208 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. betaald, terwijl zij is gedateerd op 12 Februari. De kwitanties liggen op datum in de administratie klaar. De heer Muller is niet tevreden gesteld door wat door het college bij monde van den wethouder is gezegd. Deze zegt dat de persoon is gewaarschuwd: denk er om, als je niet betaalt, komt het in de krant. Spreker is echter zoo vrij van meening te wezen dat dergelijke dingen niet in de krant moeten. Als werkelijk later bleek dat de man niet aan zijn verplichtingen zou vol doen, dan was daarvoor altijd nog gelegenheid. Maar die zekerheid heeft het college van Burgemeester en Wethouders niet. De man heeft betaald tot 12 Mei, pas als hij in November in gebreke was gebleven, was er reden geweest om te zeggen: we moeten eens met je praten. En dan had het kunnen worden gepubliceerd. Maar de man heeft nu de kwitantie van Mei, die zaak is in orde en betaald. Het komt spreker nu vreemd voor dat men al van te voren kan zeggen: we willen je er uit hebben; als je niet aan je verplichtingen voldoet, ga je er uit. Verder herinnert spreker er aan dat er ook nog niet is geantwoord op de vraag van den heer IJ. de Vries, n.l. hoe het mogelijk is, dat iemand, die zich borg heeft gesteld voor 3 jaar, zich tusschentijds kan terug trekken. Die vraag interesseert spreker ook ontzettend, hij zou wel eens willen weten hoe dat kan. De heer Berghuis (wethouder) wil eerst nog even op de vraag van den heer IJ. de Vries antwoorden. Bij het college van Burgemeester en Wethouders geldt dit prin cipe: als men een borg dadelijk al moet aanspreken ten opzichte van de verplichtingen van den huurder, omdat deze niet aan zijn verplichtingen voldoet en Burgemees ter en Wethouders zien er voor de gemeente geen verlies in om van den huurder af te komen, dan lijkt het Bur gemeester en Wethouders wenschelijker een anderen huurder te nemen. Het lijkt hun heelemaal niet genoeglijk voor een borg dat, waar deze aansprakelijk is, hij maar steeds de huur moet betalen. Met familiekwesties heb ben Burgemeester en Wethouders zich niet te bemoeien. Zij zijn blij dat zij op deze manier van den huurder af komen. Wat de waarschuwing betreft, dat heeft hier niets mee te maken. Op 12 Mei was Kerkhof geen huurder meer, maar bleef hij wederrechtelijk in de woning zitten. De huur was hem opgezegd en hij betaalde geen huur meer. Burgemeester en Wethouders hebben het toen nog met hem willen probeeren, onder voorwaarde dat hij een half jaar huur vooruit zou storten of een goede borg kon leveren. Er hebben zich wel 2 personen als borg opgegeven, maar dezen hebben zich ook weer even ras teruggetrokken, tot spijt van Burgemeester en Wet houders. De voorwaarde was dat, als Kerkhof een borg leverde of de huur over een zekeren tijd vooruit betaalde, dan de huur kon doorloopen. Burgemeester en Wet houders hebben nu de zaak stilzwijgend laten doorloo pen zonder dat er een cent voor is betaald. Pas 14 dagen geleden hebben zij de beslissing genomen dat de zaak aan een eind moest komen. Er is dus overvloed van tijd geweest, voor het in de krant is gezet. En dat het in de krant is gekomen, is niet de schuld van Burgemeester en Wethouders. De Raad moet hier machtiging geven en wat voor den Raad is, is ook voor de pers. Om den persoon te sparen is nog tegen hem gezegd: denk er aan, nu gaat het door. Als Burgemeester en Wethouders dit niet hadden gedaan, was het ook niet goed geweest. Spreker weet niet wat zij meer hadden moeten doen. De heer IJ. de Vries komt na al deze toelichtingen eindelijk tot de conclusie dat Burgemeester en Wethou ders hun best hebben gedaan en dat zij den persoon ook hebben gespaard. Spreker kan zich best begrijpen en staat in dat opzicht tegenover den heer Muller dat, als iemand niet gehoorzaam is, dit dan maar wordt gepubliceerd. Dat de zaak publiek is gemaakt, is de man zijn eigen schuld en dat hindert ook niets. Maar in die eene kwestie, het binnentijds opheffen van het borgschap, kan spreker niet meegaan. Dat is niet in het belang der gemeente. Men kan daarmee wel zeer goed zijn tegenover iemand, voor wien dat borg schap vervelend is, maar wanneer iemand zich borg stelt voor 3 jaar, dan behoort dat ook gedurende dien tijd te worden gehandhaafd. De heer Berghuis (wethouder) wil nog een kleinig heid meedeelen, waaraan de Secretaris hem herinnert. De zaak loopt al zooveel maanden, dat spreker er niet aan dacht. Maar de borg is niet eenvoudig van zijn ver plichtingen ontslagen, doch op verzoek van den borg is den huurder de huur opgezegd. Burgemeester en Wet houders hebben den borg niet op eigen houtje ontslagen; deze blijft