,
wat dezen opstal betreft, op de vennootschap overge
gaan. Tegen verlenging van genoemden termijn, die in
1923 afloopt, bestaat, naar het ons voorkomt, geen be
zwaar. Beide uitgiften kunnen in overeenstemming wor
den gebracht wat den vervaltijd betreft.
Onder overlegging van stukken geven wij U daarom
in overweging te besluiten:
a. aan de Naamlóoze Vennootschap „Lijempf" al
hier tot wederopzeggens toe in opstal af te staan eene
westelijke strook van het perceel kadastraal bekend,
gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3552, als brug
wachterswoning en erf (geheel groot 279 c.A.), als op
de hierbij behoorende teekening aangegeven, zijnde
6 Meter breed en 20 M. lang, ter grootte alzoo van
ongeveer 120 M2., de juiste grootte nader door een land
meter van het kadaster op te meten, op de volgende
voorwaarden:
1. de afstand in opstal geschiedt tegen een recht
van 150.per jaar;
2. het recht moet bij vooruitbetaling worden vol
daan, jaarlijks vóór of op 1 Mei;
3. indien de opstal door de gemeente wordt opge
zegd kan de opstalhoudster geen aanspraak maken op
vermindering van het recht over het dan loopende jaar,
noch op schadevergoeding of vergoeding voor hetgeen
op het perceel is gebouwd;
4. de noordelijke gevel van de bebouwing op het
terrein moet in verband met de voorzijde van de be
staande melkinrichting en van de brugwachterswoning
bij de Verlaatsbrug volgens een terugspringende rooilijn
worden uitgevoerd en worden geplaatst ter plaatse als
Burgemeester en Wethouders bij de te zijner tijd te ver
kenen bouwvergunning nader zullen aangeven;
5. het terrein moet door en ten koste van de opstal
houdster en ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders van den openbaren weg, het eigendom van de
gemeente en van derden afgescheiden worden en blijven;
6. alle belastingen of retributiën, van den in opstal
afgestanen grond geheven, komen ten laste van de op
stalhoudster;
7. binnen 3 maanden na gedane opzegging moet het
terrein door en ten koste van de opstalhoudster en ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders in den
vorigen toestand worden opgeleverd;
8. de kosten van de op te maken acte, die van over
schrijving daarvan in de openbare registers, de kosten
van den landmeter voor het uitmeten van het terrein,
alsmede de kosten van levering van een afschrift van
de acte ten behoeve van het gemeentearchief komen ten
laste van de vennootschap;
b. het recht van opstal op het terrein aan de Eliza
bethstraat, vroeger deel uitmakende van het perceel
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no.
3273, thans perceel Sectie B no. 3551, bij raadsbesluit
van 11 Februari 1913 no. 37r/24 aan 1. W. Swart, direc
teur van de stoomzuivelfabriek „de Volharding" te
Berlikum gegeven, en thans staande ten name van de
Naamlooze Vennootschap „Lijempf", gevestigd te Leeu
warden, na afloop van de 10 jaren, waarvoor het is
afgestaan, tot wederopzeggens te verlengen, overigens
met behoud van de bij dat besluit gestelde voor
waarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen: Burgemeester en Wethouders stel
len voor om de Naamlooze Vennootschap „Lyempf"
vergunning te verleenen tot het optrekken van een ge
bouw achter de brugwachterswoningen in het verlengde
van de brug. Uit de stukken blijkt dat dit gebouw bijna
geheel buiten de rooilijn zal vallen; uit de door den
directeur van gemeentewerken bij de stukken gevoegde
teekeningen blijkt dat het gebouw op een klein hoekje
na geheel buiten de rooilijn zal vallen, op grond waarvan
de directeur dan ook adviseert het verzoek niet toe te
staan. Het bevreemdt mij nu wel dat daarvan in het
prae-advies van Burgemeester en Wethouders niets
staat, maar dat dezen eenvoudig over het raadsbesluit,
waarbij die rooilijn is vastgesteld, heen stappen en
voorstellen de vergunning wel te geven. Tenzij dan ook
door het college voldoende reden worden aangevoerd,
zal ik mij hier tegen verklaren.
