216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. brengen mee gewoon subsidie te geven en er verder niet aan te doen. De heer IJ. de Vries wil alleen even zijn stem moti- veeren. De heer De Boer heeft gezegd dat het in het belang van de school is als de gemeente betaalt. Spreker geiooft dat dit niet waar is, het is in het belang van de leeraren. Men moet leeraren en school niet vereenzel vigen. Tot een school behoort meer dan het gebouw en de leeraren. Heeft men geen gebouw, dan kan men geen onderwijs geven en behoeft men de leeraren ook niet. F.n zijn er geen leerlingen, dan heeft men ook geen school. Het spijt spreker verschrikkelijk dat de leeraren de opgewekte verwachtingen niet vervuld krijgen, maar hij heeft niet de vrijmoedigheid ofschoon het hem spijt om de belastingcenten van de burgerij uit te betalen voor salarissen, waarvoor de gemeente niet staat. De Voorzitter is het in zooverre met den heer Ooster- hoff eens, dat de provincie net zoo min als de gemeente tot betaling verplicht is. Daarmee is spreker het volko men eens. Maar waar de gemeente al zooveel heeft bij betaald, daar heeft de provincie, laten het dan niet wet telijke plichten zijn, toch ook moreele plichten voor haar leerlingen uit de provincie, vooral waar het Rijk wei gert. Maar het gaat niet aan dit is spreker volkomen eens met den heer IJ. de Vries dat de gemeente, waar het Rijk weigert, haar belastinggeld hiervoor zal besteden. De heer De Boer merkt op dat de Voorzitter heeft gewezen op de verhoogde subsidies, welke de gemeente geeft. Spreker heeft dat ook niet bestreden. Hij heeft ook niet gezegd dat de gemeente de verplichting heeft deze uitbetaling te doen. Dat heeft hij niet laten uit komen. Maar de kwestie is deze: de leeraren hebben een zeker recht gekregen op salaris en een school heeft geen andere inkomsten dan de inkomsten welke haar verschaft worden door de openbare lichamen. En nu staat men in laatste instantie voor de vraag: wie zal het tekort dekken, de leeraren of de gemeente? Naast dit verhoogde subsidie staan toch ook zeer zeker verhoogde kosten voor de andere scholen, als Middelbare Meisjesschool en gymnasium. Ook daar voor moet men thans veel meer kosten voteeren. En ook dat deel van het onderwijs is bestemd voor leer lingen van buiten. En ook een deel van die meerdere kosten vloeien voort uit eenzelfde regeling, waarbij de salarissen der leeraren zijn verhoogd, van denzelfden Minister. Tegen die salarisverhooging is hier echter geen enkel woord van protest gehoord. Hier is wel ge zegd: de Minister heeft klakkeloos deze salarissen ver hoogd, maar over die andere salarissen is geen enkel woord gesproken. Spreker handhaaft dan ook zijn standpunt. Spreker moet nog zijn verwondering uitspreken over den heer IJ. de Vries, die hem een lesje geeft wat een school is. De heer De Vries zegt: dat zijn niet alleen de leeraren, maar ook het gebouw enz. Sprekèr wil dit zeggen, dat, als de leeraren hun geld niet krijgen, het gebouw daar niet erg over zal treuren, dat zal er wel ongevoelig voor zijn. Maar spreker is van meening dat, als de leeraren het voorgestelde salaris niet krijgen, dit dan niet in het belang is van het onderwijs en ook niet in het belang van de gemeente Leeuwarden. Spreker meent dat de Raad deze salarissen gerust uit de be lastinggelden beschikbaar kan stellen. De heer Oosterhoff wil nog even wijzen op een be paalde onjuistheid in de redeneering van den heer De Boer. Deze heeft als voorbeeld aangehaald de ver hoogde salarissen van de leeraren aan het gymnasium, „waartegen hier geen enkel woord van protest is ge hoord". Maar de heer De Boer vergeet daarbij één ding, n.l. dat die salarissen wettelijk zijn voorgeschreven, zoodat men ten aanzien daarvan eenvoudig te doen heeft wat de wet bepaalt, terwijl dat bij de salarissen de.r leeraren bij het vakonderwijs absoluut niet het geval is. De inspecteur zegt zelfs uitdrukkelijk, dat geen school meer salaris mag uitbetalen dan zij heeft. Nu zit daar een groote onbillijkheid in dit weet spreker wel dat men eerst de meening verspreidt dat de leeraren een zeker salaris krijgen en dat hieraan later niet kan worden voldaan, maar uit een en ander blijkt toch wel dat beide gevallen absoluut niet met elkander vergelijk baar zijn. Het eene salaris is bij de wet geregeld en het andere niet, daarom wordt zelfs door den inspecteur gezegd dat men het in bepaalde gevallen niet mag uit- keeren. Zoodat tusschen die twee regelingen hier geen vergelijking kan worden getrokken. De Voorzitter wil het prae-advies in stemming brengen. De heer De Boer vraagt of daarbij aan zijn straks gestelde vraag wordt voldaan. De Voorzitter: Aan welke vraag, mijnheer De Boer? De heer De Boer: Dat, als het prae-advies van Bur gemeester en Wethouders wordt verworpen, dan is aangenomen, dat de gemeente het tekort dekt. De Voorzitter: Ja, dat is mijn opvatting. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 11 tegen 8 stemmen verworpen, waaruit de conclusie wordt getrokken dat aan het Bestuur van de Vereeniging voor Middelbaar technisch- en ambachtsonderwijs wel het gevraagde geld zal worden uitgekeerd. Vóór het voorstel stemmen: de heeren Van der Werff, Tulp, Van Weideren baron Rengers, Berghuis, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Cohen en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren De Vos, Dijkstra, Tie- mersma, M. Molenaar, Koopal, O. F .de Vries, Collet, De Boer, Westra, B. Molenaar en Muller. 13 (Agenda no. 14). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening, regelende de politie op de openbare vermakelijkheden en plaatsen van vereeniging (bijlage no. 30). De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Sinds deze ver ordening is gemaakt, is gebleken dat de verordening niet is geredigeerd, zooals oorspronkelijk de bedoeling is geweest. Zooals men zich herinneren zal uit mijn toelichting, was het de bedoeling, dat voor aparte kindervoorstellingen de films zouden worden gekeurd door een door den Burgemeester aan te wijzen com missie. Achteraf is echter gebleken dat de redactie van het betreffende artikel niet is geweest, zooals de be doeling was. Er staat: „Het is verboden tot openbare bioscoopvoorstel lingen kinderen toe te laten beneden den leeftijd van achttien jaar. Dit verbod is niet van toepassing voor zoover daarvan door den Burgemeester ontheffing is ver leend, op grond dat een door hem te benoemen com missie de in een bepaalde voorstelling te vertoonen films heeft verklaard te zijn goed en geschikt voor kinderen". Indertijd is het de bedoeling geweest dat in bepaalde voorstellingen zouden worden vertoond films voor kin deren en dat dit zouden zijn kindervoorstellingen. In Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1922. 217 de practijk is echter gebleken dat het artikel zoo niet is doorgevoerd. De films worden gekeurd, zij worden in avondvoorstellingen gegeven en deze zijn toegankelijk voor kinderen boven 14 jaar. De bioscoopdirecteuren komen nu met een plan om de gelegenheid tot toelating van kinderen te verruimen. Maar zooals U allen wel uit mijn toelichting zult hebben gehoord, zal ik de laatste zijn, die daarin kan meegaan, omdat de verordening al niet wordt toegepast, zooals de bedoeling is geweest. Ik zou dan ook willen voorstellen, als het niet al te bezwaarlijk is, dit punt aan te houden tot de volgende vergadering, opdat kan worden nagegaan, hoe precies de verordening moet worden geredigeerd om tegemoet te komen aan de toelichting en de bedoeling, die hier indertijd geweest is. De heer M. Molenaar komt ook wel eens in de bios coop en behoort niet tot die menschen, die dat te voren al erg minderwaardig achten. Hij meent dat er in de voorstellingen een zeer opvoedkundige waarde kan zitten, ook voor kinderen. Hij is er echter met mevrouw Buisman op tegen dat de gelegenheid voor kinderen wordt verruimd, maar meent dat de keuring zoo streng mogelijk moet worden gehouden. Spreker betwijfelt echter of dat hier wel het geval is. Hij heeft wel eens een film gezien, die van twijfelachtig gehalte was en waarvan hij tot zijn verbazing zag dat ze toegankelijk was voor kinderen, terwijl daarentegen een andere film, die werkelijk goed was zooals on langs „Het oude nest", waarin de ouderliefde wordt aangekweekt niet voor kinderen toegankelijk was. Toch was dit een heele mooie film. Spreker zou de vraag willen stellen: Hoe is de com missie samengesteld, komt daar wel eens verandering in? Is het ook mogelijk dat, doordat de leden zoo lang zitting hebben, zij op den langen duur meegaan met de strekking der films en op den duur wat door de vingers gaan kijken? Hij meent dat dit niet wenschelijk is. Spreker weet absoluut niet, wie er in de commissie zitting hebben, is dus* in dit geval zeer onpersoonlijk. Spreker kan meegaan met het voorstel van mevrouw Buisman om deze zaak aan te houden. Ook hij heeft niet veel gelegenheid gehad om deze kwestie goed te bekijken en dan zal men met elkaar kunnen overleggen, welke de beste weg is om aan de bezwaren tegemoet te komen. De Voorzitter kan den heer Molenaar meedeelen dat de Burgemeester persoonlijk de leden der commissie benoemt. Wie er precies in zitten, kan spreker ook niet zeggen, maar wel weet hij dat de commissie vaak ver wisselt. Spreker vraagt of de Raad zich kan vereenigen met het voorstel-Buisman-M. Molenaar om deze zaak aan te houden. