262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
10. dat Burgemeester en Wethouders:
a. aan Th. D. Keuning, alhier, in erfpacht hebben
afgestaan 490 M2. der terreinen nabij het Cambuur-
sterpad, waarde 3910.jaarlijksche erfpachtsom
234.60;
b. aan H. de Windt te Harlingen bij openbare aan
besteding hebben gegund de levering van 300.000 K.G.
stoomkolen ten behoeve van de gemeentelijke water
leiding voor 20.25 per ton, franco voor den wal pomp
station te Grouw;
c. last hebben gegeven de boomen aan de Nieuwe-
buren flink te doen opsnoeien.
De punten sub 9 en 10 worden voor kennisgeving
aangenomen.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Benoeming van een lid der
schattingscommissie (art. 57 wet Inkomstenbelasting
1914), vacature J. Oosterhoff.
De aanbeveling luidt als volgt:
1. G. J. Ooiman.
2. Z. S. Feddema.
Wordt benoemd G. J. Ooiman met 17 stemmen en
6 stemmen op Z. S. Feddema.
2 (Agenda no. 3). Het opmaken van eene opgave
voor de benoeming van drie leden van het college van
zetters ter vervulling der vacatures, die met I Januari
1923 zullen ontstaan door periodieke aftreding van de
heerenJ. Marcus, A. Cohen en P. A. Silvergieter Hoogstad.
Een schrijven met aanbeveling van Burgemeester en
Wethouders luidt als volgt:
Met ingang van 1 Januari 1923 treden volgens den
rooster als leden van het college van zetters af, de
heeren:
Jac. Marcus
A. Cohen
P. A. Silvergieter Hoogstad.
Ingevolge artikel 3 der wet van 5 April 1870 (Staats
blad no. 63) kan door den Gemeenteraad een opgaaf
van benoembaren tot leden van gemeld college aan den
Commissaris der Koningin worden ingezonden.
Deze opgaaf moet tweemaal zooveel personen be
vatten als er leden te benoemen zijn.
Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U de
volgende nominatie aan te bieden.
Lijst van benoembaren tot leden van het College van
zetters, ter vervulling der vacatures, die met 1
Januari 1923 in dat College zullen ont
staan door periodieke aftreding.
Namen.
Woonplaats.
Tijd v. geboorte.
Beroep.
J. Marcus
A. Cohen
P. A. Silvergieter
Hoogstad
A. Coets
D. J. Koopmans
H. Tiemersma
Leeuwarden
11
11
11
11
10 Dec. 1857
17 Aug. 1873
24 Juli 1852
19 Sept. 1853
10 April 1887
4 Nov. 1866
vertegenw.
v/e wijnhandel
koopman
11
zonder beroep
meelfabrikant
zeepzieders
knecht
Met algemeene stemmen wordt besloten conform de
aanbeveling van Burgemeester en Wethouders.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan mej. T. A. M. Stoett op haar ver
zoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in de
handwerken aan de school voor u. I. o. (school 4).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
van Leeuwarden van Dinsdag 26 September 1922.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot overplaatsing van onderwijzend personeel
van- en naar gemeentescholen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5 (Agenda no. 6). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het beroepschrift van S. K. Schuur
op de beschikking inzake ontheffing van zijn aanslag in
de plaatselijke belasting naar het inkomen, dienst 1921.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Tegen onze afwijzende beschikking op zijn verzoek
om ontheffing wegens vertrek uit de gemeente in den
loop van het belastingjaar is S. K. Schuur bij U in be
roep gekomen.
De gevraagde ontheffing is door ons geweigerd op
grond van art. II der Wet van 20 Mei 1922 (Staatsblad
no. 361), waarin is bepaald dat ontheffing van belasting
niet wordt verleend aan hem die in den loop van het
belastingjaar de gemeente metterwoon verlatende,
hoofdverblijf gaat nemen in een gemeente, waar hij in
gevolge art. 244c der Gemeentewet niet wordt aan
geslagen.
Zulks was met adressant het geval vermits de ge
meente (Groningen) waarin hij zich vestigde, reeds met
I Mei 1921 de aanslagregeling aan het Rijk had over
gedragen, zoodat derhalve het verzoek terecht is afge
wezen.