De heer O. F. de Vries (wethouder) zegt dat de
directeur van gemeentewerken niet anders kón advi-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1922. 103
seeren. Inderdaad is in 1913 deze rooilijn vastgesteld,
maar met welk doel die toen is vastgesteld, weet het
college niet. Maar nadat Burgemeester en Wethouders
dat advies kregen hebben zij besloten op de volgende
overwegingen den grond toch aan de „Lijempf" in huur
te geven. Zij hebben geredeneerd: het duurt toch nog
ten minste bij de 5 jaar dat er van de rooilijn gebruik
kan worden gemaakt op die plaats. Er staan nog 2
brugwachterswoningen voor, zoodat het toch niet mo
gelijk is daar direct den toestand in orde te maken.
Daarom kan op de genoemde voorwaarden aan de
„Lijempf" de vergunning worden gegeven. De gemeente
heeft dan elk oogenblik nog het recht de Vennootschap
de huur op te zeggen en deze is dan genoodzaakt om
de loods, die zij gaat bouwen, binnen 3 maanden op te
ruimen en het terrein weer in orde te maken. Het betreft
hier anders niet dan het verhuren van een stuk grond,
waarbij de gemeente in 't geheel geen onkosten heeft.
Als blijkt, dat er aan de rooilijn moet worden vastge
houden, dan kan de gemeente den bouwer verplichten
geheel op eigen kosten het gebouwde af te breken. Het
is hier alleen verhuur van grond met recht, dat daarop
mag worden gebouwd onder zekere voorwaarden.
De heer Fransen: Wanneer de Raad een rooilijn vast
stelt, dan sluit dat toch in, dat die wordt gehandhaafd?
Als Burgemeester en Wethouders van plan zijn vergun
ning te verleenen tot het bouwen van een perceel dat
buiten een rooilijn valt, dan is toch mijns inziens de
eerste weg om het raadsbesluit, waarbij die rooilijn
is vastgesteld, te laten vervallen. Dan is men vrij. Maar
om nu maar, zonder de rooilijn te noemen, de vergun
ning te verleenen, dat meen ik niet dat de weg is. Als
Burgemeester en Wethouders eerst hadden vastgesteld
om het raadsbesluit van dien en dien datum, waarbij de
rooilijn is vastgesteld, te herzien, dan had men daarna
eventueel vergunning kunnen verleenen. Maar om zoo
maar zonder spreken over dat raadsbesluit heen te
stappen dat acht ik niet de weg en ik kan daar zoo dan
ook niet in meegaan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 19 tegen 4 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Oosterhoff, Tiemersma, Muller, Koopal, De
Vos, Jansen, Van Weideren baron Rengers, M. Mole
naar, Cohen, O. F. de Vries, Dijkstra, De Boer, Zandstra,
Tulp, Westra, IJ. de Vries, B. Molenaar en Berghuis.
Tegen stemmen: de heeren Fransen, Visser, Van der
Werff en Lautenbach.
10. (Agenda no. 11.) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der ver-
eeniging voor middelbaar technisch- en ambachts-
onderwijs, betreffende uitbreiding van het leerplan der
ambachtsschool met het leervak electrotechniek.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Het schrijven van het Bestuur van de Vereeniging
voor middelbaar technisch- en ainbachtsonderwijs alhier
van 6 Maart j.I., waarbij machtiging van Uwe Vergade
ring is verzocht om onder de vakken van onderwijs
in het leerplan voor de ambachtsschool op te nemen
het leervak electrotechniek, werd bij Uw besluit van
14 dezer in onze handen gesteld om prae-advies.
Zooals uit de toelichting, bij dat schrijven gevoegd,
blijkt, is het doel van het onderricht in dat vak het
vormen van praktisch en theoretisch onderlegde werk
lieden. De duur van de opleiding is evenals voor de
andere vakken aan de school 3 jaar.
