144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1922. nog toe meent spreker dan ook dat de Voorzitter in zijn bestrijding van het amendement niets heeft bewezen. Ik stel daar tegenover aldus spreker dat de alge- meene organisatie over een veel beter en ruimer blik beschikt op de conferenties van het georganiseerd over leg dan de organisatie, welke U noemt. U meent dat de vertegenwoordigers, die door ons worden gekozen, hoofdzakelijk categoraal zullen denken, mijns inziens zullen zij dat niet doen maar zullen zij krachtens hun instelling en organisatie de zaken met een ruimen blik bezien en in het algemeen belang. De heer Visser zegt dat, wanneer hij de geschiedenis van het georganiseerd overleg voor zich neemt, hij het niet geheel met den Voorzitter eens is. Wat toch is de geschiedenis van het georganiseerd overleg? De Voor zitter noemt het beïnvloed door politieke tendenzen en factoren, zegt dat het georganiseerd overleg verpolitiekt en niet meer vrij is, voor spreker heeft het echter een socialen ondergrond, is het een maatschappelijk vraag stuk. Hij gelooft dat het georganiseerd overleg, al wordt het hier nu ook plaatselijk geregeld, in zijn wezen niet is een plaatselijk of gemeentelijk vraagstuk, maar dat het, zooals het zich aan den Raad voordoet, een ge beuren is als gevolg van den socialen toestand, een opkomst van onderen af. Men staal voor elementen, die vroeger niet zijn gekend, men krijgt andere systemen, zoodat dit een gebeuren is dat uit een drang van de practijk is voortgekomen, zoodat als zoodanig het geor ganiseerd overleg zeer zeker een historie heeft. Wan neer men het georganiseerd overleg in zijn wezen gaat beschouwen, dan is dit niet een zuiver vraagstuk van de gemeente, maar dan ziet spreker het in de toekomst zoo, dat het meer en meer wordt een nationale kwestie voor nationale oplossingen en voor internationale op lossingen misschien. Dit is dus voor spreker wel een plaatselijke regeling, maar zij kan niet los gemaakt worden van het nationale vraagstuk als zoodanig. Spreker zou daarin nu willen opnemen iedere bond van eenige beteekenis, iedere bond waarin de menschen principieel zijn georganiseerd. Het is wenschelijk dat men zooveel mogelijk stabiliteit krijgt in de onderhan delingen en om die stabiliteit in de gemeenten en groo- tere lichamen te krijgen zou het technisch wenschelijk zijn, dat de menschen, die zich alleen categoraal orga- niseeren, maar even goed anders georganiseerd kunnen zijn, omdat daartegen geen principieele of politieke be zwaren behoeven te zijn, dat die menschen zich ook organiseerden in de algemeene bonden van overheids personeel. Dat zou spreker ook toejuichen. Maar en nu komt het hij wil daarvoor geen dwang ge bruiken. De Voorzitter heeft de Ned. Bond van Ge meente-ambtenaren een vakvereeniging genoemd voor het geheele land, dat is voor spreker reden, om dien categoralen bond niet uit te sluiten, ofschoon hij het in zijn wezen betreurt dat die menschen niet zijn aan gesloten bij een algemeenen bond. Spreker meent dat, zal men van het georganiseerd overleg maken, wat moet, men dan dat overleg zal moeten beperken tot de bonden van beteekenis. Maar om nu de menschen, die óók zijn georganiseerd in een nationale organisatie want dat is niet te ontkennen, al zijn ze niet opgenomen in de eene of andere politieke vakvereeniging straks te dwingen, zich op te lossen in een grooten vakbond, 't zij in den Ned. Bond van Ambtenaren in Overheids dienst, 't zij in den Katholieken bond, men mag het wenschelijk achten, ook in hun eigen belang, maar spreker wil daaraan niet meewerken. Als die menschen er hun principe op na houden, dan dient men ook hun principieele denkbeelden te huldigen evenals spreker ook waardeering heeft voor de principes der algemeene organisaties. Spreker zou het ook