De adressant voert ook nog aan dat zijn inkomsten
zijn verminderd en meent daaraan recht op ontheffing
te kunnen ontleenen, hetgeen de heffingsverordening
evenwel niet toestaat.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor
op het ingestelde beroep afwijzend te beschikken en
daartoe nemen het in ontwerp hierna volgende besluit.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien een beroepschrift van S. K. Schuur, thans te
Rotterdam, Hennewierstraat 38b, tegen de afwijzende
beschikking van Burgemeester en Wethouders op zijn
verzoek om ontheffing van plaatselijke directe belasting
naar het inkomen over het belastingjaar 1921 wegens
het in den loop van het belastingjaar overbrengen van
zijn hoofdverblijf naar elders;
overwegende, dat de ontheffing door Burgemeester en
Wethouders is geweigerd op grond van artikel II der
Wet van 20 Mei 1922 (Staatsblad no. 361) waarin
is bepaald dat ontheffing van belasting niet wordt ver
leend aan hem, die in den loop van het belastingjaar
de gemeente metterwoon verlatende hoofdverblijf gaat
nemen in een gemeente, waar hij ingevolge artikel 244c
der Gemeentewet niet wordt aangeslagen;
dat zulks met adressant het geval was, vermits de
gemeente waarin hij zich vestigde met 1 Mei 1921 de
aanslagregeling aan het Rijk had overgedragen, zoodat
derhalve het verzoek terecht is afgewezen.
dat adressant ook nog aanvoert dat zijn inkomen is
verminderd en daaraan recht op ontheffing meent te
kunnen ontleenen, hetgeen de heffingsverordening even
wel niet toelaat;
gelet op artikel 19 der heffingsverordening, op artikel
II der Wet van 20 Mei 1922 (Staatsblad no. 361) en
op het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
besluit:
op het verzoekschrift in beroep afwijzend te be
schikken.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan J. Mollema alhier vergunning te
verleenen tot het dempen van een gedeelte der sloot
vóór zijn perceel aan den Stienserweg.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 September 1922. 263
Dit voorstel luidt als volgt:
Nadat bij Uw besluit van 22 Augustus 1.1. aan T.
F'ostema alhier vergunning werd verleend tot demping
van de sloot vóór zijne perceelen aan den Stienserweg,
is nog een verzoek van gelijke strekking ingekomen van
J. Mollema, die evenals de eerste, bij zijn verzoekschrift
verklaart genoegen te nemen met den afstand van grond
en met de door ons verder gestelde voorwaarden.
Op grond hiervan hebben wij de eer U voor te stellen
te besluiten;
I. aan J. Alollema, alhier, vergunning te verleenen
de sloot vóór zijn perceel aan den Stienserweg, kadas
traal bekend Sectie D no. 1136, over de geheele breedte
van dat perceel te dempen, onder de volgende voor
waarden:
1°. dat de sloot, alvorens te worden gedempt, goed
wordt schoongemaakt en het vuil naar een nader aan
gewezen plaats wordt vervoerd;
2°. dat de demping geschiedt met zuiver woudzand
of met goeden grond, ten genoegen van den Directeur
der gemeentewerken, tot gelijke hoogte als de Stienser
weg, tot welke hoogte eventueele nazakking moet
worden aangevuld;
3°. dat de afscheiding aan de zuidzijde geschiedt
door een sterke beschoeiing of van den bodem van
de sloot af wordt opgezet met stapelzoden onder een
helling van 1 op 1
4°. dat in de afwatering van de sloot wordt voorzien
door een betonbuis van 15 cM. diameter, steunende op
een vuren bat;
5°. dat langs den voortuin, wegzijde, een hek wordt
geplaatst overeenkomstig een door Burgemeester en
Wethouders goed te keuren teekening;
II. van J. Mollema voornoemd in eigendom over te
nemen de strook grond met halve sloot, welke overblijft
tusschen het onder 1 5° bedoelde hek en den weg, ter
grootte van 130 M2., de juiste grootte nader kadas
traal vast te stellen, tegen den prijs van 1.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan J. de Boer alhier vergunning te
verleenen tot het dempen van een gedeelte der sloot
vóór zijn perceel aan den Stienserweg.
Dit voorstel luidt als volgt:
Behalve het verzoek van J. Mollema is nog inge
komen een adres van J. de Boer om vergunning tot
demping van de sloot vóór het hem behoorende perceel
aan den Stienserweg, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden Sectie E no. 3231, ten behoeve van den bouw
van een woonhuis, onder door ons hem voorgestelde
voorwaarden.
In zijn adres spreekt hij de verwachting uit alléén
voor het te bouwen woonhuis met halve steeg, t:i
breedte van 7 M. langs den weg, rioolbelasting ver
schuldigd te zijn. Wij verwijzen hiervoor naar artikel 2
der betrekkelijke verordening (gemeenteblad 1914 no.
