Vergsderim van Dinsdag 24 October 1922.
276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1922.
verheugen, wanneer door den Raad of door Burge
meester en Wethouders de dader werd aangewezen.
Aan zijn verklaring in de vorige vergadering heeft
spreker niets toe te voegen. Maar de zaak die daaraan
vooraf ging en de kwestie dat de dader dient te
worden aangewezen, dat is het persoonlijk belang dat
spreker hier bij heeft.
De interpellatie wordt gesloten.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1922.
279
Tegenwoordig 23 leden, te weten: de heeren Visser,
Van der Werff, Lautenbach, Dijstra, De Vos, O. F. de
Vries, Oosterhoff, Collet, Van Weideren baron Rengers,
Muller, Cohen, Tiemersma, Tulp, M. Molenaar, B. Mo
lenaar, Jansen, IJ. de Vries, De Boer, Koopal, Berghuis,
Dijkstra, Zandstra en Westra.
Afwezig met kennisgeving mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, zonder kennisgeving de heer Fransen.
Voorzitter: de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Bur
gemeester.
I. Het verslag der vergadering van 22 Augustus
1922 wordt onveranderd vastgesteld.
II. De Voorzitter vraagt of de Raad er geen bezwaar
tegen heeft, dat in deze vergadering de stukken betref
fende benoeming van een onderwijzeres aan gemeente
school no. 6a (vacature mej. De Vos) circuleeren, om
daarna straks deze benoeming aan de orde te stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
III. Wordt medegedeeld:
1. dat Gedeputeerde Staten:
a. ongegrond hebben verklaard het beroep van de
vereeniging tot stichting en instandhouding van kweek
scholen tot opleiding van onderwijzers aan Christelijke
kweekscholen te Leeuwarden, waarbij ingevolge art. 76,
2e lid der lager onderwijswet in beroep wordt gekomen
van het raadsbesluit d.d. 22 Augustus 1.1. tot afwijzing
van een aanvrage om vergoeding voor het aanschaffen
van schoolmeubelen en leermiddelen voor de leerschool
van de Christelijke Kweekschool te Leeuwarden;
b. hebben goedgekeurd de raadsbesluiten:
d.d. 12 September 1.1. tot wijziging der gemeente-
begrooting voor 1922;
d.d. 26 September 1.1. om aan J. Scheltema alhier in
erfpacht af te staan een terrein aan den Harlingerstraat-
weg, tot afwijking van de bepalingen van verkoop van
terrein aan het Nieuwe Kanaal Z.Z. aan de N. V. Werk-
tuigenfabriek „Friesland", overneming van perceeltjes
grond aan den Stienserweg van J. de Boer en J. Mollema.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. bericht van mej. J. Jansma dat zij zich om ge
zondheidsredenen ziet genoodzaakt ontslag te nemen
als lid der Commissie van toezicht op het lager on
derwijs.
Wordt besloten conform het verzoek, onder dank
betuiging voor de diensten, als zoodanig aan de ge
meente bewezen.
3. adres van het bestuur der afdeeling Leeuwarden
van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen om
wijziging van de voorwaarden voor levering van elec-
trischen stroom in dien zin, dat bij verlaging van den
stroomprijs het gebruik van dien stroom in de huis
houding voor andere doeleinden dan verlichting wordt
bevorderd.
Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge
meester en Wethouders te stellen om prae-advies.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller: Ik zou naar aanleiding van deze
kwestie willen vragen of het niet mogelijk is dat Burge
meester en Wethouders hun prae-advies ten opzichte
van de levering van stroom ook in dien geest uitbrengen,
dat het minimum-verbruik niet 25.behoeft te zijn.
Ik meen dat dit een bepaling is, die voor arbeiders
woningen te groot is genomen, omdat de meeste ar
beiders een dergelijk bedrag niet verbranden en daar
door in de noodzakelijkheid komen om aan 't eind van
't jaar een deel bij te betalen. Als de zaak tóch onder
de oogen wordt gezien, zou ik willen voorstellen dat
ook dit punt er bij onder de oogen wordt gezien.
De Voorzitter: Eigenlijk heeft, naar ik begrijp, dat,
wat U vraagt, met deze zaak, die aan de orde is, niets
te maken, 't Is waar, 't heeft allebei iets met electrischen
stroom te maken
De heer De Boer: En met de huishouding.
De Voorzitter en met de huishouding. Maar
wat de heer Muller vraagt betreft de minimum-garantie
en hier wordt gevraagd den stroomprijs zoo laag te
stellen dat het gebruik van stroom voor huishoudelijke
doeleinden, anders dan verlichting, wordt bevorderd,
wat op 't oogenblik afstuit op een te duren prijs.
Maar waar het den Raad bekend is, dat ook de kwes
tie van den stroomprijs hier eventueel aan de orde zal
komen in verband met een schrijven van Gedeputeerde
Staten, zou ik willen voorstellen, de kwestie, welke de
heer Muller aanroert, nu te laten rusten en die dan te
behandelen. Ik stel voor dit adres in handen van Bur
gemeester en Wethouders te stellen om prae-advies.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het adres sub 3 wordt in handen van Burgemeester
en Wethouders gesteld om prae-advies.
4. adres van de Algemeene Winkeliers, Industrie-
en Handelsvereeniging en andere middenstandsvereeni-
gingen om het voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot bouw van een centrale slachtgelegenheid
tot de volgende vergadering aan te houden.
Op verzoek van den Voorzitter doet de Secretaris
lecture van het adres, dat pas heden is ingekomen.
Het adres zal bij punt 12 der agenda voor heden aan
de orde worden gesteld.
5. schrijven van het bestuur der Leeuwarder School-
vereeniging inhoudende dat het, in verband met de bin
nenkort te verwachten wijziging van de Lager Onder
wijswet 1920, er zich mee kan vereenigen, dat zijn adres
betreffende de verstrekking van gelden uit de gemeente
kas voor den bouw van twee neutrale bijzondere lagere
scholen enz. wordt geacht bij den Raad te zijn inge
komen op 1 October j.l. in plaats van 3 Augustus t. v.
Naar aanleiding hiervan deelt de Voorzitter mede dat,
aangezien art. 75 der Lager Onderwijswet eene be
schikking op adressen van dezen aard binnen drie
maanden voorschrijft, de verplichting met onderling
goedvinden tot 31 December e.k. wordt opgeschort.
Nadat de heer De Boer nog nader naar den betref-
fenden datum heeft geïnformeerd, wordt het schrijven,
met inachtneming der door den Voorzitter gemaakte
opmerking, voor kennisgeving aangenomen.
6. schrijven van A. M. Noppen, hoofd-ingenieur bij
den gemeentelijken vuilverbrandingsdienst te Amsterdam,
adviseur voor de verplaatsing van het aschland alhier,
waarbij hij in verband met het noemen van zijn naam
in het rapport omtrent de zaak Schaafsma opmerkt dat
hij de reis naar Düsseldorf, Keulen, Frankfort en Berlijn
niet heeft meegemaakt, doch slechts op een terugreis
van Miinchen naar Amsterdam via Frankfort de heeren
Schaafsma en Bottinga heeft ontmoet en de Frankforter
vuilverbranding met hen heeft bezichtigd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff: Ik zou naar aanleiding van dit
schrijven namens de commissie van onderzoek inzake
het beleid van den heer Schaafsma nog een enkele
mededeeling willen doen. De commissie heeft indertijd
in haar rapport opgenomen de mededeeling dat de door