168 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 juni 1922. door Burgemeester en Wethouders vast te stellen tijdstip, als wanneer wordt ingetrokken de verorde ning, regelende de politie op den invoer, vervoer, ver koop en de keuring van vleesch, visch en groenten", enz., maar de Voorzitter zal spreker moeten toestemmen, dat die oude verordening met 1 |uni reeds vervallen ivos en dat de tegenwoordige vleeschkeurders vanaf 1 Juni ab soluut geen recht meer hebben gehad om op grond van die oude verordening in te grijpen. Die verordening was krachtens de wet vervallen. Dat de heer De Boer zegt dat hij anders tegenover de verordening staat dan spreker, is alleen om tegen te spreken, omdat hij vierkant tegenover spreker staat evenals spreker vierkant staat tegenover den heer De Boer. Maar het is hier de kwestie dat de verordening niet op tijd is ingevoerd. De Voorzitter zal er niet zoo heel veel van zeggen; de raadsleden weten wel hoe het hier geloopen is, men heeft 8 maanden op de beslissing van de Kroon gewacht. De heer De Vos kan wel zeggen: zet maar gauw een verordening in mekaar, maar dat is gauwer gezegd dan gedaan. Dat is in de practijk ook gebleken. Burgemeester en Wethouders meenden eerst ook dat zij zoo wel even tjes" met een verordening konden komen, maar in de practijk is het hun onmogelijk gebleken om daar zoo maar „eventjes" mee te komen. Het bleek dat dit niet kón. Ten aanzien van de kwestie dat de slagers van dezen toestand, volgens den heer De Vos, schade ondervinden, merkt spreker op dat de wet wel uitdrukkelijk zegt dat vleesch, dat volgens de wet is gekeurd, vrij mag worden ingevoerd, maar dat nergens in de wet staat dat niet gekeurd vleesch niet mag worden ingevoerd. Bovendien is de invoer van hoeveelheden van 5 K.Q. en daar be neden onder bepaalde voorwaarden geheel vrij. Er zijn hier misschien wel enkele slagers die nadeel van dezen toestand hebben ondervonden, maar sprekers idee is dat de groote meerderheid er na 1 Juni niet heel veel van heeft gemerkt, ook omdat, niet alleen op het platteland, maar ook in vele groote plaatsen, nog geen verordening bestaat. De heer Westra spreekt over verschillende artikelen, waarin de te bepalen dagen enz. aan Burgemeester en Wethouders zullen worden overgelaten. Dit betreft de keuring op Zondag en andere dagen enz. Oorspronkelijk stonden in de ontwerp-verordening wel die dagen aan gegeven, maar Burgemeester en Wethouders hebben ze er juist met het oog op de soepelheid der verordening uitgelaten, om het juist aan hun eigen beoordecling over te laten. Spreker wil echter wel zeggen dat het college graag overleg wil plegen met de betrokkenen. Maar men zal daarbij dan moeten bedenken dat het hier een eigen aardige toestand is, omdat deze verordening speciaal is gemaakt tegen de menschen, met wie overleg moet worden gepleegd. Men moet toch aannemen dat deze verordening tegen de slagers is gericht, want als deze altijd even goed vleesch hadden geslacht, was er nooit een vleeschkeuringswet gekomen. Er zijn er wel, die goed willen maar er zijn er ook die niet goed willen en het is ten slotte om deze menschen dat de vleeschkeu ringswet in de wereld is gebracht. Men mag er dus wel aan denken dat, als er overleg wordt gepleegd, daarvan wel eens kan worden afgeweken. Wat het opnieuw keuren betreft, waarover de heer Westra spreekt, wil spreker opmerken dat er uitdruk kelijk in de wet staat dat vleesch, dat in een andere gemeente is gekeurd, bij invoer alleen mag worden ge keurd op de veranderingen, die plaats gehad zouden kunnen hebben sinds de eerste keuring. Men kan der gelijk vleesch hier niet vrij laten. Zijn hier slagers, die in andere gemeenten slachten, dan komt daar het oor spronkelijk keuringsstempel er op. Op dat moment is dat vleesch in die gemeente dus goed, maar dat het keuringsstempel er op staat is nog niet een bewijs dat het vleesch goed is op het moment, dat het hier wordt ingevoerd. Dan zal men het hier dus nader moeten keu ren. Als het vleesch eigenlijk op hetzelfde oogenblik als de eerste keuring hier wordt ingevoerd zal er naturlijk geen kwestie van zijn dat het niet in denzelfden toestand is en dat de hoedanigheid niet goed is. Maar de bedoe ling is om dat vleesch hier alleen te keuren op de ver anderingen, die sinds de eerste keuring zouden kunnen hebben plaats gehad. Voor die keuring is hier, zooals ook reeds uit de verordening blijkt, een zoo billijk mo gelijk tarief gemaakt: voor heele deelen betaalt men den vollen prijs, voor halve deelen den halven prijs en verder is uitdrukkelijk voor stukken, zooals de heer Westra bedoelt zooals