256 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 September 1922. woorden dat de inspecteur en hij eerst de school hebben bezien uit een oogpunt van onderwijs, waarbij het hun toen niet heeft gefrappeerd dat de school zoo'n groot brandgevaar opleverde. Nu echter verschillende leden zoo ernstig wezen op het bezwaar van het brandgevaar, hebben Burgemeester en Wethouders gevoeld dat daarin een grond van waarheid zat. De andere bezwaren heeft spreker persoonlijk niet kunnen deelen, maar het brand gevaar heeft hij niet van zich kunnen afzetten; als er een paniek kwam dan was het inderdaad een gevaarlijke toestand. De inspetcteur heeft te kennen gegeven dat hij daaraan vroeger zoozeer niet heeft gedacht, maar nu Burgemeester en Wethouders hem er attent op maak ten, wilde hij de verantwoording niet langer dragen en heeft hij toegestemd de kinderen zoo spoedig mogelijk in de twee andere scholen te plaatsen. De heer De Vos heeft betrekkelijk gelijk; Burge meester en Wethouders hebben niet het recht een school te sluiten. Maar dit is geen school, dit zijn hulplokalen. De heer De Vos: Is dat dan geen school? De heer Tulp (wethouder): Wel tijdelijk. Maar de kinderen zijn nu ondergebracht in de nieuwe lokalen van school 14, waar alles uitstekend in orde is. De heer Visser wil nog deze vraag stellen: Als de zaak de vorige vergadering niet aan de orde was ge komen, zou dan de school ook gesloten zijn? Komt men nu pas op het brandgevaar, omdat dit in den Raad naar voren is gekomen? De inspecteur wijzigt zijn meening toch in verband met wat hier is gelanceerd. In verband met een en ander stelt spreker de vraag Waarom is die school nu gesloten, omdat het punt in den Raad is geweest, omdat de school niet deugt, of niet? Was de school bruikbaar voor het onderwijs, dan had men ze niet mogen sluiten, 't Is wel een heel eigenaardige gang van zaken, zooals nu passeert. De heer IJ. de Vries heeft in eerste instantie nog iets vergeten, n.l. om over de motie-De Boer zelf te spreken. In die motie wordt verzocht de school te sluiten. Dat gedeelte is nu feitelijk overbodig geworden. Maar de heer De Boer vraagt meer, n.l. het bouwen van nieuwe schoolruimte. Nu stelt spreker zich voor dat, als de heer De Boer die motie niet intrekt, daar dan zoo meteen over gestemd moet worden. Nu doet zich daarbij een zeer groote moeilijkheid voor. Gezien den toestand van school 10c zou spreker geneigd zijn te stemmen voor het bouwen van een nieuwe school. Maar waar de Raad in portefeuille heeft een aanvraag voor een neutrale bij zondere school en aan aanvraag voor een Nederlandsch Hervormde school en waar spreker weet dat door die Nederlandsch Hervormde school de openbare school een 100 a 150 leerlingen zal verliezen, daar is het voor spreker een groote vraag of men in dezen toestand over de motie kan stemmen. Het komt hem voor dat het thans niet mogelijk is een besluit te nemen of men een nieuwe school zal bouwen ,ja of neen, maar dat, het eene in combinatie gebracht met het andere, misschien beter een besluit kan vallen b.v. over een half jaar. De heer Dijstra zal over het sluiten der school niet spreken, die kwestie is afgedaan. Maar ten aanzien van het laatste deel van de motie van den heer De Boer, om een nieuwe school te bouwen, lijkt het spreker een onmogelijke zaak om daarover thans te beslissen. Voor dat daarover een besluit kan vallen, moet de Raad eerst een zuivere kennis hebben van het terrein, hoe de zaak precies zit en wat het college wil doen. Spreker zou zeggen dat de Raad over dat deel van de motie prae- advies moet hebben, opdat hij een breedere toelichting