254 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 September 1922. 15 (Aan de agenda toegevoegd als no. 15a). Voor stel van Burgemeester enWethouders tot wijziging der gemeente-begrootingen die van het bedrijf der gemeente werken, beide dienst 1922. (Het voorstel heeft wel ter visie gelegen, doch staat niet op de agenda). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 16. (Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening, houdende verbod van den verkoop van sterken drank in het klein op Zondagen en Christelijke feestdagen (bijlage no. 32). De Voorzitter memoreert dat straks is meegedeeld tmededeelingen sub 9) een adres van de Vereeniging Plaatselijk Belang voor hotel- en koffiehuisbedrijven alhier, welk adres bij dit punt zou worden behandeld, omdat daarin dezelfde zaak wordt besproken. Het adres komt hierop neer: om het tapverbod in zijn geheel op te heffen of wel een voorstel tot opheffing aan te houden tot in overleg met de vereeniging een regeling ter be teugeling van het drankmisbruik zal zijn ontworpen. Spreker deelt mede dat de heer Dijkstra voorstelt dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Vos zou dan liever dit nieuwe adres nog 14 dagen aanhouden, opdat de raadsleden de strekking daarvan kunnen bestudeeren. Om het nu maar even voor kennisgeving aan te nemen, acht spreker wat sterk. De Voorzitter: U doet dus een voorstel tot aanhou ding? De heer De Vos: Ja. De beraadslagingen over het adres worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten het adres 14 dagen aan te houden. De heer Jansen wou zeggen of op dit adres niet spoediger een antwoord kan worden gegeven. Hij ge looft dat de strekking genoeg bekend is: de hotel- en vergunninghouders willen de heele verordening in de papiermand stoppen. Maar de Raad heeft al eenige malen in principe verklaard dat niet te willen. Het be treft hier een kleine redactiewijziging, maar spreker gelooft dat de zaak, waar het om gaat, geheel buiten die redactiewijziging staat. Hij gelooft dat het te veel eer is voor de tegenstanders om deze zaak nog 14 dagen te verschuiven. De Voorzitter wil niet in de rede vallen, maar wil den heer Jansen toch opmerken dat de kwestie al was aan genomen, om het adres 14 dagen aan te houden, toen de heer Jansen het woord vroeg. Spreker wil nog wel het voorstel, om het adres direct te behandelen, in stem ming brengen, maar eigenlijk was het al aangenomen. Spreker heeft gevraagd: wenscht een van de leden stemming om het adres 14 dagen aan te houden?, en toen gezegd: dan is het aangehouden. Daarna vroeg de heer Jansen het woord. De heer Jansen: Ik meen juist dat Uw vraag was: wenscht een van de leden stemming over het voorstel- Dijkstra? De Voorzitter: Wilt U over dat voorstel stemmen? De heer Jansen heeft absoluut geen bezwaar om het adres 14 dagen aan te houden. Maar de verordening zou hij niet 14 dagen willen aanhouden. De Voorzitter: Daar is nog geen woord over ge sproken. Aan de orde is de wijziging der verordening. De beraadslagingen worden geopend. De heer Westra wil een enkele opmerking maken en wel deze. Het betreft hier een verordening, die is ont staan door de spitsvondige uitlegging van een wets artikel. De wet is hier gebruikt voor een doel, waar voor zij oorspronkelijk niet bestemd was en misschien dat men daardoor nu herhaaldelijk, als een vloek, die spitsvondigheid tegen zichzelf ziet uitgespeeld. AAen tracht nu op allerlei spitsvondige manieren de verorde ning weer te niet te doen, zelfs hebben we in de krant kunnen lezen dat het verschil tusschen de Siegenbeek- sche spelling en de spelling van De Vries en Te Winkel er bij te pas is gebracht. Spreker gelooft ook dat men met de wijziging die vandaag zal worden aangebracht, niet het eind der ge schiedenis zal beleven. Want hij gelooft dat er al weer een ander addertje schuilt onder 't gras en wel in dit opzicht dat hij gelooft, dat later de rechterlijke macht, op grond juist van de ministerieele aanschrijving, om zich daarnaar te voegen, zal willen concludeeren dat de verordening eigenlijk allen rechtsgrond mist. Dit is maar een kleine waarschuwing aan de voorstanders. Spreker zelf is geen voorstander en hij acht zich dan ook niet geroepen er aan mee te werken om de verordening aan een weldadigen dood te onttrekken. Hij zal er zich tegen verklaren, omdat hij het beter vindt dat er een vernietiging van de Kroon op komt. De heer De Boer: Den kantonrechter wegjagen, dat is beter! De heer Jansen zal zijn stem geven aan dit voorstel tot wijziging, omdat deze verordening hem zeer sym pathiek is en hij niet wenscht dat zij ter vernietiging wordt voorgedragen. Spreker heeft er met den heer Westra over gesproken, maar kan niet zien, welke adder hier onder 't gras schuilt. Waar de Minister den Raad juist voor de keus heeft gesteld, dat aan logeergasten alcoholische dranken mogen worden verkocht, of dat de verordening zal worden vernietigd, meent spreker van 2 kwaden het beste te moeten kiezen, waarom hij zijn stem aan dit voorstel zal geven. De heer Fransen zal tegen het voorstel stemmen, omdat hij niet wil meewerken aan verslechtering van een verordening. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 20 tegen 2 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Oosterhoff, O. F. de Vries, Van der Werff, Cohen, Koopal, Lautenbach, Dijkstra, Tiemersma, De Vos, Dijstra, Berghuis, Jansen, IJ. de Vries, Tulp, Collet, B. Molenaar, De Boer, Zand- stra en Muller. Tegen stemmen: de heeren Fransen en Westra. 17 (Agenda no. 17). Motie van het lid, den heer K. de Boer, betreffende den toestand aan school no. 10c en het bouwen van een nieuwe school. Deze motie luidt als volgt: De Raad, van oordeel dat de toestand aan school 10c geen oogenblik mag worden bestendigd, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 September 1922. 255 noodigt Burgemeester en Wethouders uit voor deze kinderen andere plaatsing te zoeken en zoo spoedig mogelijk tot bouw van de benoodigde schoolruimte over te gaan. De beraadslagingen worden geopend. De heer Fransen zal er niet veel over zeggen maar wil toch nog een enkel woord in 't midden brengen. Toen in de vorige vergadering de heer De Boer hier de zaak naar voren bracht en hij een uitleg van den toe stand gaf van dien aard, als zou er geen steen en geen stuk hout goed zijn, was het voor de andere leden moei lijk daarover te oordeelen. Spreker was in jaren niet in het gebouw geweest, als jongen heeft hij er op school gegaan en hij vond nu den toestand nog precies gelijk als toen hij als jongen de school bezocht. En al is die toestand dan niet ideaal te noemen, de heer De Boer heeft toch schromelijk overdreven. De heer De Boer heeft gesproken over trappen, die 60 c.M. breed waren, maar die daar absoluut niet bestaan. De trappen zijn 95 c.M. breed en met een flinke leuning er naast. Dan heeft de heer De Boer gesproken over een schotje naast het trapgat. Dit had wel wat hooger kunnen zijn, maar het is in elk geval veel hooger dan de leuning zelf. Dan is gezegd dat in de schoollokalen de vloeren bewegen en de ramen trillen als men door de lokalen loopt. Maar dat heeft men bij groote vertrekken in groote gebouwen altijd; in „het blanke ruim" hier trillen ook de glazen als men flink over den vloer loopt. Wat de heer De Boer van het gebouw heeft gezegd, is dan ook werkelijk schromelijk overdreven geweest. De heer Tulp (wethouder) merkt op dat, hetgeen de heer Fransen thans in 't midden brengt, ook den vorigen keer direct door hem is gezegd: dat de bezwaren over dreven zijn, alhoewel de toestand niet ideaal is. Spreker meent dat de heer De Boer heeft gesproken van trappen van 85 c.M. breedte en niet van 60 c.M. Maar het heeft hem wel gefrappeerd dat het schotje eigenlijk niet ge vaarlijk is voor jongens van 11-13 jaar. Dat is het voor groote menschen wel, maar voor kinderen van den leerplichtigen leeftijd niet. Op spreker maakte het al thans niet dien indruk. De heer Muller heeft den vorigen keer gesproken dat verwarming absoluut niet kan plaats hebben. Spreker kan echter verklaren dat in alle lokalen kan worden ge stookt, behalve in één lokaal, dat is gesplitst in 2 deelen. Maar ook daarin zou kunnen worden voorzien. Dan kan spreker meedeelen dat Burgemeester en Wethouders, naar aanleiding van het in de vorige ver gadering gesprokene in den Raad, zich onmiddellijk hebben vervoegd bij den inspecteur. De zaak is in de pers verkeerd voorgesteld. Burgemeester en Wethouders hebben indertijd reeds direct, voordat deze school be volkt was, een andere plaats voor de kinderen gezocht, maar alleen op grond van het feit dat de inspecteur het weigerde, zijn ze daar geplaatst. Maar toen het college den inspecteur in kennis had gesteld met de bezwaren, die hier naar voren zijn gekomen, heeft deze geantwoord dat hij ook niet alleen de verantwoording