324 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. De Voorzitter: Ik stel voor die zaak op 't oogenblik niet verder te behandelen. Misschien dat wij daarover op een anderen keer bij een andere gelegenheid nog wel eens kunnen spreken. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter stelt thans aan de orde de motie-Oos- terhoff welke spreker zich niet verplicht acht voor te lezen, omdat alle leden een afschrift er van in hun bezit hebben aanvangende met: „De Raad, gehoord de financieele beschouwingen, enz." Aangezien de motie uit verschillende punten bestaat, die niet geheel als één voorstel kunnen worden be schouwd, zou spreker de verschillende punten der motie een voor een in stemming willen brengen. Mocht het 4e punt worden afgestemd, dan is stemming over het 5e punt niet meer noodig. Het voorstel onder le van de motie-Oosterhoff wordt met 14 tegen 9 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Lautenbach, Cohen, Fransen, Westra, Van der Werff en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Visser, Zandstra, Tulp, O. F. de Vries, Dijkstra, Tiemersma, Muller, Berghuis, Collet, De Boer, M. Molenaar, B. Molenaar, Koopal en Jansen. De heer Oosterhoff: Na dezen uitslag trek ik mijn verdere voorstellen, die in de motie staan, in. Het is één complex van voorstellen, waarbij, als één ervan vervalt, de andere daardoor geheel gewijzigd zouden worden. Nu het eerste is vervallen, moet ik dus de andere wel intrekken. De motie-Oosterhoff is dus vervallen. De Voorzitter: Dan is er verder nog een voorstel- Oosterhoff ingekomen, dat luidt als volgt: „De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit hem zoo spoedig mogelijk over te leggen een staat, bevattende de buitengewone werken en maat regelen van meer dan gewonen omvang, die naar hunne meening binnen de eerstvolgende twee of drie jaar uitgevoerd of genomen dienen te worden, met de daaraan verbonden kosten, opdat de Raad in de gelegenheid zij daaruit een keuze te doen." De heer Dijkstra (wethouder) zou den heer Ooster hoff deze opmerking willen maken dat dit geen bezui niging is. Als het college van de eventueel uit te voeren groote werken moeten overleggen de kostenbegrootin- gen, dan is dat een heele dure geschiedenis. Men is nu met de Reiniging bezig, maar wat de voorbereiding om trent de verplaatsing van dat bedrijf niet kost,... dat is een bedrag, dat op zichzelf al te noemen is. En met de kosten van teekeningen en begrootingen voor een te bou wen abattoir zijn al eenige duizenden heengegaan. Als Burgemeester en Wethouders dus van de verschillende werken in de toekomst, waarvan zij meenen dat bekend is, dat zij misschien uitgevoerd zullen worden, een kos tenberekening in details moeten overleggen, dan is dat een averechtsche politiek ten opzichte van bezuiniging. De heer Oosterhoff vraagt het woord. De Voorzitter merkt op dat dit voorstel straks ook aan de orde is geweest. Het is niet sprekers bedoeling geweest dat daarover nu weer de debatten zouden worden heropend. Dat de heer Dijkstra daarover het woord heeft genomen, is spreker een beetje ontkomen... De heer Dijkstra (wethouder): Excuseer mij. De Voorzitter maar als de heer Oosterhoff nu nog iets ter verdediging van zijn voorstel wil zeggen, dan zal spreker zich daartegen niet verzetten. Want het is hem een beetje ontkomen met den heer Dijkstra. De heer Oosterhoff zou den wethouder nog met een enkel woord willen antwoorden. Voor diens bestrijding van zijn voorstel gaat hij niet uit den weg. Hij trekt niet de woorden van den wethouder in twijfel en wil graag gelooven dat het maken van de begrootingen van kosten der werken eenige duizenden zal kosten. Maar wanneer men daardoor tonnen kan uitsparen, dan is dat toch meewerken aan bezuiniging. Spreker weet wel dat voor beelden geen argumenten zijn, maar hij heeft Rotterdam genoemd, waar men in deze wijze van doen toch blijk baar wel een groote mate van bezuiniging ziet. Het voorstel-Oosterhoff wordt met 12 tegen 11 stem men verworpen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Lautenbach, Cohen, Fransen, Van der Werff, De Boer, IJ. de Vries cn M. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Zandstra, Tulp, O. F. de Vries, Dijkstra, Tiemersma, Muller, Berghuis, Westra, Collet, B. Molenaar, Koopal en Jansen. De Voorzitter stelt thans aan de orde het voorstel van de heeren Westra, Fransen en Visser: „Ondergeteekenden stellen voor aan de Commissie voor Georganiseerd Overleg op te dragen te onder zoeken in hoeverre de verlaging der kosten van het levensonderhoud, blijkende uit het door het Centraal Bureau voor de Statistiek geregeld gepubliceerd wor dend indexcijfer, van invloed moet worden op een herziening der salarissen en arbeidsvoorwaarden van het gemeentepersoneel. En tevens, aan deze Commissie op te dragen haar advies in deze zoo tijdig bij den Raad in te brengen dat voor de begrooting van 1924 met dit advies reke ning kan worden gehouden". De heer Muller zou willen voorstellen de stemming over deze belangrijke kwestie uit te stellen tot nadat de fracties over deze zaak even hebben vergaderd. De heer De Boer vraagt wat eigenlijk de interpretatie is van artikel 3 der verordening op het georganiseerd overleg. Hij heeft zoopas gemeend dat de Raad niet of wel kon besluiten een voorstel naar de Commissie voor Georganiseerd Overleg te zenden. Dan heeft de Raad, dunkt" hem, ook evenveel recht om te beslissen wat met dit voorstel zal gebeuren. Als de Raad zegt: ieder ge lanceerd voorstel moet automatisch naar de Commissie om advies en dan in den Raad, kan dit bij de beoor deeling tot moeilijkheden aanleiding geven. De Voorzitter zegt dat men zijns inziens hier niet te doen heeft met een verzoek of voorstel, bedoeld bij art. 3 en rakende de in art. 1 der verordening bedoelde zaken. Spreker doet nogmaals lecture van art. 1 der verordening en concludeert dat de Commissie er dus is om overleg te doen plaats hebben tusschen de verschil lende partijen over alle zaken, die in den ruimsten zin des woords op de arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel betrekking hebben. Nu is dit voorstel zijn inziens geen voorstel, dat valt onder art. 1 der ver ordening. Het is alleen een verzoek of de Commissie voor Georganiseerd Overleg die zaak wil nazien. Er staat ook: te onderzoeken in hoeverre de verlaging der kosten van het levensonderhoud van invloed moet worden, enz. Het is alleen een verzoek aan de Commissie om die zaak onder de oogen te zien in verband met de indexcijfers. De heer Fransen: 't Is het meest onschuldige voorstel. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 325 De heer IJ. de Vries zou toch gaarne een amendement op dit voorstel willen voorstellen, n.l. dat de Commissie dan in ieder geval haar rapport uitbrengt vóór 1 Janu ari 1923. De heer Visser: Dat staat er in. De heer IJ. de Vries: Neen, er staat vóór 1924. De Voorzitter doet lecture van de betrekkelijke zin snede van het voorstel. De heer IJ. de Vries: Ik zou graag een amendement voorstellen dat de Commissie met haar advies komt vóór 1 Januari 1923, dat zij dus in den tijd van 8 a 9 weken dat advies uitbrengt, ook in verband met wat Burgemeester en Wethouders hebben gezegd, dat zij eerst willen afwachten wat er in de Tweede Kamer wordt beslist ten opzichte van de