tongen, nieren, zwezerikken enz., die de buitenslagers op 't platteland niet kwijt kunnen een minder tarief gesteld. Die kleinere stuk ken hebben, naar sprekers meening, nog wel degelijk een keuring noodig. omdat daarop meestal de stempels niet voorkomen. Deze worden wel op bepaalde plaatsen van een heele of halve koe aangebracht in de veror dening bij name genoemd maar op alle kleinere deelen komen ze niet voor. Als dus dergelijke kleine deelen worden ingevoerd, is men niet zeker van de eerste keuring. Volgens de wet zijn verder hoeveelheden vleesch van 5 K.G. en minder, verzonden aan particu lieren, vrij. In de wet staat dat dit kan worden ingevoerd zonder keuring. Nu zijn Burgemeester en Wethouders wel van plan om dergelijke en kleinere hoeveelheden vleesch, die rechtstreeks van de buitendorpen naar particulieren gaan, althans voorloopig tenzij er knoeierij in 't spel komt, in welk geval de goede het weer met de kwade zal moeten lijden vrij te laten. De wet laat dat in artikel 8 ook uitdrukkelijk toe, alleen staat er bij dat er duidelijke adressen bij het vleesch moeten zijn èn van de persoon, die het heeft afgezonden èn voor wien het is bestemd. Op die manier is het den buitenslagers dus mogelijk hun klanten in de stad te be dienen, echter met niet grooter hoeveelheden dan 5 K.g. De wet stelt uitsluitend een hoeveelheid van 5 K.Q. en minder vrij en dus heeft de Raad niet de macht hoeveel heden daarboven vrij te stellen. De stukken, welke de heer Westra bedoelt, als tong, nieren enz. en die van het platteland naar hier worden ingevoerd, moeten dus hier nog eens worden gekeurd. Daarvoor is echter slechts een recht van 2 cent per Kilo verschuldigd en spreker gelooft niet dat dit den prijs zoo zal drukken, dat het ingevoerde vleesch daardoor verbazend veel duurder wordt, 't Is ook hier dat de goeden het hier ten slotte met de kwaden moeten lijden, maar toch is het wel gewenscht hieraan de hand te houden. Na tuurlijk moet er dan 2 maal keurloon worden betaald. Dat moet ten slotte echter ook met kleinere hoeveel heden, als een slager uit de eene gemeente die aan een uit een andere gemeente verkoopt. Die keurloonen zullen echter niet zoo vreeselijk oploopen en spreker gelooft toch dat men daaraan de hand zal moeten houden, juist om invoer van ondeugdelijk vleesch in de gemeente te voorkomen. Spreker zou thans willen voorstellen tot artikelsge- wijze behandeling van de verordeningen en instructiën over te gaan. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Aan de orde is: I. Verordening op den keuringsdienst van vee en vleesch in de gemeente Leeuwarden. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Artt. 1 en 2 worden onveranderd vastgesteld. Art. 3. De beraadslagingen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1922. 169 De heer IJ. de Vries merkt op dat over 't algemeen met ambtenaren en onderwijzers het georganiseerd overleg wordt toegepast. In dit artikel 3 wordt nu ge sproken van uren, die door Burgemeester en Wethou ders worden vastgesteld. Wordt nu ook op die punten overleg gepleegd met de keurmeesters en slagers of alleen met de keurmeesters? Dat is een van die punten, waarop ook de heer Westra doelde. Het is een prac- tische vraag, welke tijd het beste is voor slachten in den zomer of in den winter met het oog op de weers gesteldheid, enz. De Voorzitter vraagt deze toezegging van Burge meester en Wethouders maar in gedachten te willen houden, dat het absoluut niet de bedoeling is, om deze verordening toe te passen op een bureaucratische ma nier, b.v. zoo dat men juist het kantoor gaat sluiten als de slagers aangifte komen doen. Alen heeft hier echter 2 slagersvereenigingen, die vrij scherp tegenover elkaar staan. Er was vroeger maar een, maar er hebben zich eenige slagers afgescheiden en zoodoende zijn de oude en de nieuwe slagersvereeniging ontstaan waarvan spreker intusschen gelooft dat de nieuwe nog de oudste is. Deze vereenigingen staan nu zeer scherp tegen over elkaar en dan krijgt men daarbij nog de menschen, die niet zijn aangesloten. Allerlei zaken, die een overleg niet bevorderen, maar Burgemeester en Wethouders willen wel toezegging doen dat zij heusch zullen trach ten het èn voor de menschen èn voor henzelf zoo goed mogelijk te maken. Deze combinatie zullen zij trachten te vinden. De beraadslagingen worden gesloten. Art. 3 wordt onveranderd vastgesteld. Artt. 4 en 5 worden onveranderd vastgesteld. Art. 6. De beraadslagingen worden geopend. De heer Cohen heeft met zijn opmerking gewacht tot het betreffende artikel 6 door den Voorzitter werd aangekondigd. Daarin staat: „Op Zondag, benevens