wenschelijk vinden dat die menschen in de bestaande algemeene organisa ties werden opgenomen, omdat er dan meer stabiliteit komt, maar hij zegt nogmaals dat hij in dit opzicht geen dictatuur naar voren wenscht te brengen. Want dat komt dan door de politieke macht, die hier is ver tegenwoordigd. Waar de Raad hier uit verschillende politieke groepen bestaat, wordt de zaak wel eenigs- zins door de politiek beïnvloed, ofschoon het georgani seerd overleg zelf geen politiek vraagstuk is. Spreker meent wel dat door de samenstelling van dergelijke colleges daarin wel altijd eenige concurrentie bestaat. Dat is de realiteit. Maar het is toch geen politiek vraag stuk. Spreker zou het in de toekomst wel wenschelijk achten, wanneer het overleg langs lijnen van stabiliteit tot stand kwam, maar hij meent dat het op dit moment niet aangaat, om die leden van een organisatie, die men noemt een categorale, te dwingen. Wat verstaat men toch onder een categorale organisatie? Het is niet een plaatselijk groepje van 10 of 15 menschen, maar het is een nationale organisatie. Daarop mag men geen dwang uitoefenen, zoo ziet spreker het in. Hij zou er voor wezen dat men in het overleg werkelijk alleen leden kreeg van de algemeene organisaties, maar niet op deze wijze. Want spreker heeft ook liever dat de menschen in de organisaties komen uit overtuiging dan dat zij daarin komen door deze regeling te houden binnen de grens van bepaalde organisaties. Dan komt toch de practijk op den voorgrond; men heeft dan wel een be paald kwantum in de organisaties, maar de kwaliteit loopt dan niet parellel met dat kwantum. Alleen als de menschen uit overtuiging komen in de organisatie, dan zullen ze spreker zeer welkom zijn. Maar om hier pres sie uit te oefenen op een nationale organisatie, om die menschen te krijgen binnen de grens van de algemeene organisaties, dat acht spreker minder wenschelijk. De heer M. Molenaar: Ik voel mij gedrongen op en kele opmerkingen van U in te gaan. U is begonnen met te zeggen, althans hebt U het zoo aangeduid, alsof wij hier zouden zitten als vakvereenigingsbestuurders en niet als raadsleden. Ik vind dat een krasse uitdrukking en ik ontzeg U het recht om te beoordeelen als hoe danig wij hier zitten. Ik zit hier als raadslid en dien het gemeentebelang op de wijze, zooals ik dat zie, maar nu ter zake. Wat betreft de Ned. Bond van Gemeente-ambtenaren, is U van meening, dat dit ook een algemeene bond is. Als dat waar is, dat men deze ook moet verstaan onder de algemeene bonden, dan is toch de inlassching van die woorden heelemaal niet noodig, omdat uit het feit dat hij algemeen is, dan vanzelf voortvloeit dat die bond ook wordt toegelaten. Maar het blijkt toch wel dat ook het college van Burgemeester en Wet houders een andere meening is toegedaan, anders toch waren die woorden niet in het artikel opgenomen. U hebt gezegd dat er in den Centralen Ned. Ambte- naarsbond een betrekkelijk gering aantal gemeente ambtenaren en speciaal secretarie-ambtenaren zijn ge organiseerd. Dat is landelijk wel mogelijk. Maar U zegt zelf dat wij niet met andere plaatsen hebben te maken. Welnu, die organisatie heeft hier ongeveer 75 a 80 van het gemeente-personeel, niet alleen secre tarie-ambtenaren georganiseerd. Daaromtrent noemde U zelf het getal 15 van de 40, welke 15 zijn aangesloten bij den Ned. Bond van Gemeente-ambtenaren. Dat is echter een zeer gering percentage, de rest is dus geor ganiseerd in de algemeene organisaties. U hebt verder niet aangetoond waarom Burgemeester en Wethouders alleen willen opnemen dezen bond en waarom zij hebben uitgesloten den categoralen bond van opzichters en teekenaars. U zei dat dit was in het belang der gemeente, maar U hebt niet het bewijs ge leverd, waarom dit speciaal in het belang der gemeente is. Of is het een bevoorrechting van een bepaalde categorie? Dit lijkt mij niet onmogelijk, als ik daarbij in aanmerking neem de bewuste voordracht van ver leden jaar van Burgemeester en Wethouders, waarbij ook, met uitsluiting van alle andere gemeente-ambte Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1922. 