166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1922. geacht een subsidie voor 1922 toe te staan van 150.j dat hierdoor evenwel niet het volle tekort op den dienst 1922 wordt gedekt, doch dat aangenomen mag worden dat het gemeentebelang in deze niet verder reikt; gelet op artikel 14 der Armenwet; gehoord den armenraad in deze gemeente; besluit: aan het bestuur der vereeniging „Pro Juventute" in het arrondissement Leeuwarden, gevestigd te Leeuwar den, een subsidie te verleenen van 150.voor het dienstjaar 1922. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 {Agenda no. 8). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van M. Vermeulen, waarbij hij in beroep komt van het besluit van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein in het perceel Stationsweg no. 4. Dit prae-advies luidt als volgt: Door M. Vermeulen, vergunninghouder, wonende Stationsweg no. 4 alhier, is een bezwaarschrift inge diend tegen den hem opgelegden aanslag in het vergun ningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein voor het perceel Stationsweg no. 4, vergunnings jaar 1922/1923. De huurwaarde van genoemd perceel is bij de oor spronkelijke schatting bepaald op 400.en in verband daarmede het recht op 100.(artikel 1, 2e lid, der verordening, gemeenteblad no. 12 van 1905). Overeenkomstig artikel 9 der bovenaangehaalde ver ordening is de huurwaarde herschat door twee deskun digen, welke eenstemmig de huurwaarde hebben be paald op 300. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer LI voor te stellen het bezwaarschrift toe te wijzen met dien verstande dat de huurwaarde van het perceel Stationsweg no. 4 wordt teruggebracht tot 300.en het recht nader wordt vastgesteld op 75. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van den Administrateur van de N. V. Medico Mechanisch Zanderinstituut om die inrichting uit de gemeentekas een jaar lij ksch sub sidie toe te kennen. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij adres met bijlagen van den 29en April j.l. van den Directeur-Administrateur van de Naamlooze Vennoot schap Medico Mechanisch Zanderinstituut alhier, wordt, onder mededeeling dat de inrichting met verlies werkt, verzocht, evenals ook in andere plaatsen geschiedt, uit de gemeentekas een jaarlijksch subsidie van 700. beschikbaar te stellen, tegen de verplichting harerzijds om c. q. onvermogenden tegen een verlaagd tarief in behandeling te nemen. Dat adres is bij Uw besluit van 9 Mei j.l. in onze handen gesteld om prae-advies. Wij hebben de eer op te merken, dat de inrichting, naar onze meening, van te particulieren aard is en daarom te zeer vreemd aan het gemeentebelang om voor subsi- dieering vanwege de gemeente in aanmerking te komen. Onder terugzending van het adres met de bijlagen geven wij U alzoo in overweging eene afwijzende be schikking op het verzoek te nemen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende het verleenen van ondersteuning aan uitgetrokken werkloozen, enz. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Met het oog op het feit, dat ik deze zaak door drukke werkzaamheden niet goed heb kunnen bestudeeren, zou ik graag willen dat de Raad er mee accoord ging om dit voorstel tot de volgende verga dering aan te houden. De Voorzitter: Verlangt nog een van de leden het woord Mag ik vragen of andere leden ook niet in de gelegenheid zijn geweest om het voorstel te bestu deeren Wordt het voorstel ondersteund Dit laatste blijkt wel het geval te zijn. Het voorstel-Muller, om het voorstel van Burgemees ter en Wethouders tot de volgende vergadering aan te houden, wordt met 18 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Van der Werff, Lau- tenbach, M. Molenaar, Dijstra, Oosterhoff, Tiemersma, Collet, Westra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Muller, Zandstra, De Vos, B. Molenaar, Van Weideren baron Rengers, Ij. de Vries, Jansen en Cohen. Tegen stemmen: de heeren Fransen, O. F. de Vries, Tulp en Dijkstra. De heer De Boer is bij deze stemming tijdelijk af wezig. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen en wij ziging van bestaande in verband met de invoering van de Vleeschkeuringswet 1919, Staatsblad no. 524 {bij lage no. 26). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos zegt dat Burgemeester en Wethou ders beginnen met te erkennen, dat zij zeer laat zijn met deze verordeningen. Dat dit volkomen juist is lijdt geen twijfel, want met 1 Juni is de Vleeschkeuringswet reeds in werking getreden. Dat er nu argumenten kunnen zijn, die er toe hebben geleid, dat men met een dergelijk omslachtig werk niet geheel op tijd klaar heeft kunnen zijn, daar kan spreker zich tot op zekere hoogte inden ken. Maar de argumenten, die Burgemeester en Wet houders daarvoor opgeven, zijn naar sprekers meening wel een beetje heel erg gezocht. Het college heeft het niet tijdig gereed kunnen komen geschoven op den slachthuisbouw, of wel op het niet tijdig afkomen van de goed- of afkeuring van het beroep, dat de Raad in dezen bij de Kroon had ingesteld. Spreker gelooft dat dit argument in dezen niet had mogen meetellen. Nu zullen Burgemeester en Wethouders misschien zeggen zooals zij ook al terecht in de bijlage hebben ge zegd dat men dan een andere verordening had ge kregen, maar gesteld een oogenblik dat er kans was ge weest. dat de Raad in het gelijk was gesteld en hier dus zou zijn overgegaan tot bouw van een abattoir, dan zullen Burgemeester en Wethouders toch zeker ook wel toegeven dat er geen kwestie van geweest was dat het abattoir met 1 Juni in gebruik had kunnen worden ge steld. De betrekkelijke verordeningen hadden dan dus ook niet volledig in werking kunnen treden, daarmee had dan dus rekening moeten worden gehouden. Met het bouwen van een abattoir had zeker 1, \/2 a 2 jaar moeten worden gewacht, voor het in gebruik zou kunnen worden genomen en er hadden dan dus zeer zeker voor den tijd, dat het slachthuis nog niet in gebruik kon worden genomen, dergelijke verordeningen als deze moeten worden gemaakt. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 juni 1922. 167 Spreker betreurt het ook nog dat Burgemeester en Wethouders in dezen zoo laat zijn, omdat daarmee de hoofdstad van de provincie met de verordeningen inzake de Vleeschkeuringswet, waarvan toch reeds sedert maanden bekend was dat deze met 1 Juni 1922 in wer king zou treden, nog niet klaar is. Het lijdt geen twijfel dat ook Burgemeester en Wethouders kunnen weten dat de betrokken menschen, de slagers, daardoor groote na- deelen in hun zaken ondervinden. Wanneer de slagers hier sedert 1 Juni vleesch willen verzenden naar ge meenten, waar de verordeningen wel in orde zijn en dat zijn hoofdzakelijk al de meeste groote steden en ook verschillende plattelandsgemeenten dan kunnen zij dat vleesch niet verzenden om de eenvoudige reden dat in deze gemeente de verordeningen inzake de vleesch keuringswet niet klaar zijn en de slagers derhalve het vleeschkeuringsstempe! niet op hun vleesch kunnen krij gen. Spreker kent daarvan een voorbeeld. Gister werd er door een slager naar Amsterdam getelegrafeerd om trent het verzenden van vleesch, doch hem werd terug getelegrafeerd: zend geen vleesch meer toe, want als het stempel er niet op staat, dan wordt het vleesch in beslag genomen. Daarom betreurt spreker het dat Burgemeester en Wethouders met deze verordeningen zoo laat zijn. Waarom had men met een zoo diep ingrijpende zaak niet op tijd klaar kunnen zijn? Het was overigens een zeer eenvoudige kwestie, die getoetst kon worden aan de vleeschkeuringswet zelf. Als Burgemeester en Wet houders dat hadden gedaan, dan zou er op de verorde ningen al heel weinig af te dingen geweest zijn. Voor zoover spreker tijd heeft gehad hij heeft de veror deningen pas Vrijdagavond gekregen voor zoover hij ze heeft kunnen toetsen aan de vleeschkeuringswet, zijn ze daarmee vrijwel in orde. Maar toch moet hij zijn spijt uitspreken, dat Burgemeester en Wethouders ten op zichte van de slagers in deze gemeente zoo laat zijn. En dat nog wel voor de hoofdplaats der provincie. Dit zijn sprekers algemeene beschouwingen. Hij heeft bij enkele artikelen nog een kleine aanteekening ge maakt, doch die hoopt hij bij de artikelsgewijze behan deling wel ter sprake te brengen. De heer Westra zegt dat het tegenwoordig, als veror deningen ingevolge een wet van de regeering worden voorbereid, wel eenigszins gewoonte is geworden, dat van te voren overleg wordt gepleegd met de betrokken vakgroepen, die daarmee te maken hebben. Spr. weet niet in hoeverre is gebleken dat dit hier is geschied, maar hij gelooft in elk geval dat dit hier niet is gebeurd. Hij kan zich dat echter wel zeer goed verklaren, omdat hier zijn gevolgd de algemeene aanwijzingen, die van regeeringswege zijn gegeven en die berusten op de vleeschkeuringswet, welke ook bij de betrokken slagers in behandeling is geweest. Er komen echter in de eerste verordening eenige artikelen voor, n.l. de artt. 6, 7 en 8, waarin staat vermeld, dat verschillende dingen nader door Burgemeester en Wethouders zullen worden be paald. Spreker zou er nu op willen wijzen dat het