aansprakelijk, zoodat die zaak niet financieel schadelijk is. De heer De Vos wil dan zeggen dat dit niet conse quent kan zijn. De wethouder van Financiën zegt dat de borg nog aansprakelijk is en dat er voor schade van de gemeente geen sprake is, terwijl hier in het voorstel van Burgemeester en Wethouders staat dat met iedere week de kans op schade voor de gemeente grooter wordt. Dat klopt niet met elkaar. De heer Berghuis (wethouder) zegt dat het altijd moeilijk is dadelijk alles te zeggen. Hij zal den heer De Vos kort antwoorden. Natuurlijk wordt toch iedere week de kans op schade voor de gemeente grooter, om dat de borg niet aansprakelijk is voor de huur gedurende den tijd dat Burgemeester en Wethouders Kerkhof stil zwijgend hebben laten zitten. De borg is alleen aanspra kelijk voor datgene over dat tijdvak wat het pand bij eventueele publieke verhuring minder opbrengt dan nu. Maar dat het college van Burgemeester en Wethouders zoo lankmoedig is geweest den persoon te laten zitten, daarvoor is de borg niet aansprakelijk. Dat is enkel de lankmoedigheid van Burgemeester en Wethouders. De heer Tiemersma kan volkomen meegaan met Bur gemeester en Wethouders, die z. i. zeer correct hebben gehandeld. Maar nu is het contract met ingang van 12 Mei verbroken en nu is spreker officieus meegedeeld en hij meent dit ook van den wethouder van Finan ciën te hebben gehoord dat, nadat de zaak in de krant heeft gestaan, de man een half jaar de huur vooruit heeft betaald. Is dat geld nu door de gemeente geac cepteerd en is het de bedoeling van Burgemeester en Wethouders om het, na aftrek van datgene wat vanaf 12 Mei is verschuldigd, terug te betalen of is het de bedoeling dat de man tot 12 November kan blijven wonen, omdat de huur tot dien datum is betaald? De heer Berghuis (wethouder) kan hierop niet na mens het college van Burgemeester en Wethouders ant woorden, omdat deze zaak pas a.s. Donderdag in het college in behandeling komt. De brief daaromtrent is juist heden van het Woningbedrijf ingekomen, zoodat die zaak nog niet officieel bekend is. Spreker meende echter goed te doen het officieus mede te deelen. Waar de huurder er op het laatste oogenblik mee kwam, had hij het ook wel eerder kunnen doen. Had hij dit gedaan dan was de heele zaak nu niet in den Raad geweest. Deze kwestie zal nu ook wel weer een onderwerp van bespreking moeten uitmaken in de vergadering van Burgemeester en Wethouders. Maar gezien den langen loop van zaken, willen Burgemeester en Wethouders nu toch graag de beslissing laten doorgaan. Natuurlijk zullen Burgemeester en Wethouders geen geld in kas houden als zij daarop niet voor de gemeente als week- huur aanspraak kunnen maken. Zij kunnen echter nu nog niet nader over deze zaak oordeelen, maar zouden op Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. 209 hun voorstel nu graag een beslissing hebben om zoo noodig te kunnen doorgaan. De heer Tiemersma: Zou het dan niet verstandiger wezen dit voorstel aan te houden tot na de vergadering van Burgemeester en Wethouders? Als de Raad nu besluit tot ontruiming, dan loopt hij daarmee vooruit op de beslissing van Burgemeester en Wethouders. De heer Berghuis (wethouder)De Raad besluit tot het instellen eener rechtsvordering en Burgemeester en Wethouders vragen daarvoor machtiging aan den Raad. Nu blijkt dat de huur vooruit betaald is, zullen Burge meester en Wethouders de zaak opnieuw in hun college ter sprake te brengen en onder de oogen zien. Maar als de Raad besluit, dan kunnen Burgemeester en Wethou ders eventueel optreden, blijkt dit niet noodig, dan zul len zij het niet doen. De heer Tiemersma: Ik kreeg den indruk dat Bur gemeester en Wethouders het besluit van den Raad tot ontruiming moesten uitvoeren. Maar als dat niet het geval is, kan ik er mij bij neerleggen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 17 tegen 2 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Van der Werff, Tiemersma, Tulp, Koopal, Van Weideren baron Rengers, O. F. de Vries, Collet, De Boer, Berghuis, Westra, me vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Cohen, B. Molenaar, Muller en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren De Vos en M. Molenaar. 