145 naren, werd voorgesteld aan deze groep een belangrijke salarisverhooging toe te kennen. Als U meent dat de vertegenwoordigers van de alge meene organisaties categoraal zullen denken, dan ben ik dat niet met U eens. Die vertegenwoordigers gaan niet uit eigen beweging, maar worden gezonden door hunne organisaties als hunne vertrouwensmannen. Dezen stellen vertrouwen in bepaalde personen, die als afgevaardigden worden gekozen en dat is waarborg genoeg dat die afgevaardigden algemeen zullen denken. U stelt daar tegenover dat de vertegenwoordigers van categorale organisaties ook algemeen kunnen denken. Ook dat betwist ik, want als die vertegenwoordigers algemeen dachten dan zouden zij niet categoraal zijn georganiseerd. Dat ook de Ned. Bond van Gemeente-ambtenaren het zelf niet zoo logisch vindt dat hij in het georgani seerd overleg wordt opgenomen, bewijst de geschie denis van het rapport-Raaymakers. Daarin staat een ontwerp-Koninklijk besluit, regelende het overleg tus- schen Rijk en vertegenwoordigers van de algemeene ambtenaren-organisaties, waarin met name zijn ge noemd 5 groote lichamen, n.l. Ie. Het permanent comité uit het Christelijk Nationaal Vakverbond, 2e. Het comité ter behartiging van de algemeene belangen van Over heidspersoneel (A. C. O. P.), 3e. De Nederl. Federatieve Bond van Personeel in openbaren dienst; 4e. De Roomsch Katholieke centrale van Overheidspersoneel; 5e. Het comité van neutraal Overheidspersoneel (C. N. O. P.). Hierbij is dus ook een neutraal lichaam, dat tevens algemeen is. De menschen worden dus heelemaal niet gedwongen een bepaalde richting uit te gaan. Nu is het merkwaardige, dat in de conimissie-Raay- makers zat als vertegenwoordiger van den Ned. Bond van Gemeente-ambtenaren de heer van Poelje, redac teur van het vakblad van den Bond. Maar ofschoon er door verscheidene leden der commissie minderheids nota's zijn ingediend, wat ook de heer van Poelje had kunnen doen, is dit door dezen nagelaten. Blijkbaar was hij het dus met de meerderheid der commissie eens, dat zijn organisatie niet in de commissie van overleg thuis hoorde. Dan komt er nog wat bij. Als men de categorale bond uitsluit, dan scheelt dat 2 leden in de commissie, zoodat men daarmee ook tegemoet komt aan het be zwaar van den heer Oosterhoff, die bang is dat de com missie te groot zou worden. De heer Muller merkt op dat toen de heer Visser begon te spreken over het instituut georganiseerd over leg, ieder in de gedachte was zoo ging het spreker ten minste dat is iemand, die ook zal willen dat de categorale bonden niet worden opgenomen in het ge organiseerd overleg. Maar de heer Visser heeft een poosje gesproken en per slot van rekening komt hij tot de conclusie dat hij niemand wil dwingen en ieders principe hoog wil houden. Dat klinkt wel heel aardig en heel mooi, dat men ieders principe hoog wil houden, maar de heer Visser zal het wel met spreker eens wezen, dat de categoraal georganiseerden van de secretarie er per slot van rekening geen principe op na houden als hun eigen belang te behartigen. En dat zij dat graag in het georganiseerd overleg willen behartigen, daar kan spreker zich best indenken. Maar dat heeft hier niets mee te maken. Als die heeren er geen bepaald principe op na houden, laten ze zich dan organiseeren in den neutralen ambtenaarsbond De heer De Boer: De contributie is te hoog. De heer Muller De contributie is daar niet zoo heel hoog, al zal die in de categorale wel minder wezen. Dan nog iets naar aanleiding van wat de Voorzitter in 't