voor het brandgevaar wilde dragen. Daarop hebben Burge meester en Wethouders terstond besloten tot over plaatsing van de kinderen, wat dan ook zoo spoedig mogelijk is gebeurd. De heer IJ. de Vries heeft ook den vorigen keer ten aanzien van de motie-De Boer gezegd, dat hij in de on mogelijkheid verkeerde om voor of tegen te stemmen, voordat hij van den toestand kennis had genomen. De Voorzitter heeft dat toen ook onmiddellijk toegegeven. Spreker heeft er zich nu over verwonderd dat Burge meester en Wethouders dezer dagen, naar aanleiding van de actie, die op touw is gezet, de leerlingen hebben verplaatst en de school hebben gesloten. Want ook spreker moet tegeven, dat de heer De Boer heeft over dreven. Hij acht dit ook in den modernen tijd geen ideale school, maar zij zou misschien nog wel voor een half jaar kunnen blijven bestendigd, althans wel voor het zomerhalfjaar. Voor het winterhalfjaar wil spreker niet ontkennen dat het gevaarlijk is; als er brand ont stond, zou er zeker voor enkele leerlingen moeilijk ge legenheid zijn om te ontkomen. De heer De Boer heeft gesproken over de uitgangen, maar zal toch niet ontkennen dat de school jaren is ge bruikt met deze trappen. En dan wil spreker er op wijzen dat, als dat nu onmogelijk is, dat dan voor 60 jaar ook onmogelijk was. Dat is dan ook een van de dingen, die de heer De Boer heeft overdreven. Spreker sprak dezer dagen nog toevallig iemand, wiens broer daar den dood heeft gevonden. Maar men kon daar niets tegen doen; de jongen gleed langs de leuning, die glad is en is toen van de trap gevallen. Wanneer de school gelijkvloers was had spreker er heelemaal geen bezwaar tegen ze tijdelijk te gebruiken. In dezen modernen tijd denkt men echter dat zooiets niet wenschelijk meer is: vraagt men voor vast, terecht iets beters. Maar spreker zegt nogmaals dat dit alles een gevolg is van iets, dat is ingevoerd, voor men er vol komen klaar voor was. De heer Visser wou naar aanleiding van wat de wet houder van Onderwijs naar voren heeft gebracht een vraag stellen. Hij weet niet of hij goed heeft gehoord, maar heeft begrepen, dat de meening van den inspecteur in eerste instantie was, dat de school wel geschikt was en dat de inspecteur heeft geweigerd, toen het col lege kwam met andere voorstellen, om de kinderen over andere scholen te distribueeren, terwijl zich nu het eigen aardige verschijnsel voordoet dat, als in den Raad een andere meening wordt verkondigd als van den betrokken inspecteur, die door den wethouder is genoemd, dan ook later door dien inspecteur anders wordt geoordeeld. Daarin zit voor spreker iets raadselachtigs. Veronderstel dat iemand straks in den Raad zegt: dit en dat deugt niet, zal dan ook de betrokken ambtenaar zeggen: ik wijzig mijn meening? Dit is wel een vreemde zaak en 't benieuwt spreker wel eenigszins. De wethouder deelt de zaak zoo mede: wij wilden wel, maar de inspecteur wou niet. Wat is dat dan voor een inspecteur die op de meening van enkele raadsleden dat is toch wel vreemd zijn meening ook maar wijzigt? Dat motief heeft voor spreker geen waarde. De heer De Vos is ook in de gelegenheid geweest de school van onder tot boven te bezien. Toevallig kwam hij den Secretaris en twee wethouders tegen en zij sa men hebben de school van alle kanten bekeken. Maar spreker heeft niet kunnen inzien dat de school nu ineens moest worden gesloten. Spreker was er den eenen dag en den anderen dag stond al in de krant dat de school gesloten was. Spreker gelooft dat zijn medebezoekers en hij het met elkaar eens waren dat de school absoluut niet van dien aard was en ook niet dat dit gevaar be staat, dat men de school ineens moest sluiten en de kinderen moest onderbrengen op plaatsen, waar zij misschien veel benauwder zitten dan in de lokalen van deze school, die men moest sluiten. Spreker zou nu dit willen vragen. Hebben Burge meester en Wethouders het recht om te sluiten, is dat recht aan Burgemeester en Wethouders of is dat aan den Raad? Of is het sluiten in een anderen vorm ver kregen doordat Burgemeester en Wethouders hebben gezegd dat, nu zij andere schoolruimte hebben, zij deze school wel kunnen sluiten? Spreker gelooft dat het sluiten eener school niet behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders en zou daarover graag worden ingelicht. De heer Tulp (wethouder) kan den heer Visser ant-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 8