112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1922. leerlingen per klas, maar spreker vreest dat daaraan technische bezwaren zullen zijn verbonden. De Voorzitter merkt op dat dit voorstel van den heer IJ. de Vries iets is, dat heden niet aan de orde kan komen. Alleen in de toelichting tot het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt gesproken over het maximum-aantal leerlingen per klas. Hier staat: „In verband met het doel van het onderricht in deze laatste 2 jaren dient naar ons oordeel het aantal kinderen per klasse lager te zijn dan in de eerste 6 leerjaren. Wij wenschen als maximum aan te nemen 24 en voor de laagste 6 klassen 32." Te zijner tijd zal de Raad over deze kwestie moeten oordeelen. Dit is slechts een idee dat Burgemeester en Wethouders hier naar voren brengen. Maar als de leden zien aan het eind van de bijlage, waar staat: „Wij geven Uwe Vergadering alzoo in overweging" en zij lezen ver der de punten, dan zien zij ook dat met aanneming van die punten niet positief vast staat het maximum aantal kinderen per klasse van 32 en 24. Te zijner tijd zal een van de raadsleden dus met een amendement op dit punt kunnen komen. Zoo staat de zaak Spreker zou den Raad nu willen uitnoodigen thans te gaan stemmen over de punten gegeven op bladz. 275 van de bijlage, de punten laen de punten Ila en b. Daarmee wordt echter op dit oogenbük niet uitgemaakt dat het maximum-aantal leerlingen per klas 32 zal be dragen. Dat zal te zijner tijd door den Raad vastgesteld kunnen worden. Dit is slechts het idee van Burge meester en Wethouders, zoodat men wel zal kunnen aannemen dat dit ook het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal worden. Maar de Raad beslist toch daarover. Verder wil spreker nog dit opmerken, wat zijns inziens de wethouder nog te weinig heeft gezegd: dat de kwes tie van het aantal scholen, dat noodig is, mede een ge volg is van het feit dat de gemeente zich in de laatste jaren zeer sterk heeft uitgebreid. Als er ieder jaar een 1000 inwoners bij komen, dan beteekent dat, dat er ge middeld daarvan ook 10 of 100 kinderen bij komen. Afgescheiden van de meerdere leerjaren zal er dus, in dien deze groei van de stad blijft doorgaan, zoo tus- schenbeide een school bij moeten komen. Men moet dus niet alles schrijven op rekening van de reorganisatie, maar ook bedenken dat de behoefte aan meerdere scholen mede een gevolg is van de natuurlijke groei van de gemeente. Anders krijgt de reorganisatie alles op haar kop. De heer IJ. de Vries had wel gezien dat, wat de Voor zitter naar voren heeft gebracht, niet in het voorstel staat. Maar in het voorstel staat ook niet welke datum van toelating zal worden genomen. En zoo zijn er ver schillende dingen, die wel in het prae-advies zijn opge noemd, maar die absoluut niet in het voorstel staan. Als de Raad nu dit voorstel aanneemt, dan is het de vraag wat Burgemeester en Wethouders doen en welke uitwerking dit voorstel heeft. Spreker heeft al een keer eerder gezegd dat hij genegen is het openbaar onderwijs mede te bevorderen. Hij zal er ook niets van zeggen als men nieuwe scholen wil bouwen, omdat Leeuwarden zich uitbreidt. Maar hij heeft ook meerdere onderwijzers, gewone onderwijzers, gesproken, die er geen bezwaar tegen hebben of ze 32 of 36 of wel 40 gewone goeie leerlingen hebben. Als er scholen bij worden gebouwd, dan moeten er ook weer leerkrachten worden aange steld. En nu kan men wel zeggen dat dit de gemeente geen geld kost, maar zoo egoïstisch mag de Raad niet wezen. De Raad mag niet zeggen: wij zullen het onder wijs hier zoo goed mogelijk maken, want het Rijk be taalt het toch. Men moet mee helpen bezuinigen. En wanneer er dan met 36 tot 40 leerlingen per klas nog goed onderwijs is te geven en verschillende onder wijzers verzekeren dat dit zeer goed mogelijk is dan moet men niet steeds aan zijn stokpaardje willen vast houden om 32 te nemen en meer niet. Als dat wensche- lijk was, zou spreker er ook in mee gaan, maar het is de vraag of dat het geval is. De heer Visser meent dat, als hij het goed begrijpt, het verklaren in de eene of de andere richting ten aan zien van het aantal leerlingen per klas voorloopig buiten beschouwing blijft. Wanneer de Raad dus deze voor stellen aanneemt dan blijft datgene, wat in de bijlage is omschreven, buiten beschouwing. De Voorzitter kan niet anders in stemming brengen dan wat de Vergadering op bladzijde 275, 2e kolom, in overweging wordt gegeven. Dat zijn de conclusies van Burgemeester en Wethouders, de grondslagen, waarop zij meenen, dat het lager onderwijs moet worden ingericht. Burgemeester en Wethouders zullen daarna dus de verordeningen, die hierop van toepassing zijn, indienen in den geest, zooals hier is uitgewerkt en dan zal de Raad te zijner tijd over die verschillende veror deningen moeten oordeelen. Dan kunnen daarop amen dementen worden ingediend. De heer Visser vraagt of daaraan geen moeilijkheden zijn verbonden. Is het niet beter dat Burgemeester en Wethouders weten, waarmee zij rekening moeten hou den en hoe de Raad denkt over deze elementaire be- standdeelen? Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi is het met den heer IJ. de Vries eens dat ook ten aanzien van de toe lating in Mei en September geen verder voorstel in overweging wordt gegeven. Spreekster zou nu toch wel willen voorstellen om, niettegenstaande een gelijk leer plan op de scholen en niettegenstaande de bezwaren, door den wethouder genoemd, toch de toelating in Mei en September te handhaven. De wethouder sprak over slechts 20 leerlingen, die eindonderwijs wenschen, maar de ambachtsschool, de technische school en de industrieschool beginnen ook in Mei. Juist met het oog op die leerlingen, die naar deze inrichtingen overgaan, lijkt het spreekster zoo bezwaarlijk, dat zij zoo lang op school blijven. Misschien dat daarover pas later kan worden gesproken en dat dit nu niet kan worden beslist. Dan wil spreekster het wel tot later uitstellen. De heer De Boer gelooft dat hier op 't oogenblik bij deze kwestie een zeer belangrijk misverstand ontstaat. Hij heeft oorspronkelijk ook op het standpunt gestaan dat, wat de Voorzitter zei en wat is geformuleerd in de punten I en II van dit concept-besluit, datgene is wat den Raad door Burgemeester en Wethouders ter vast stelling wordt aangeboden. Maar spreker heeft toen gezegd dat dit eigenlijk besluiten zijn, waaraan Burge meester en Wethouders voor de reorganisatie nog niet veel hebben. Want wat verder in het stuk staat: het aantal leerlingen per klas, ook voor het 7e en 8e leer jaar, de toelating op 1 September, enz., dat zijn punten, die voor de uitwerking van de reorganisatie van even groot belang zijn. Spreker vindt steun in deze opvatting in wat in de op een na laatste kolom in deze bijlage aan het eind staat en waar wordt gesproken over de voorstellen van de heeren H. de Boer en Zandstra en van spreker: „Ook daaromtrent verwijzen wij naar het voor gaande en hetgeen hieronder omtrent eventueelen schoolbouw nog volgt. Vereenigt Uwe Vergadering zich met onze boven ontwikkelde plannen, dan is daarmede in hoofdzaak voldaan aan hetgeen de voorstellers hebben willen bereiken". Hoe moet de Raad zich nu vereenigen met de boven Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1922. 113 staande plannen? Toch zeker door daarover te stem men? Anders begrijpt spreker het niet. De Voorzitter zegt dat als de Raad op 't oogenblik ook wil besluiten over de punten, die niet onder de punten I en II van dit voorstel zijn genoemd, dan uit den Raad zelf een voorstel daartoe zal moeten komen. Een van de leden zal dan dat voorstel moeten doen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders raakt alleen de verschillende punten, die onder I en II zijn genoemd. Over andere punten kan spreker niet laten stemmen. Als niemand van de leden meer het woord verlangt, wil spreker in overweging geven over te gaan tot stemming over de verschillende punten in dit voorstel genoemd. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: En over de amendementen daarop. Moet een amendement op deze voorstellen nu ingediend worden? De Voorzitter heeft net gezegd - en hij meent duidelijk ook - dat, als de Raad wil dat er zal worden gestemd over meerdere voorstellen dan die hier zijn genoemd, maar die uit dit plan voortvloeien, daartoe dan door een der leden een voorstel zal moeten worden gedaan. Spreker heeft toen nog met nadruk gevraagd, wie van de heeren het woord verlangde; hij heeft er dus de dames niet bij genoemd, dus zou mevrouw Buisman in dit opzicht een uitzondering kunnen maken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi deed haar vraag alleen om te weten of de Raad nu gaat stemmen alleen over de door het college voorgestelde punten of over alle punten van het prae-advies. De Voorzitter kan niet anders in stemming brengen dan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat hier ligt. Meent