krijgt over deze inderdaad zeer belangrijke zaak. De heer Fransen gelooft niet dat het de bedoeling van den heer De Boer is om stemming te vragen over het tweede deel van zijn motie. De heer De Boer heeft straks een aantal vragen bij Burgemeester en Wethou ders ingediend; als die eens onder de oogen worden gezien, dan heeft de Raad gelegenheid om te beoor- deelen of er nog bouw van een nieuwe school moet plaats hebben. De motie staat heelemaal in verband met de vraag van den heer De Boer. De heer De Boer: Ik wil in de allereerste plaats het college van Burgemeester en Wethouders dank zeggen, dat zij gehoor hebben gegeven aan mijn waarschuwing in de vorige raadsvergadering en het schoolgebouw hebben gesloten. Ik gun daarbij aan de heeren van de overzijde de pret om deze vergadering te vertellen, dat ik sterk overdreven heb. Ik heb mijn doel bereikt, het gevaar voor de kinderen is afgewend. Ik wil hier echter nog twee opmerkingen aan vastknoopen. De eerste op merking is deze. Aan al de heeren, die de school hebben bezien en die meenen, dat ik overdreven heb, zou ik willen vragen: Als gevraagd werd op de bovenste ver dieping van die school de een of andere industrie te vestigen en aan de trappen en portalen werd niets ver anderd, maar die zou men laten zooals ze zijn, of de heeren meenen dat de arbeidsinspecteur dan vergunning zou geven om die industrie daar uit te oefenen? De heer Fransen: Tijdelijk wel. De heer De Boer: Absoluut onmogelijk! Maar de genen, die dat zeggen, zouden zichzelf bestrijden, als ze anders zeiden en dat kan natuurlijk niet. Maar als de heeren meenen dat die school geschikt is en gebruikt kan worden voor het geven van onderwijs, dan kunnen ze haar krijgenMaar ik zal er niet voor stem men. De heer Fransen: Zoo, hoe krijgen wij ze dan? De heer De Boer: Ik geloof, dat de heer Fransen op het oogenblik toch het overzicht over de verhoudingen heeft verloren. Er zijn altijd nog meer aan dien kant dan aan dezen kant. Dan zal men ze dus kunnen nemen. Dan is door den heer IJ. de Vries gezegd dat er een aanvraag is voor een nieuwe neutrale school en een voor een nieuwe hervormde school en dat daardoor naar zijn meening een 150 kinderen aan de openbare school zouden worden onttrokken. We weten daar op het oogenblik nog niets van. Maar we mogen het ook niet daarheen leiden, dat de kinderen van de openbare scho len worden verdreven, omdat er op de openbare scholen geen geschikte schoolruimte meer is. Als de kinderen naar een andere school gaan, dan moet men dit uit principe doen. De heeren van de overzijde zullen ook wel niet bedoelen, dat de kinderen naar hun scholen gaan, omdat er geen ruimte is op de openbare scholen. Dan de kwestie van de schoolruimte op dit oogenblik. Ik herinner er aan, dat hier in Mei of April een bespre king is geweest over de schoolruimte in deze gemeente en dat de wethouder van Onderwijs daarbij heeft ge zegd, dat er ook naar zijn meening nieuwe schoolruimte zou moeten komen. Onzerzijds is toen aandrang uit geoefend om zeer spoedig met een plan te komen en door den heer Zandstra en mij is toen een motie ingediend om spoedig met zoo'n plan in den Raad te komen. Dé heer Dijstra heeft toen daarop gezegd, als ik mij niet vergis, dat, als het juist was, dat er school ruimte moest komen, hij dan ook genegen was daarvoor te stemmen, maar hij zag op dat oogenblik niet in, waarom er aandrang op den wethouder van Onderwijs moest worden uitgeoefend, omdat deze had verklaard een plan tot nieuwen schoolbouw te willen uitwerken. Nu zegt de heer Dijstra dat wij op dit oogenblik nog niets weten over de schoolruimte. Ik geef dat graag toe, maar de schuld daarvan ligt niet bij den Raad maar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 September 1922. 