206 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. aan den Raad over te leggen een overzicht van de be- noodigde schoolruimte en de wijze hoe daarin zal wor den voorzien. 2e. Zoo neen, kunnen Burgemeester en Wethouders mededeelen wanneer deze gegevens bekend kunnen zijn en hoe de toelating met September zal moeten worden geregeld. 3e. Kunnen Burgemeester en Wethouders mededee len hoe lang school 10c in gebruik zal moeten blijven en of ze voor het doen voortbestaan dezer school de volle verantwoordelijkheid durven aanvaarden, vooral met het oog op mogelijk brandgevaar. 4e. Kunnen Burgemeester en Wethouders aan den Raad meedeelen of er voor de nieuw te formeeren op leidingsklassen 7e leerjaar ruimte beschikbaar is en zoo ja, waar. 5e. Kunnen Burgemeester en Wethouders mededee len of het plan bestaat deze 7e leerjaren samen te brengen. 6e. Kunnen Burgemeester en Wethouders de reden mededeelen waarom aan sommige scholen gebrek aan leermiddelen bestaat en waarom onlangs een klein deel is verstrekt van wat in Januari moest worden aange vraagd. 7e. Kunnen Burgemeester en Wethouders hun plan nen mededeelen inzake het voorzien van de scholen van behoorlijke schoolbanken. 8e. Kunnen Burgemeester en Wethouders mededee len waarom aan de scholen 14a en 146 in strijd met het leerplan de vacantie met een week is verkort en waarop deze handeling steunt, terwijl aan de scholen 2 en 3 de vacantie op 5J£ week is gehandhaafd. 9e. Kan de Raad eerstdaags de wederindiening van de teruggenomen verordening op schooltandarts en schoolverpleegster tegemoet zien. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dat Burgemeester en Wethouders in de volgende raadsver gadering deze vragen zullen beantwoorden. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeming van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand belast met de huwelijks voltrekkingen vacature J. A. A. Schoondermark). De aanbeveling luidt als volgt: 1. D. Lautenbach, lid van den Gemeenteraad. 2. S. Dijstra, idem. De gelijkluidende aanbeveling d.d. 15 September 1921 wordt hierbij door Burgemeester en Wethouders terug genomen. Wordt benoemd de heer D. Lautenbach met 17 stem men en 1 stem op de heeren K. de Boer en S.Dijstra. 2 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan mej. T. Kooistra op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan ge meenteschool no. 4. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het instellen van eene rechtsvordering tegen B. H. Kerkhof tot ontruiming van het perceel St. Jacobsstraat no. 33 enz. Dit voorstel luidt als volgt: B. H. Kerkhof was tot 12 Mei j.l. huurder van het winkelhuis St. Jacobsstraat hoek Raadhuisstraatje. Volgens het contract is de huur aangegaan voor 3 jaren, ingaande 12 Mei 1921, met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar, uiterlijk 12 Mei 1924, tenzij ze door een der partijen ten minste 3 maanden voor het einde van het loopende huurjaar schriftelijk is opgezegd. Op grond van achterstand in de huurbetaling is de huur op verzoek van zijn borg den huurder tegen 12 Mei 1.1. opgezegd. Hij is er voorloopig blijven wonen, omdat misschien nog een nieuwe regeling ware te treffen, doch nu daarvan verder niets wordt vernomen en de kans op schade voor de gemeente met elke week grooter wordt, zal tot ontrui ming van het winkelpand moeten worden geageerd. Daarvoor is een raadsbesluit noodig, waarvoor wij U het rapport van den rechtsgeleerden raadsman der ge meente overleggen. Diensvolgens geven wij U in over weging te besluiten te ageeren zoo in eersten aanleg als in volgende instantiën en zoo eischende als verwerende tot ontruiming met betaling van de thans achterstallige huur van het pand St. Jacobsstraat no. 33. De beraadslagingen worden geopend. Den heer Aluller heeft het verwonderd, niet dat deze zaak tegen Kerkhof, wien door zijn borg is aangezegd dat deze niet langer borg wilde wezen, aanhangig is gemaakt, maar wel, dat die zaak in 't openbaar in de kranten is verschenen. Spreker zou aan het college de vraag willen stellen of het college niet met hem van oordeel is, dat door die publicatie in de bladen de be trokkene eventueel schade zal kunnen lijden en of het niet mogelijk was geweest deze zaak buiten publicatie aan het publiek te houden. Hij meent dat dergelijke zaken zooveel mogelijk binnenskamers moeten worden afgedaan. Als deze huurder was geweest huurder van een particuliere woning en niet van een gemeentewoning en er zou dan op een dergelijke wijze in de krant zijn vermeld dat de borg van den huurder had opgehouden borg te wezen, dan is spreker van oordeel dat, wanneer de huurder den verhuurder daarover in rechten aan sprak, hij het