210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. meente krijgt daar wat voor, dus heeft daar ook voor deel van. De heer M. Molenaar kan niet meegaan met het voor stel van Burgemeester en Wethouders, tenzij door het college nadere inlichtingen worden verstrekt. Hij is van oordeel dat dit een vernederende wijziging is voor de ambtenaren van den burgerlijken stand, belast met het sluiten der huwelijken. Eiken keer dat een ambtenaar nu een huwelijk sluit, krijgt hij daar 1.voor betaald. Wanneer een timmerman een uur bij spreker thuis werkt, krijgt die daarvoor ook een gulden betaald, maar het sluiten van een huwelijk is daarmee toch niet gelijk te stellen. Spreker betreurt het dat in Leeuwarden de huwelijken niet worden gesloten door den Burgemeester of door een der wethouders. Dan had het toch een meer offi cieel karakter en dezen behoefden daarvoor ook niet afzonderlijk bezoldigd te worden. Nu moet men de amb tenaren noodgedwongen zoeken onder personen uit de burgerij en het gaat moeilijk hen alleen te vinden onder gefortuneerde menschen, die anders niets te doen heb ben of die veel vrijen tijd hebben. Daarnaast krijgt men dan ook menschen, die niet beschikken over veel vrijen tijd en moet men dus overgaan tot bezoldiging. Maar dan acht spreker deze wijze van bezoldiging vernede rend. Het is beter een vaste som uit te trekken, die onder de betrokken personen wordt verdeeld. Den heer Westra komt het voor dat deze voordracht niet de verdienste kan worden ontzegd van dat zij den vinger legt op een wondje in onze gemeentelijke samen leving, n.l. dat hier de liefde voor een dergelijk ambt begint te minderen. Het is hier al gezegd dat hier niet meer anders als gefortuneerde menschen zijn te vinden, die de functie willen vervullen. Spreker vindt dat niet zoo erg; als die niets anders te doen hebben, dan kun nen zij zich op een dergelijke wijze ten minste nog nut tig maken voor de gemeente. Maar toch acht hij het in elk geval te bejammeren, dat er niet meer personen zijn, die dit eereambt willen waarnemen. Echter gelooft hij niet dat het op den weg ligt van het gemeentebestuur om een dergelijk gemis aan liefde voor de gemeenschap, om iets gratis voor de gemeenschap te doen, aan te wakkeren, door daarvoor geld beschikbaar te stellen. Bovendien gelooft spreker dat het tegenwoordig niet de tijd is. Wel is het hier, waar het slechts 500.be treft, niet de moeite en past het niet om in dit op zicht van bezuiniging te spreken, maar toch gelooft spreker dat het thans niet de aangewezen tijd is, om uitgaven te beginnen, die tot nog toe niet zijn gedaan. Bovendien komt het spreker voor dat de argumentatie van Burgemeester en Wethouders niet geheel opgaat. Er wordt gesproken dat de vacature-Schoondermark nog nooit is vervuld, omdat men niet de geschikte personen bereid heeft kunnen vinden. Maar nu een kwartier ge leden is die vacature vervuld, zoodat dit argument fei telijk vervalt. De heer O. F. de Vries (wethouder)'t Had andersom moeten staan. De heer Westra meent op die gronden werkelijk niet met deze voordracht te kunnen meegaan en meent dat deze niet moet worden aangenomen. De heer Berghuis (wethouder) wou in de eerste plaats even een misverstand oplossen dat heerscht tus- schen den heer IJ. de Vries en den heer De Vos. De heer IJ. de Vries heeft niet begrepen wat de heer De Vos bedoelde. De heer De Vos heeft de functie van ambte naar van den burgerlijken stand reeds eenige jaren be langeloos vervuld, vandaar dat hij meer gevoelt voor een andere wijze van belooning voor de diensten, door den ambtenaar van den burgerlijken stand aan de gemeente betoond. Vandaar dat de heer De Vos in deze kwestie niets verder ziet dan een fooienstelsel. De heer De Vries kan in die kwestie vinden een vergoeding, maar de heer De Vos vindt dat ook heel goed. Dat is de kwestie niet, waarom het gaat bij den heer De Vos. Deze is ook voor stander van vergoeding voor het optreden van ambte naar van den burgerlijken stand, maar hij wil dat in een anderen vorm, in denzelfden geest als de heer M. Mo lenaar bespreekt, n.l. als vaste salarieering. Ook bij het college van Burgemeester en Wethouders heeft een vaste salarieering wel een onderwerp van bespreking uitge maakt. En als hier maar één ambtenaar van den bur gerlijken stand was, dan was het ook zeer zeker de be doeling van het college geweest om een vaste salariee ring aan den Raad voor te stellen. Maar er zijn meerdere ambtenaren. En om nu kwestie over al of niet optreden van den eenen of anderen ambtenaar op een zeker oogenblik te voorkomen, was aan deze voorgestelde be paling niet te ontkomen. Het zal bij de tegenwoordige ambtenaren niet voorkomen, maar de mogelijkheid be staat toch. Wanneer spreker b.v. ook ambtenaar werd, dan zou hij niet veel doen en toch streek hij zijn salaris als zoodanig op. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook als volgt geredeneerd Dit bedrag willen wij den Raad voorstellen te besteden voor de ambtenaren van den burgerlijken stand. Hoe is dit nu beter en billijker onder de ambtenaren te verdeelen, dan dat men zegt: we zullen het doen naar rato van het aantal huwelijken. Daarvoor is opgenomen het aantal huwelijken dat gemiddeld hier per jaar wordt gesloten en toen is gezegd dat per hu welijk een dergelijk bedrag zou worden betaald. Zoo doende is dit systeem ontstaan. Maar het moet niet be schouwd worden als een fooienstelsel. Het systeem is dat men zal betalen naar gelang van het optreden van de ambtenaren van den burgerlijken stand. Burgemees ter en Wethouders hopen dat ieder hunner zal optreden in gelijke mate, zoodat zij allen een gelijk deel van het salaris zullen ontvangen. Dit mede ter toelichting aan den heer Molenaar. De Voorzitter wil er nog aan toevoegen dat Burge meester en Wethouders na het aftreden van den heer Schoondermark ontzettend veel moeite hebben gedaan en aan alle kanten hebben gezocht om een ambtenaar van den burgerlijken stand te vinden. Dit is hun echter altijd mislukt. Zij hebben verschillende menschen ge vraagd, maar niemand wenschte het ambt te aanvaarden. Het is niet zoozeer eene kwestie van een vergoeding spreker gelooft niet dat de ambtenaren van den burger lijken stand met een vergoeding accoord gaan maar 't is meer een vergoeding voor de kosten, die de men schen hebben. De ambtenaar van den burgerlijken stand moet veel tijd beschikbaar stellen, moet dikwijls hier komen en moet er meer speciaal op gekleed gaan en nu meende het college dat hij het niet onaangenaam zal vinden, wanneer hij dat min of meer vergoed krijgt. Het is hier echter niet een kwestie van salarieering en ook niet een fooienkwestie. Daar is geen sprake van. Den heer IJ. de Vries komt het toch voor na de toe lichting van den heer Berghuis is het wel wat veran derd dat het beter is een jaarlijksche vergoeding uit te keeren. Spreker is daarom zoo vrij met den heer M. Molenaar dit voorstel in te dienen: „De ambtenaren van den burgerlijken stand ont vangen een jaarlijksche vergoeding van 150. De Voorzitter doet lecture van het amendement. De heer IJ. de Vries: Dan zal in elk geval dat fooien stelsel verdwijnen. De heer Berghuis (wethouder) heeft zoo meteen al laten weten dat dit eigenlijk ook de bedoeling van Bur Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. 211 gemeester en Wethouders is. Het komt waarschijnlijk eigenlijk practisch op 't zelfde neer. Maar toch wil spreker het voorstel-De Vries den Raad ontraden, want hij gelooft dat het voor de afdeeling „Burgerlijke Stand" veel moeilijkheden zal opleveren. Men krijgt dan zure gezichten van een van de ambtenaren, die altijd bereidwillig is, omdat een andere ambtenaar, die b.v. altijd uit de stad is, evengoed zijn geld opstrijkt. Daar krijgt men werkelijk moeilijkheden mee. Dan gevoelt spreker nog meer voor het systeem van één ambtenaar, die er voor betaald wordt. Maar ook dit geeft moeilijk heden, omdat vervanging steeds mogelijk moet blijven. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-IJ. de Vries-M. Molenaar wordt met 15 tegen 3 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Muller en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Dijkstra, Van der Werff, Tiemersma, Tulp, Koopal, Van Weideren baron Rengers, O. F. de Vries, Collet, De Boer, Berghuis, Westra, me vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Cohen en B. Molenaar. De heer De Vos verlaat tijdens de stemming, omdat hij meent zich van stemming te moeten onthouden, welke meening door den Voorzitter niet gedeeld wordt, de zaal. Ook bij de volgende stemming is de heer De Vos niet tegenwoordig. Het voorste! van Burgemeester en Wethouders wordt met 15 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Van der Werff, Tiemersma, M. Molenaar, Tulp, Koopal, Van Weideren baron Rengers, O. F. de Vries, Collet, Berghuis, me vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, B. Molenaar, Muller en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren De Boer, Westra en Oos terhoff. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de wijziging en de samenstel ling der z.g. Hoogere Schoonheidscommissie (commissie ex. art. 70 der Bouwverordening). Dit voorstel luidt als volgt: Gelijk U bekend is, geschiedt de aanwijzing der drie vereenigingen, die ieder uit haar midden een lid der commissie van beroep, bedoeld bij artikel 70 der Bouw verordening (de z.g. hoogere schoonheidscommissie) benoemen, bij raadsbesluit. Indertijd zijn hiervoor aan gewezen de Bond Heemschut, de Maatschappij tot Be vordering der Bouwkunst en de Bond van Nederlandsche Architecten, welke dan ook alle een lid hebben benoemd. De commissie heeft ons nu bij brief van 12 Mei 1.1. me degedeeld, dat tusschen de twee laatste vereenigingen een fusie tot stand gekomen is, zoodat eene nieuwe vereeniging moet worden aangewezen. Waar een der leden, de heer Jos. Ingenohl, aangewezen door den Bond van Architecten, is afgetreden, lag het voor de hand den vertegenwoordiger van de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst te beschouwen als het lid benoemd door de gefuseerde vereeniging „Maatschappij tot Bevorde ring der Bouwkunst, Bond van Nederlandsche Archi tecten". Dat wij den heer Ingenohl bij zijne uittreding den oprechten dank der gemeente voor zijne belange- looze medewerking hebben betuigd, zal zeker Uwe volle instemming hebben. De vereeniging welke o. i. thans in aanmerking komt, door den Raad te worden aangewezen als derde, is Architectura et Amicitia te Amsterdam. Wij hebben gemeend goed te doen, alvorens met een voorstel in dien zin tot U te komen, deze vereeniging vooraf te vragen of eene eventueele benoeming door haar aanvaard zou worden hierop mochten wij een toestemmend antwoord ontvangen. Teneinde vast te stellen, dat ook de gefuseerde vereeniging wettelijk is aangewezen, hebben wij de eer U voor te stellen te be sluiten: als vereenigingen, bedoeld in artikel 70 der Bouwver ordening, aan te wijzen naast den Bond Heemschut lste. de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, Bond van Nederlandsche Architecten en 2de. de Ver eeniging Architectura et Amicitia, alle te Amsterdam. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om eenige eigendommen uit het grondbe drijf te nemen. Dit voorstel luidt als volgt: Toen indertijd onderscheidene onroerende eigendom men der gemeente in het gemeentelijk grondbedrijf werden ingebracht, behoorden daartoe ook de herberg de Bleek c.a. en drie daarbij gelegen kleine woningen, de villa Baens-ein en het koetshuis met woning bij die villa behoorende. Op het tijdstip van de inbrenging behoorden bij de herberg en gemeld koetshuis, gronden en landerijen voor exploitatie bestemd en deze werden dus terecht gerekend te behooren tot het grondbedrijf. Thans is dit veranderd. Bij „de Bleek" behoort evenals bij de villa en het koetshuis Baens-ein geen noemenswaardige oppervlakte open terrein meer. Het zijn woningen zon der meer. Om deze reden is het gewenscht om deze gebouwen op te nemen in het Woningbedrijf. Om daar toe te geraken, is een besluit van Uwe Vergadering noodig, teneinde de perceelen aan het grondbedrijf te onttrekken. Voorts zijn in het grondbedrijf gebracht een perceel grond bij den Foppeweg, kadastraal bekend in sectie G no. 8245, alsmede een perceel grond aan de Fontein straat, kadastraal bekend in sectie D no. 1717 (no. 1009 oud). Het eerstgenoemde perceel wordt geheel, het laatst genoemde, op een strook van 30 M. diepte langs de Fonteinstraat na, als sportterrein gebruikt. De bestemming van de genoemde perceelen heeft dus verandering ondergaan en daarom is het gewenscht om ook deze perceelen aan het grondbedrijf te onttrekken en de exploitatie daarvan rechtstreeks door de gemeente te doen geschieden. Wij hebben alzoo de eer U voor te stellen te besluiten: A. aan het gemeentelijk grondbedrijf te onttrekken de perceelen: 1°. herberg „de Bleek c.a." zijnde een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 2589; 2°. de woningen, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie F nos. 2588, 1295 en 1294; 3°. de villa Baens-Ein met tuin, zijnde een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeu warden, Sectie D no. 1391; 4°. het koetshuis met woning, schuur en erf aan den Harlingerstraatweg bij voormelde villa, zijnde een ge deelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 1722 (oud 1392); 5°. het perceel grond bij den Poppeweg kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie G no. 8245, thans gebruikt als sportterrein; 6°. een gedeelte van het perceel grond aan de Fon teinstraat, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie D no. 1717 (oud no. 1009), voorzoover gebruikt als sportterrein;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 4