257 bij het college van Burgemeester en Wethouders, dat niets in den Raad heeft gebracht, wat verband houdt met de besprekingen over de schoolruimte, wat er is en wat er moet zijn. Waar het nu bij mij vast stond en vast staat dat er nieuwe schoolruimte moet komen, heb ik een voorstel daartoe ingediend. Ik grond dit niet alleen op mijn eigen meening maar ook op die van den wethouder van Onderwijs, die deze meening ook in de vergadering van April tot uitdrukking heeft gebracht. En ook grond ik het op een uitdrukking, die bij de be handeling der begrooting naar voren is gekomen, toen ook bij het college van Burgemeester en Wethouders de meening heerschte dat wij 4 nieuwe scholen met 6 lokalen moesten hebben om voldoende ruimte te krijgen. Ik geloof dus dat mijn voorstel niet nieuw is, maar al leen een herhaling is van onze oude voorstellen en ook inderdaad verband houdt met de schoolruimte in deze gemeente. Maar wij willen ons voorstel niet opofferen aan de onbekendheid van de raadsleden inzake de noo- dige schoolruimte en wij hebben daarom heden aan Burgemeester en Wethouders een aantal vragen gesteld en hun verzocht het antwoord daarop in de volgende vergadering schriftelijk aan den Raad over te leggen. Dan kunnen wij precies zien hoe het staat. Ik zou daarom willen voorstellen het eerste deel van onze motie kan natuurlijk vervallen om dat deel van de motie, dat aandringt op het bouwen van nieuwe schoolruimte, aan te houden tot de volgende vergadering over 14 dagen, als wij dan de beschikking krijgen over de benoodigde gegevens, opdat wij dan precies kunnen zien hoe de toestand is. De Voorzitter: U doet dus het voorstel tot aanhouding van Uw motie? De heer De Boer: Ja. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten de motie- De Boer 14 dagen aan te houden. 18 Agenda no. 18). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen tot het oprichten bij wijze van proef van een cursus voor volwassenen. Dit voorstel luidt als volgt: Bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1921 is ter sprake gekomen de invoering van gemeente wege van arbeiderscursussen, waaronder te verstaan cursussen voor volwassenen tot arbeidersontwikkeling in Nederlandsche taal, rekenen, lezen en schrijven, zoo als deze zouden bestaan te Utrecht en te Winterswijk. Bij nadere informatie, de betrekkelijke stukken zijn hierbij overgelegd, is ons gebleken dat in beide ge noemde plaatsen inderdaad die cursussen bestaan, doch die te Utrecht van zulk een omvang als wel niet de be doeling zal zijn hier op te richten. Het leerplan voor dien cursus in Winterswijk, dat hierbij ook wordt aan getroffen, geeft als vakken van onderwijs aan: lezen, schrijven, rekenen en Nederlandsche taal, alzoo dezelfde vakken als die genoemd voor eventueel hier op te rich ten cursussen. Wij meenen dan ook dat, wordt besloten tot het oprichten van een cursus in deze gemeente, met die vakken volstaan kan worden. Deze aangelegenheid geeft ons nog aanleiding het navolgende onder Uwe aandacht te brengen. In vroegere jaren werd in deze gemeente vanwege en voor rekening van het fonds ,,Wyckerheld-Bisdom" (bewindvoerder Jhr. Engelen te Zutphen) een cursus voor inhalingsonderwijs gegeven, welk onderwijs be oogde mannen en vrouwen uit den arbeidenden stand, die niet of zeer weinig konden lezen en schrijven, on derricht te geven. Alleen personen boven de 16 jaar werden toegelaten. Het onderwijs werd gegeven gedu rende drie avonden per week van 8 tot 9% uur. Aan gaande het aantal leerlingen kan nog worden mede gedeeld, dat dit in 1911, 1912, 1913, 1914 en 1915 on derscheidenlijk 15, 17. 