dan waarschijnlijk zeer ver zou brengen. Spreker meent dat de gemeenteraad ten opzichte daar van ook een zekere verantwoordelijkheid heeft en dat het niet aangaat van dergelijke menschen, waarvan men absoluut niets weet, niet weet of zij vertrouwbaar zijn, en ook niet weet of zij eventueel nog huur zullen betalen, maar waarvan alleen bekend is dat hun borg zich heeft teruggetrokken, zooiets in de krant te vermelden. Dat gaat veel te ver. De heer Oosterhoff zegt dat er in het prae-advies wordt gesproken over achterstand in de huurbetaling. Naar spreker echter is meegedeeld, wordt de huur ach teraf betaald en niet vooruit. Is dat waar, dan verviel dus de laatste termijn in Mei van dit jaar. Nu meent spreker dat de kwitantie van Mei van dit jaar in het bezit was van den betrokken persoon, zoodat er dus geen achterstand is. Verder is spreker door den persoon nog meegedeeld dat hij nog een waarborgsom had ge stort, maar dat is zeker gebeurd, nadat alles is voorge vallen, dus in den uitersten nood. Maar van achterstand is toch geen sprake. Het kan dus naar sprekers meening alleen vrees voor achterstand in de toekomst zijn ge weest, die Burgemeester en Wethouders tot het doen van dit voorstel heeft bewogen. Spreker zou nog wel graag enkele inlichtingen hieromtrent willen hebben. Den heer De Vos doet het genoegen dat de heeren Muller en Oosterhoff deze zaak ter sprake hebben ge bracht. Hij zou er anders zelf zeer zeker over zijn be gonnen, omdat naar zijn meening de heer Kerkhof op een allervreeselijkste manier bij het publiek aan de kaak is gesteld. Als men de zaak een klein beetje weet en Burgemeester en Wethouders kennen haar tot in de kleinste bijzonderheden dan kan men niet anders zeggen dan dat den man geen blaam treft. Zijn zwager Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. 207 heeft hem de borg opgezegd door een kleine familie twist en om Kerkhof nog een hak te zetten is hij naar Burgemeester en Wethouders gegaan met dezelfde op zegging en verder met de mededeeling dat Kerkhof van hem 100.had geleend om de huur van het eerste halfjaar, vervallende 12 November 1921, te kunnen be talen. Dat de heer Kerkhof dat geld heeft geleend, is volkomen waar, maar hij heeft het ook zoo spoedig mogelijk terug betaald. En hoe kwam het, dat hij dit geld moest leenen? Omdat hij meer dan 600.— on kosten heeft gehad voor vertimmering en voor inrichting van zijn oude zaak in het thans bewoonde pand. Hij heeft toen tegen zijn zwager gezegd dat hij moeilijk de eerste maal kon betalen en deze heeft hem toen 100. geleend. Later is echter de zwager, om Kerkhof een hak te zetten, naar Burgemeester en Wethouders gegaan met de mededeeling dat hij de borg opzei en dat Kerkhof niet eens in staat was, om huur te betalen, zonder een of ander met Kerkhof zelf te hebben besproken. Op 12 Februari is toen bij deurwaardersexploit aan Kerkhof de huur opgezegd. De man heeft het toen laten loopen, omdat hij dacht, dat het wel niet zoo'n vaart zou loopen. Hij had misschien wel eens bij Burgemeester en Wet houders kunnen komen, maar spreker gelooft ook dat Kerkhof op het gemeentehuis is geweest en dat hij daar toen is weggestuurd althans, zoo heeft hij spreker meegedeeld met de woorden: we hebben niets met je te maken. Op 12 Mei heeft Kerkhof echter zijn huur betaald en hij heeft toen verder aangeboden dat de zaak op den ouden voet zou worden voortgezet en hij dan per week huur zou betalen. Hem is toen gezegd dat hij tot 12 November a.s. vooruit zou moeten betalen. Kerk hof antwoordde daarop: dat heb ik niet, maar ik leg trouw iedere week mijn huur achteruit en wil dus wel per week betalen. Van achterstand van huur kon hier dus geen sprake zijn. En dat, zooals hier botweg in het voorstel staat „de kans op schade voor de gemeente met elke week grooter wordt", daarvan is ook absoluut geen sprake. Waar het hier iemand betreft, die hier lange jaren is gekend als een ijverig man, daar meent spreker dat het alle afkeuring verdient, dat die zoo bij het publiek aan de kaak wordt gesteld. Spreker kan dan ook niet meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Hij heeft gemeend dit alles te moeten zeggen om den man te rehabiliteeren van den blaam, dien Bur gemeester en Wethouders op hem hebben geworpen. De heer IJ. de Vries wil alleen deze vraag doen, of het wel zeer verstandig is van het college van Burge meester en Wethouders om iemand, die zich borg heeft gesteld voor 3 jaar, daarvan tusschentijds te ontheffen, zonder dat de huur is afgeloopen. Het komt spreker voor dat dit zeer onverstandig is. Iemand, die borg wordt voor 3 jaar, zit daar ook 3 jaar aan vast en mag daarvan niet tusschentijds worden ontheven. Spreker