4 Agenda no 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het instellen van eene rechtsvordering tegen de N. V. Olieslagerij Hommema en Eskes te Lekkum tot betaling der schade, door een automobiel dier N. V. veroorzaakt aan de Boomsbrug. Dit voorstel luidt als volgt: In November van het vorige jaar heeft de chauffeur der N. V. Friesche Olieslagerij Hommema Eskes te Lekkum de leuning van de Boomsbrug aangereden en beschadigd. De herstelling heeft 15.gekost, doch hiertoe 8 December d.a.v. aangeschreven heeft de Ven nootschap geweigerd deze som te betalen. Zij voert hiervoor aan dat een politieagent en de brugwachter in den weg stonden en de chauffeur dus de keus had of dezen of de leuning aan te rijden; een getuige zou deze voorstelling van zaken kunnen bevestigen. Onder- tusschen was ons, vóór wij de Vennootschap aanschre ven, reeds gebleken dat èn de politieagent èn de brug wachter ontkennen in den weg te hebben gestaan. De situatie in aanmerking nemende komt het ons voor, dat bij dezen moeilijken hoek, van het Noordvliet naar de brug, dien de chauffeur niet zal hebben genomen zonder te waarschuwen, het bovendien onwaarschijnlijk is dat, mochten er menschen in den weg hebben gestaan dezen geen gelegenheid tot uitwijken meer gehad zouden heb ben. Het schijnt dus zeer waarschijnlijk dat een inge stelde eisch tot schadevergoeding niet zal worden ont zegd. Wij hebben mitsdien de eer U, onder overlegging van het rechtskundig onderzoek, voor te stellen, Burge meester en Wethouders te machtigen tegen de vennoot schap Friesche Olieslagerij Hommema en Eskes te Lekkum terzake van beschadiging van de Boomsbrug door aanrijding op 22 November 1921 zoowel eischende als verwerende, in eerste en mogelijk hoogere instantie, in rechten op te treden. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos: Is dit een beginselkwestie of is het om die 15.Als het om die 15.was dan zou ik zeggen, is het wel de moeite waard, waar men zich verdedigt dat men het niet kan helpen, omdat men an ders den brugwachter of den agent had moeten aanrij den en daarom de brug heeft aangereden. Maar als het een beginselkwestie is, dan kan ik er in meegaan. De Voorzitter: Het is een beginselkwestie, opdat eens uitgemaakt wordt dat Burgemeester en Wethouders en de Raad bij dergelijke kleine geschillen niet altijd be hoeven toe te geven. Burgemeester en Wethouders zijn overtuigd van het recht van de gemeente in dezen. Zij willen daarom niet toegeven, maar dat laten uitmaken. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen zich te wenden tot Gedeputeerde Staten betreffende de bezoldiging van de ambtenaren van den burgerlijken stand belast met de huwelijksvoltrekkingen. Dit voorstel luidt als volgt: Volgens de verordening betreffende den burgerlijken stand zijn van de 6 ambtenaren van den burgerlijken stand 4 belast met de huwelijksvoltrekkingen. Dezen zijn onbezoldigd. Het wordt hoe langer hoe moeilijker geschikte personen voor dit eereambt bereid te vinden, waarvan de bekleeding, bij de uitbreiding der stad, meermalen tijdverlies tengevolge heeft. De vacature van den heer Schoondermark is dan ook altijd nog onver vuld, niettegenstaande de pogingen, die bij verschillende ingezetenen in het werk zijn gesteld om zich voor het ambt beschikbaar te willen stellen. Het is daarom dat wij aan de betrekking een bezoldiging zouden willen verbinden, die op 1.per voltrokken huwelijk ware te stellen. Voor de gemeente brengt dit een jaarlijksche uitgaaf van 400.-— a 500.mede. Wij hebben daarom de eer U voor te stellen te be sluiten Burgemeester en Wethouders te machtigen zich overeenkomstig artikel 149 der Gemeentewet tot dat einde tot Gedeputeerde Staten te wenden. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos zal zich natuurlijk, wat deze zaak be treft, buiten stemming houden, maar hij wil alleen dit zeggen, dat hij protesteert tegen dit door of voor Bur gemeester en Wethouders uitgedachte fooienstelsel. De heer IJ. de Vries gelooft niet dat de uitdrukking van den heer De Vos te rechtvaardigen is. In het al gemeen wordt in andere gemeenten voor de ambtenaren van den burgerlijken stand, belast met de huwelijks voltrekkingen, ook een bedrag van 150.tot 250. uitgetrokken. Spreker meent dat dit in de plattelands gemeenten regel is en daar komen lang zooveel huwe lijken niet voor. Daar zijn het meest secretarie-ambte naren, die er mee belast zijn. Maar als, zooals hier, de menschen er om uit hun zaken moeten thuisblijven en zij zullen er behoorlijk gekleed bij gaan dan kan men er haast niet anders voor nemen dan gefortuneerde menschen. Een fooienstelsel is dit niet. Spreker voor zich zou misschien beter vinden een vast jaarlijksch tarief, b.v. van 150.tot 200.en niet een vergoeding per huwelijk. Dat klinkt wel wat eigenaardig. Maar tegen de kwalificatie van den heer De Vos wil spreker toch opkomen. Niet ieder kan netjes gekleed gaan om huwe lijken te sluiten. En om dat gratis te doen ten believe van de gemeenschap, is toch ook niet noodig. De ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 3