15, 14 en 21 bedroeg. Bedoeld onderwijs is tot 1916 gegeven. In dat jaar werd de cursus opgeheven vanwege de geringe deelne ming in de laatste jaren. Niettegenstaande dit min gunstig resultaat kunnen wij ons er mede vereenigen dat pogingen in het werk wor den gesteld om dit onderwijs opnieuw te geven. Wij achten het dan gewenscht het op ongeveer de zelfde leest te schoeien als het thans gegeven wordend vervolgonderwijs (vroeger herhalingsonderwijs). In dat geval zal er op vier avonden in de week gedurende twee uren onderwijs worden gegeven over het tijdvak 1 Oc tober1 April. De vakken van onderwijs moeten zich naar onze meening blijven beperken tot Nederlandsche taal, rekenen, lezen en schrijven. Als leeftijd van toela ting voor de leerlingen zou bepaald kunnen worden 18 jaar en ouder. Voor personen beneden den achttien jarigen leeftijd toch bestaat gelegenheid voor het volgen van het zoo juist genoemde vervolgonderwijs. Wordt het gemiddeld aantal leerlingen, aan de hand van de hierboven opgenomen cijfers, voor den eersten cursus gesteld op 18, dan zal waarschijnlijk volstaan kunnen worden met het benoemen van één onderwijzer voor het geven van dat onderwijs. Verondersteld wordt dat het onderwijs dan vruchtdragend kan zijn. De belooning van dien onderwijzer zou, evenals bij het ver volgonderwijs, moeten worden bepaald op ongeveer 400.Indien verder voor het aanschaffen van de benoodigde leermiddelen en kosten van verwarming en verlichting een bedrag van 150.wordt uitgetrokken, dan zou met het geven van dien cursus een uitgaaf van 550.gemoeid zijn. Deze raming is, zooals Uwe Vergadering zal begrijpen, nog slechts globaal, omdat omtrent het aantal leerlingen niets met zekerheid valt te zeggen. Mocht de toeloop van leerlingen grooter zijn, dan heeft dit natuurlijk het gevolg dat meer leerkrachten moeten worden aangesteld. Opgemerkt wordt nog dat de kosten van dit onderwijs geheel voor rekening van de gemeente komen. Wij achten het dan ook beter dat, alvorens ter zake iets definitiefs wordt vastgelegd, bij wijze van proef wordt begonnen met het gelegenheid geven voor het ontvangen van dit onderwijs. Blijkt dan inderdaad dat de zaak opgang maakt, dan kan onder de oogen worden gezien of Uwe Vergadering de noodige rege lingen moeten worden voorgesteld. In verband met het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen de noo dige stappen te doen voor het oprichten van een cursus voor volwassenen, zulks op de wijze en in de richting, als in de toelichting is uiteengezet en hun daartoe het noodige crediet te verleenen. De beraadslagingen worden geopend. Den heer Oosterhofï spijt het dat hij op dit prae-ad- vies een kwalificatie moet toepassen, die niet bepaald vriendelijk klinkt, maar hij wil er dadelijk aan toevoegen dat hij dit doet, zonder daarbij aan kwaad opzet van Burgemeester en Wethouders te denken. Maar spreker kan het prae-advies niet anders noemen dan misleidend. Als we het lezen, zien we daaruit dat Burgemeester en Wethouders een voorstel doen om hier te komen tot iets, wat op het oogenblik al bestaat in Winterswijk en in Utrecht, waaruit men de gevolgtrekking zou maken dat beide instellingen gelijk zullen, zijn. Nu is van den cursus te Winterswijk alleen een leerplan of lesrooster overgelegd, maar Utrecht geeft wat meer, n.l. een ver ordening. Als men nu ziet wat in Utrecht bestaat, dan is dit absoluut iets anders dan wat Burgemeester en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 9