Daar de maatschappij werklieden vraagt als die.
welke de Vereeniging op haar school wenscht te vor
men, meenen wij dat opneming van het leervak alles
zins aanbeveling verdient. De kosten van de inrichting
zullen daardoor echter belangrijk worden vermeerderd,
zooals het Bestuur becijfert met 4865.per jaar.
Naar de Nijverheidsonderwijswet draagt de gemeente
daarin 30 of 1400.bij. Tegenover deze uit
gaaf staat een ontvangst, die, naar gelang van het aantal
leerlingen uit buitengemeenten, dat den cursus in dit
vak volgt, meer of minder zal bedragen. Het is in ver
band met dit subsidie, dat aan Uwe Vergadering mach
tiging tot opneming van het vak wordt gevraagd. Art.
25, 2e lid, der Nijverheidsonderwijswet schrijft voor,
dat het subsidie wordt verleend indien en voor zoolang
als de Raad der gemeente waar de school is gevestigd
de oprichting en instandhouding noodig acht, terwijl
lid 6 van dat artikel gemeld 2e lid van toepassing ver
klaart voor de uitbreiding van de school of van den
dienst, welke het gevolg is van nieuw aan het leerplan
toe te voegen vakken van onderwijs.
Onder terugzending van de stukken adviseeren wij
U om te verklaren dat de uitbreiding van de school en
den dienst tengevolge van toevoeging van het vak elec
trotechniek aan het leerplan der Ambachtsschool noodig
wordt geacht en mitsdien machtiging tot toevoeging van
dat vak aan het leerplan wordt gegeven.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer: Ik heb de vorige vergadering, toen
het adres van de leeraren der ambachtsschool is in
gekomen, begrepen, dat dit adres tegelijkertijd met dit
voorstel zou worden behandeld, omdat ik toen meende
U te hooren zeggen dat dit adres zou worden gevoegd
bij de stukken, die op deze zaak betrekking hadden.
Nu heeft dit verzoek inderdaad op deze zaak betrekking
en ik zou dan ook graag willen weten, waarom Bur
gemeester en Wethouders met dit voorstel komen,
zonder met het adres rekening te houden.
De Voorzitter merkt op dat hij vermoedelijk zeer
zeker zal hebben gezegd dat het adres zou worden ge
voegd bij de stukken, waarop het betrekking had. Dat
hebben Burgemeester en Wethouders dan ook gedaan.
Maar Burgemeester en Wethouders moeten toch eenigs-
zins ontkennen dat het verzoek van de leeraren, om de
achterstallige salarissen uit te betalen, kan worden
ondergebracht bij een voorstel inzake het vak electro
techniek. Burgemeester en Wethouders hebben het
adres gevoegd bij de stukken, waarbij dergelijke adres
sen steeds worden gevoegd, n.l. bij de stukken be
treffende het subsidie aan bedoelde scholen, welk
subsidie wordt gegeven om de leeraren te kunnen uit
betalen. Daar meenen Burgemeester en Wethouders
dat het adres bij hoort, maar niet bij het vak electro
techniek. Dat vak is misschien wel even in het adres
genoemd, maar Burgemeester en Wethouders meenden
de kwestie, of er onderwijs in het vak electrotechniek
zou moeten worden gegeven, los te moeten beschouwen
van de eventueel achterstallige salarissen.
De heer De Boer: Het verband dat bestond was, dat
de leeraren verzochten, de zaak zoo te regelen, dat
eerst de salarisschuld, die men had, werd afgedaan,
voor men met een nieuw subsidie voor een nieuw vak
begon. En dan is volkomen logisch, dat er zoo lang
mee werd gewacht. Daarom heb ik begrepen, dat het
adres hierbij zou worden behandeld en hieraan zou
worden vastgekoppeld. Als wij nu echter de verklaring
van Burgemeester en Wethouders krijgen, dat binnen
niet al te langen tijd ook de salarissen der leeraren
zullen worden behandeld en liefst goed behandeld
dan kan ik mij hierbij neerleggen.
De Voorzitter zegt dat men ten slotte alles, wat maar