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden. 14 (Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening op den Dienst der Arbeidsbemiddeling en Werkloosheids verzekering (bijlage no. 28). De beraadslagingen worden geopend. De heer Koopal leest in artikel 2 der verordening: „De voorzitter en plaatsvervangende voorzitter mogen geen van beiden werkgever of werkman zijn. Zij worden door den Raad benoemd op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders en ontslagen. De overige leden worden door Burgemeester en Wethouders benoemd en ontslagen." Het komt spreker vreemd voor dat de overige leden niet door den Raad worden benoemd. Hij meende dat alle commissies door den Raad worden benoemd en hij meende ook dat dit werkelijk een belangrijke commissie is, zoodat deze zeker wel door den Raad mag worden benoemd. Naar aanleiding daarvan zou hij dan ook een amendement willen voorstellen dat luidt als volgt: „Ondergeteekende stelt voor om de 7e alinea van art. 2 te lezen als volgt: De overige leden worden eveneens door den Raad benoemd enz." De Voorzitter doet lecture van het amendement dat door den heer Koopal is ingediend. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil wel een uit eenzetting geven hoe Burgemeester en Wethouders tot dit voorstel zijn gekomen en waarom het artikel zoo is geredigeerd. Oorspronkelijk waren hier 2 commissies: een commissie voor de arbeidsbemiddeling, waarvan de leden, op voordracht van Burgemeester en Wet houders en na ingewonnen advies van de organisaties en Kamer van Arbeid, door den Raad werden benoemd en een commissie van advies voor Burgemeester en Wethouders voor de werkloosheidsverzekering. Deze laatste commissie werd, omdat zij een commissie van advies was en tot taak had Burgemeester en Wethou ders inlichtingen te verschaffen over de werkloosheids verzekering, door Burgemeester en Wethouders be noemd. Nu deze twee commissies bij een vorig raads besluit zijn gefusionneerd, hebben Burgemeester en Wet houders na rijp beraad gezegd: de twee commissies, waarvan de benoeming verschillend was, omdat de eene door den Raad en de andere door Burgemeester en Wethouders werd benoemd, is nu één geworden; omdat de nieuwe commissie daaruit is samengesteld, is het 't beste, dat wordt besloten, dat de voorzitter en plaats vervangende voorzitter door den Raad en de overige leden, op voordracht van 17 aangesloten vakverenigin gen, door Burgemeester en Wethouders worden be noemd. Nu is dit niet zoo'n heel groote kwestie, maar het college staat er toch plotseling voor. Daarom zou spre ker er voor wezen, waar dit punt in het college ook een punt van breede bespreking heeft uitgemaakt, dat dit artikel eerst nog eens in de vergadering van Burge meester en Wethouders wordt besproken en dat het daarom zoolang werd aangehouden. In de volgende ver gadering kan men er dan over spreken. Spreker wil echter voorstellen alleen artikel 2 aan te houden en over de andere artikelen der verordening wel te laten stem men, omdat verschillende verordeningen op deze wach ten. Deze kunnen dan in dien tijd worden klaargemaakt. De heer Koopal heeft daar geen bezwaar tegen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot intrekking van de Verordening voor de Arbeidsbeurs. De artt. der Verordening op den Dienst der Arbeids bemiddeling en Werkloosheidsverzekering worden ach tereenvolgens onveranderd vastgesteld, uitgezonderd de eerste zin der 7e alinea van art. 2, welk onderdeel in verband met het amendement-Koopal wordt aange houden. De vaststelling der geheele verordening wordt, in verband met de aanhouding van een deel van artikel 2, aangehouden. 15 (Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een subsidie aan het Nieuwe Stadsweeshuis tot dekking van het tekort over den dienst 1920. Dit voorstel luidt als volgt:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 7