een van de raadsleden dat daar te veel of te weinig in staat, dan kan hij daarin wijziging brengen, door een amendement in te dienen. De heer Visser wil nog deze vraag stellen. In de bijlage worden eerst in een breede memorie van toe lichting beschouwingen gegeven en ten slotte gaat men resumeeren en zijn conclusies trekken, welke zijn vervat in de punten I aen II a en b. Die conclusies zijn dus getrokken uit de beschouwingen. Is het nu wel mogelijk om over die conclusies te stemmen en deze aan te nemen en later in de verordeningen weer wijzi gingen aan te brengen? De heer De Boer stelt voor in de stemming ook op te nemen stemming over de verschillende punten, die in het prae-advies zijn genoemd. De Voorzitter: Als U die maar even wilt noemen? De heer De Boer: De 8-kIassige scholen, het aantal leerlingen per klas, de datum van toelating en de leef tijd van toelating. De heer IJ. de Vries is op des Voorzitters woorden niet verder ingegaan, maar wil nu toch de aandacht vestigen op wat staat op bladzijde 275 2e kolom bovenaan: „Wordt het voorgestelde door U aanvaard, dan is daarmede de grondslag gelegd voor de wijziging van de verschillende verordeningen en zullen voorstellen daartoe U zoo spoedig mogelijk bereiken". In die verordeningen komen dan dus ook voor de datum en leeftijd van toelating. Deze zal spreker laten rusten, omdat hij daarin kan meegaan. Maar ten aan zien van het aantal leerlingen per klas, ofschoon spreker het ook zou kunnen toejuichen, zou hij willen vragen of dit financieel wel mogelijk is. Hij zou daarom graag een berekening hebben van de kosten, hoeveel er aan schoolbouw moet worden besteed, niet als gevolg van de uitbreiding, maar als gevolg van de reorganisatie op zichzelf. Hij acht het wel de moeite waard dat er eens wordt uitgerekend hoeveel geld er aan stichtings- kosten noodig is en hoeveel de jaarlijksche kosten zullen bedragen voor salarissen, voor verwarming en onderhoud van de scholen enz. Het komt hem wen- schelijk voor dat dit hier nog eens wordt uiteengezet en hij vindt het beter, als men daarmee wat kan be sparen om daarover nog een half uur te praten, dan er zoo over heen te loopen. De Voorzitter: De heer De Boer stelt dus voor om aan punt I nog toe te voegen: het maximum aantal leerlingen per klas, zooals hier in het prae-advies is omschreven; ten aanzien van de toelating in voor- en najaar alleen de toelating in het najaar, zooals het idee is van Burgemeester en Wethouders en de leeftijd van toelating naar het idee van het college. De heer IJ. de Vries: Dan stel ik voor die punten uit te stellen tot Burgemeester en Wethouders met de ver ordeningen komen. De Voorzitter: Doet U een voorstel tot uitstel van het geheel? De heer IJ. de Vries: Neen, van de amendementen van den heer De Boer. Als Burgemeester en Wethouders een becijfering kunnen geven, dan ben ik er wel voor te vinden om hierover te spreken, maar om deze zaak er zoo door te jagen zonder dat men de elementaire grondslagen heeft, daar voel ik niets voor. Dat kan ook wel 14 dagen wachten, omdat de reorganisatie toch pas met September wordt ingevoerd. De Voorzitter: Dus de heer IJ. de Vries doet een voorstel tot uitstel van het deel dat de heer De Boer in stemming wil brengen. De heer IJ. de Vries: Neen, van de amendementen van den heer De Boer. De Voorzitter: Wordt dat voorstel ondersteund? Dit blijkt wel het geval te zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-lj. de Vries, om de amendementen van den heer De Boer uit te stellen tot bij de behandeling der verordeningen, wordt met 15 tegen 8 stemmen ver worpen. Vóór stemmen: de heeren Fransen, Visser, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Werff, Lautenbach, Cohen, Westra en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Tiemersma, i Muller, Koopal, De Vos, Jansen, Van Weideren baron Rengers, M. Molenaar, O. F. de Vries, Dijkstra, De Boer, Zandstra, Tulp, B. Molenaar en Berghuis. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub la wordt met 21 tegen 2 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Fransen, Visser, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Van I der Werff, Tiemersma, Muller, Koopal, De Vos, Jansen, I Van Weideren baron Rengers, M. Molenaar, Cohen, O. F. de Vries, Dijkstra, De Boer, Zandstra, Tulp, Westra, B. Molenaar en Berghuis. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach en IJ. de Vries.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 9