midden heeft gebracht. De Voorzitter heeft gezegd dat de meerderheid van het college meende, dat het in het belang van de gemeente Leeuwarden en van de gemeente-ambtenaren en -werklieden was dat deze categorale bond in het georganiseerd overleg werd op genomen. De Voorzitter heeft echter niet een bewijs gegeven, welk belang dit zou wezen. Spreker heeft er speciaal naar geluisterd, maar de Voorzitter heeft met geen enkel feit" aangetoond welk belang de ambtenaren daarbij hebben en welk belang de gemeente daarbij heeft. Hij heeft alleen gezegd: Wij achten het in het belang van de gemeente en van het gemeente-personeel. Het' komt spreker voor dat, wanneer men zich nog niet verder heeft kunnen opwerken dan tot het behar tigen van zijn eigen categoraal belangetje, men dan niet zoo'n hooge gedachte moet hebben van de menschen, die in zoo'n organisatie zijn dat zij kijk zullen hebben op het algemeen belang. Dan stelt spreker meer ver trouwen in de menschen van de algemeene organisaties. Die hebben ontwikkeling en als dan, zooals de heer Molenaar zegt, de vertrouwensmannen van de organi saties worden afgevaardigd, dan kan men verwachten dat dit menschen zijn, die op juiste wijze de belangen van de gemeente en van de ambtenaren zullen behar tigen. De heer Visser hoort de categorale organisaties in verband brengen met het rapport-Raaymakers. Maar welke beteekenis hecht dat rapport aan een categorale organisatie? Men zal eerst definitief moeten weten wat een categorale organisatie is De heer Muller: Dat is een organisatie die enkel de belangen behartigt van één bepaalde categorie. De heer Visser: Mag ik het woord, mijnheer de Voor zitter? De Voorzitter: U hebt het. De heer Visser meent dat men niet kan spreken van een categorale organisatie, wanneer dit is een nationale organisatie. De heer Muller zegt dat de menschen van de secre tarie er geen principe op na houden. Dan zegt spreker: zijn wij dan niet heel ongelukkig met dat personeel in Leeuwarden? De heer Muller zal dan de consequenties moeten aanvaarden van wat hij naar voren bracht, toen hij zei dat die menschen er geen principe op na houden. Maar spreker betwist dat. Het motief van den heer Muller, dat hij zoo sterk spreekt, is, dat hij wenscht, dat die menschen zich zullen aansluiten buiten hun or ganisaties om. Zijn motief is niet een gloeiende liefde voor het belang van het secretarie-personeel, maar zijn motief is zeer zeker dat de bonden, welke de heer Muller het liefst ziet, in ledental zullen groeien. De heer Muller wil dat bereiken door dwang. En hier is heel gemak kelijk een besluit te nemen, waardoor men door dwang bereikt, dat de menschen zich los maken van hun eigen organisatie en zich oplossen in andere organisaties. Dat kan van hieruit gemakkelijk worden beïnvloed. Maar het gaat hier om het wezen en het werkelijke van de zaak. Mag men dit door dwang bereiken? Wanneer men kans ziet het doel te bereiken zonder dwang, is het dan niet onredelijk dit te doen met dwang? Iets anders zou het zijn, wanneer het ging over ongeorganiseerde menschen. Maar het betreft hier niet een groepje van 10 of 15 menschen, maar een nationale organisatie. Spreker staat volkomen aan de zijde van de andere heeren, waar zij de wenschelijkheid betoogen van organisatie van de categoraal georganiseerden in een algemeene organisa tie. Maar op grond van die wenschelijkheid meent spreker niet dat men in deze zaak het recht heeft om tegen al deze menschen te zeggen: maak U los van Uw organisatie, gij zult lid worden van een algemeene orga nisatie. Wel prefereert ook spreker deze laatste boven de andere organisaties. Maar de heer Muller zal moeten bewijzen dat die menschen er geen principe op na hou den. Omdat zij zich oplossen in een categorale organi-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 11