op de door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen dagen, wordt niet gekeurd. Op andere dagen geschiedt de keuring zoowel voor als na het slachten op nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen uren". Welke uren of dat zijn is aan den Raad niet bekend. Maar spreker wil het college enkele gevallen doen weten, waarin deze materie voor de Joodsche slagers moeilijke gevolgen zou kunnen hebben. Gewoonlijk wordt er voor den Zondag op Zaterdag geslacht, maar het oogenblik dat de Israëlieten dit kunnen doen begint pas na het eindigen van den Sabbath, zooals thans des avonds na 10 uur. Zeer zeker zullen Burgemeester en Wethouders bij het vaststellen van de uren er niet op hebben gerekend om een tijd, zoo laat, in de verordening op te nemen. Toch zou spreker hierop gaarne de aan dacht van Burgemeester en Wethouders willen vestigen en eventueel gaarne toezegging ontvangen dat er op zal worden gelet dat de mogelijkheid zal worden ge opend dat door de Joodsche slagers op Zaterdagavond of Zondagmorgen kan worden geslacht. Het kan ook voorkomen dat een koe of ander dier ritueel niet ge oorloofd wordt gevonden en dat er dus een andere koe zal moeten worden geslacht. Hierdoor zou het kunnen gebeuren dat er op Zondagmorgen zou moeten worden geslacht. In hoeverre daaraan kan worden tegemoet gekomen weet spreker niet, maar deze moeilijkheid kan zich voordoen. Het kan ook gebeuren, wanneer de Kerstdagen op Dinsdag en Woensdag vallen dat de Joodsche slagers des Maandags niet meer kunnen slachten om dien dag vleesch te kunnen verkoopen, noodig voor Dinsdag en Woensdag. Dan zal er dus beslist des Zondags moeten worden geslacht of des Zaterdagsavonds laat. Spreker heeft op die enkele moeilijkheden willen wijzen en zou nu graag de toezegging hebben dat daarop in elk geval zal worden gelet. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet- houders antwoorden, dat Burgemeester en Wethouders er inderdaad niet aan hebben gedacht dat het mogelijk zou zijn, dat de Joodsche slagers graag op Zondag keuring zouden hebben. Zijns inziens is het nu het beste den dienst van de keurmeesters zoo te regelen dat, evenals er bij de gasfabriek een nachtdienst is, hier een soort van Zondagsdienst wordt ingericht. Er zal dan steeds op Zondag een keurmeester aanwezig moeten zijn, terwijl er een rooster van dienst voor de keur meesters zal moeten worden gemaakt. Naar aanleiding daarvan meent spreker nu namens Burgemeester en Wethouders te moeten voorstellen de eerste alinea van art. 6 te laten vervallen en het tweede lid eerste lid te maken met deze redactie: „De keuring geschiedt zoowel voor als na het slachten op nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen uren". Anders wordt uitdrukkelijk gezegd dat er niet op Zondag mag worden gekeurd. De hoofdbepaling van art. 6 is dat niet op Zondag zal worden gekeurd. Maar het zou, zooals de heer Cohen zegt, kunnen zijn, dat de verordening op die manier het slachten zou verbieden aan iemand voor wien de Zondag geen Zondag is. Dergelijke gevallen zullen echter niet zooveel voor komen. De heer IJ. de Vries zou willen vragen of die be paling omtrent het mogen slachten op Zondag dan voor allen of speciaal voor de Israëlieten zal gelden. Anders zouden er ook andere menschen kunnen zijn die zeggen: de Zondag is zoo'n geschikte dag, dan slachten we maar. Het personeel zou daarvan de dupe worden. Of zou men dan in conflict komen met de arbeidswet? Men kan er niet tegen zijn om den Israëlieten dit te schenken en spreker zou hun dan ook graag met deze wijziging ter wille zijn, maar als het gevolg daarvan is dat cok andere menschen op Zondag gaan slachten, dan kan spreker moeilijk hierin meegaan. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet houders hierop antwoorden dat op den voorgrond staat: Zondag is Zondag. Maar er zijn gevallen, waarin daar van moet worden afgeweken. De beraadslagingen worden gesloten. Art. 6 wordt, zooals het bij monde van den Voor zitter nader door Burgemeester en Wethouders is ge wijzigd, vastgesteld. Art. 7. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller merkt op dat in dit artikel voorkomt: „Het is verboden het, in het eerste lid van dit ar tikel bedoelde, vleesch in de gemeente in te voeren, door te voeren of te vervoeren gedurende de uren, nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen. Dit verbod geldt niet voor: a. vleesch, dat per spoor de gemeente wordt doorgevoerd of ingevoerd, in welk laatste geval het op het station moet verblijven, totdat het vervoer is toegestaan;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 4