10 en 1922 no. 29), waar is bepaald, dat de belasting
is verschuldigd door hen, die krachtens recht van eigen
dom of eenig ander zakelijk recht het genot hebben van
gebouwen en hunne aanltoorigheden, die aan den weg,
voor zoover die rioleering strekt, gesticht zijn na het in
werkingtreden dezer verordening. Indien het overblij
vende, niet onmiddellijk bebouwd wordende gedeelte
van het bebouwde wordt afgescheiden, zal dit gedeelte
o. i. niet als eene aanhoorigheid kunnen worden be
schouwd. In elk geval dient dit naar omstandigheden
te worden beoordeeld.
Wij geven U in overweging:
aan J. de Boer, alhier, vergunning te verleenen tot
het dempen van een gedeelte van de sloot vóór zijn
perceel aan den Stienserweg, kadastraal bekend Sectie
E no. 3231, ter lengte van de volle breedte van dat
perceel, onder voorwaarde:
1. dat de voortuin niet dieper wordt dan 7 M., ge
meten uit den voorgevel van het huis;
2. dat de vóór den voortuin gelegen strook grond
met halve sloot tot aan den weg, ter breedte van het
geheele kadastrale perceel, 7 M., en ter diepte van
6 M., voor den prijs van 1.aan de gemeente
wordt overgedragen;
3. dat, alvorens met de demping wordt begonnen,
hiervan kennis wordt gegeven aan den Directeur der
gemeentewerken;
4. dat de te dempen sloot wordt drooggemalen en
i daarna riet en blabber worden verwijderd;
5. dat ter hoogte van Friesch Zomerpeil in het ge-
dempte gedeelte een duiker van betonbuizen, wijd 15
cM., rond wordt gelegd op een vuren bat;
6. dat de afsluiting van deze demping aan elke zijde,
die door het water wordt begrensd, wordt tot stand
gebracht door stapelzoden op een stevige beschoeiing;
7. dat deze werken ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders worden uitgevoerd.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan J. Scheltema alhier in erfpacht af
te staan een terrein aan den Harlingerstraatweg, hoek
Engelsche straat.
Dit voorstel luidt als volgt:
Van J. Scheltema, alhier, die mede namens andere
belanghebbenden handelt, ontvingen wij het verzoek
aan hem een perceel bouwterrein aan den Harlinger
straatweg en de Engelsche straat in erfpacht af te staan
voor het bouwen van houten villa's. Het bedoelde terrein
is gelegen aan de zuidzijde van den straatweg, kadas
traal bekend Sectie D no. 1722. Zooals uit de over
gelegde situatie blijkt, is de bedoeling vrijstaande ge
bouwen te stichten, wat zoowel met het oog op brand
gevaar als voor den welstand gewenscht is. Tusschen
de woningen wordt op deze wijze een behoorlijke ruimte
vrij gehouden. De Directeur der gemeentewerken geeft
in overweging het terrein in erfpacht af te staan naar
een waarde van 9.resp. 7.per M2., al naar
de ligging, en een rentevoet van 6 per jaar, waar
mede wij ons vereenigen en dat bij den aanvrager geen
bezwaar ontmoette, evenmin als de andere door ons
gestelde voorwaarden.
Wij geven U dus in overweging te besluiten:
aan J. Scheltema tot en met 31 December 1990 in
erfpacht af te staan een gedeelte van het perceel kadas
traal bekend Sectie D no. 1722, gelegen aan den Har
lingerstraatweg, hoek Engelsche straat, op de overge
legde teekening nader aangeduid en wel:
a. een strook van 104,50 M. lengte langs den
Harlingerstraatweg gemeten, aanvangende op den wes
telijken hoek van dien weg en de Engelsche straat, diep
40 M., alzoo groot ongeveer 4180 M2.;
b. een strook van 20.95 M. lengte langs de west
zijde der Engelsche straat, aanvangende op 40 M.
uit den Harlingerstraatweg en diep 23.80 M., alzoo
groot 498 M2.,
onder de volgende voorwaarden:
1. de canon wordt berekend naar een grondwaarde
van 9.per M2, wat betreft het terrein onder o ge
noemd en naar een grondwaarde van 7.per M2.,
wat betreft het onder b genoemde terrein, alles naar een
rentevoet van 6 per jaar;
2. indien wordt overgegaan tot het stichten van
houten woningen op het terrein, moet de erfpachter