wel licht van zeer groot belang is dat, alvorens Burgemees ter en Wethouders die bepalingen nader treffen, zij als nog overleg plegen met de betrokken categorieën van vakmenschen, de slagers, omdat dezen anders moeilijk heden vreezen voor hun bedrijf. Als er nu te voren over leg met hen wordt gepleegd, zullen die moeilijkheden waarschijnlijk zijn te ontzeilen, terwijl dit toch ook voor de werking van de wet geen bezwaar zal behoeven op te leveren. Verder wil spreker nog een algemeene opmerking maken, die hij misschien ook te pas had kunnen bren gen bij het betrekkelijke artikel, ten aanzien van de heffing van keurloonen. Hij zou, waar volgens het prae- advies de bedoeling is dat de tarieven zoodanig zijn, dat de kosten van uitvoering dezer verordeningen onge veer gedragen worden door de opbrengst van de keur loonen, willen vragen of deze tarieven eenigszins be rusten op statistische gegevens ten opzichte van het hier geslachte vee. Verder merkt spreker op dat deze verordening ten opzichte van de prijzen voor het vleesch, dat van buiten wordt aangevoerd, ook moeilijkheden kan opleveren, b.v. bij samenslachting van 2 slagers uit verschillende gemeenten. De slager, die dan buiten deze gemeente slacht en hier zijn vleesch invoert, zal dan een dubbel tarief moeten betalen, want daar, waar geslacht wordt, zal het volle keurloon moeten worden betaald en hier zal voor den invoer weer moeten worden gekeurd en betaald. Waar hier b.v. veel rookstukken van het plat teland worden ingevoerd, waarop dan ook weer keur loon zal vallen, zou spreker willen vragen of men ten opzichte van dergelijke dingen ook maatregelen zou kunnen treffen om het keurloon tot een minimum te be perken. De heer De Boer kan, in tegenstelling met wat door den heer De Vos is gezegd, verklaren dat hij volkomen kan begrijpen dat deze verordening lang is uitgebleven. Hij staat in een massa dingen anders tegenover deze verordening dan de heer De Vos blijkt te staan. Spreker meent dat de zaak zoo moet worden opgevat. Er is een wet gekomen, die regelt de keuring van vleesch enz. Die wet geeft de gemeente vrijheid hoe zij de keuring wenscht in te richten, hetzij door middel van een abat toir, hetzij door middel van een gedecentraliseerde keu- rinzooals hier thans wordt voorgesteld. De Raad van Leuwarden meende nu in overgroote meerderheid dat een ^decentraliseerde keuring ver beneden de waarde stend var. een abattoir en de Raad heeft daarom het be sluit genomen dat de keuring door middel van een abat toir meest plaats hebben. De Kroon heeft zich daarop echter m een zaalc, die uitsluitend de gemeente aanging, gemengd en heeft deze gemeente den weg aangewezen, een weg evenwel, waarin de wet de vrijheid laat. Wij kunnen ons nu aldus spreker ook op het stand punt plaatsen dat, waar de Kroon zich een dergelijke vrijheid voorbehoudt, wij dat ook doen. Waar wij van meening zijn dat een keuring door middel van een abattoir veel beter is dan een gedecentraliseerde keu ring, kan de Raad zich ook op het standpunt plaatsen dat hij deze wijze van keuring afwijst. Dan moet de Kroon maar uitmaken op welke wijze de zaak hier wel moet worden geregeld. De inmenging van Gedeputeerde Staten heeft ten gevolge gehad, dat er op dit oogenblik geen regeling is van de vleeschkeuring in Leeuwarden. De heer De Vos zegt dat de slagers daarvan schade ondervinden. Nu kan men daar zeer verschillend over redeneeren. Maar is de gemeenteraad van Leeuwarden daarvoor aansprakelijk? Neen. Gedeputeerde Staten zijn uitslui ten aansprakelijk voor het traineeren met deze veror dening. De heer De Vos zegt dat hij natuurlijk met den heer De Boer niet meegaat. Dat feit heeft niets te beteeke- nen; dat de heer De Boer zegt dat hij anders tegenover de verordening staat dan spreker, dat is vanzelfspre kend. Maar de vleeschkeuringswet schrijft voor dat er een verordening moet worden gemaakt door de ge meente, dat is een eisch van de wet. Met het al of niet toestemming hebben voor den bouw van een abattoir heeft men hier absoluut niets te maken. De wet schrijft voor dat de gemeente verplicht is een verordening te maken ter uitvoering van de vleeschkeuringswet en er is reeds voor maanden gezegd dat deze wet met 1 Juni in werking zou treden. Derhalve hadden Burgemeester en Wethouders zich op het standpunt moeten stellen dat de verordeningen voor 1 Juni gereed waren, opdat zij op dien datum in werking konden treden. Zij zeggen hier wel in artikel 33: „Deze verordening treedt in werking op een nader

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3