acht deze handelwijze van Burgemeester en Wethouders niet in 't belang der gemeente. De heer Berghuis (wethouder) wil liefst niet verder ingaan op de verschillende zaken, door de verschillende sprekers naar voren gebracht, speciaal niet op dat, wat door den heer De Vos is naar voren gebracht. Hij zal niet op de familieomstandigheden en ook niet op de ijverigheid van den huurder ingaan; dat zijn zaken, die den Raad en Burgemeester en Wethouders bij een ver huring heelemaal niet raken, 't Is alleen de kwestie hier dat de gemeente verhuurt en de huur ontvangt, daarmee af. Of de persoon ijveriger is dan anderen, kan men hier buiten laten. Over die ijverigheid en het „een hak zet ten" door anderen kan men hier wel boomen opzetten, maar laat men dit dan doen in besloten zitting, dan kan daarover misschien nog veel worden gesproken. Het verwondert spreker echter dat, als raadsleden iets van anderen hooren, zij dan dadelijk zeggen dat dit waar is en dat, wat Burgemeester en Wethouders zeg gen, niet waar is. Het is echter de schuld van den patiënt zelf dat de zaak in de krant kwam; hij is eerst gewaar schuwd dat het 's Zaterdags in de krant en daarna in de vergadering zou komen. Burgemeester en Wethou ders hebben hem officieel gewaarschuwd en was hij toen nog tot hen gekomen dan was de zaak misschien nog opgehouden. In het contract is opgenomen dat de huur i 3 maanden voor den tijd moet worden opgezegd. Zij is opgezegd 3 maanden voor 12 Mei en vanaf dien datum tot het oogenblik dat het voorstel in de krant verscheen, is den huurder gelegenheid gegeven aan de voorwaar den, die Burgemeester en Wethouders voor voortzetting van de huur stelden, te voldoen. Spreker kan den Raad meedeelen dat thans officieus bekend is dat, nadat de zaak in de krant is verschenen, aan de voorwaarden van Burgemeester en Wethouders is voldaan. Maar daar kan men nu geen rekening mee houden, want op die manier zou het college den Raad zijn beslissingen overleggen, daarvoor kosten maken en dan zou op het laatste oogenblik toch altijd zoo'n zaak nog te redden zijn. Burgemeester en Wethouders wen- schen hier dan ook eenvoudig mee door te gaan. Zij kunnen den Raad echter de verzekering geven dat vanaf 3 maanden voor 12 Mei tot 14 dagen geleden alle ge legenheid is gegeven om de zaak te herstellen. Burge meester en Wethouders hebben zelfs de aanbieding, om week aan week te betalen gehoord, maar had de man dan ook eens week laten betalen, dan had men eens verder kunnen zien. Dat is niet gebeurd. Dan hebben Burgemeester en Wethouders toch wel blijk gegeven van hun goedwilligheid; zij hebben zooveel lankmoedigheid betoond als mogelijk was. De heer Oosterhoff wil nog een vraag doen, omdat één ding hem nog niet duidelijk is. Hij heeft straks zijn opmerking ook gekleed in den vorm eener vraag en dus niet aangenomen dat, wat Burgemeester en Wethouders meedeelen, niet waar is. Maar hem was iets duister en dat is het ook nu nog gebleven. De laatste kwitantie is met Mei betaald en 3 maanden voor dien tijd is den huurder de huur opgezegd. Spreker moet daaruit opma ken dat de opzegging het gevolg moet zijn van dingen, die voor dien tijd zijn gebeurd. Was dan misschien de huur in November niet op tijd betaald? Dat moet dan toch de aanleiding wezen, dat Burgemeester en Wethou ders hebben geredeneerd: hij is nu den eersten keer met de huurbetaling al zoo laat, wat moet dat in de toekomst worden, we zeggen hem de huur op. De heer Berghuis (wethouder) kan hierop alleen dit antwoorden dat, zoolang de gemeente dezen persoon als huurder heeft, zij altijd last met hem heeft gehad; altijd moesten er aanmaningen worden verzonden, altijd moest de borg worden aangesproken, altijd had men moeite. Dat begon Burgemeester en Wethouders en den borg te vervelen en toen men den borg de 4e of 5e maal aansprak en deze verzocht om van zijn borgschap ont slagen te worden, hebben Burgemeester en Wethouders gezegd: als wij hem in de gelegenheid stellen, zich daar van te ontlasten, laten wij ons dan ook van den huurder ontlasten. De heer De Vos zou willen vragen hoe het mogelijk is dat de kwitanties luiden 12 November en 12 Mei. De huurder zal toch vóór die data niet zijn aangesproken en zijn kwitanties luiden 12 November en 12 Mei. De heer Berghuis (wethouder) zegt dat het hem in de eerste plaats niet precies bekend is, wanneer de huur is betaald. Hij kan dat later echter wel precies mee deelen. Maar dat een kwitantie gedateerd is 12 Mei be- teekent heelemaal niet dat zij op 12 Mei is betaald. Ieder verhuurder heeft de kwitanties op data klaar liggen. Maar een kwitantie kan b.v. best op 12 Maart worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 2