rijksambtenaren. Al was dit voorstel nog drie maal zoo onschuldig, dan was het mij nog niet mogelijk er zoo voor te stemmen. Want natuurlijk wordt nu de verantwoordelijkheid op den Raad geschoven dat ook het andere jaar de salarissen zoo zullen doorloopen. Daaraan wil ik niet meewerken. Zooals het voorstel thans is, zal ik daar dan ook tegen stemmen. De Voorzitter: U komt dus eigenlijk hierop neer - hoe wel dat niet heelemaal juist is - dat U het cijfer 1924 wilt veranderen in 1923. Kan de Commissie zoo tijdig niet met haar advies gereed zijn, dan zou U toch eventueel de verlaging in den loop van het begrootingsjaar willen toepassen. Dat is Uw bedoeling. Maar dat is dan eigen lijk een voorstel en kan niet als een amendement op dit voorstel worden beschouwd, omdat het een voorstel is, dat verder gaat dan dit. De heer IJ. de Vries: Daarom wil ik het veranderen. De Voorzitter: Wordt het voorstel-IJ. de Vries onder steund, zooals de bedoeling daarvan is? Dit blijkt wel het geval te zijn. De Voorzitter wil dan het voorstel-IJ. de Vries het eerst in stemming brengen. De heer Visser: Mag dat nieuwe voorstel nu in be spreking worden gebracht? De heer IJ. de Vries: Dan trek ik het in. De Voorzitter: 't Is heel moeilijk uit te maken of het een amendement is of een nieuw voorstel. De heer IJ. de Vries: Dan trek ik het in. De heer Dijstra: Dan neem ik het over. Het door den heer Dijstra overgenomen voorstel wordt ondersteund, doch, in stemming gebracht, verworpen met 16 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Lautenbach, Cohen, Van der Werff en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Visser, Zandstra, Tulp, O. F. de Vries, Fransen, Dijkstra, Tiemersma, Muller, Berghuis, Westra, Collet, De Boer, M. Molenaar, B. Molenaar, Koopal en Jansen. De Voorzitter wil thans laten stemmen over het voor- stel-Westra c. a De heer M. Molenaar: Mag ik mijn stem motiveeren? De Voorzitter: U hebt straks de gelegenheid gehad Uw stem te motiveeren. Zoo wordt er ten slotte steeds nog over gesproken. De heer M. Molenaar: Ik was het met Uw opmerking niet eens dat dit voorstel niet zou raken het betreffende artikel der verordening. De consequentie van het in dit voorstel gevraagde onderzoek is dat, als de Commissie tot het resultaat komt dat er wél rekening moet worden gehouden met verlaging van de kosten voor het levens onderhoud, dit dan van invloed is op de arbeidsvoor waarden van het personeel. Zoodat ik meen dat dit voorstel wel degelijk valt onder artikel 1. En waar ik meen dat wij ons wel degelijk moeten stellen op den grondslag der verordening, -zal ik voor het voorstel stemmen. Het voorstel van de heeren Westra. Fransen en Visser wordt met 18 tegen 5 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Oosterhoff, Tulp, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Lautenbach, Co- hen, O. F. de Vries, Fransen, Dijkstra, Muller, Berghuis,, Westra, Collet, De Boer, M. Molenaar, B. Molenaar en Koopal. Tegen stemmen: de heeren Zandstra, Tiemersma, Van der Werff, IJ. de Vries en Jansen. De Voorzitter zou thans nog 2 adressen bij den Raad aanhangig willen maken en wil voorstellen deze in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies. Het eerste adres is een aanvraag om subsidie van den Leeuwarder Turnbond. Het college heeft een be grooting opgevraagd en de rekening van het vorige jaar. Het tweede adres is een subsidie-aanvraag van de afdeeling Friesland van het Nederlandsch Genootschap tot zedelijke verbetering van ontslagen gevangenen. Ook hier is gevraagd een begrooting en de rekening van verleden jaar. Mochten de subsidies verleend worden, dan zijn het maar betrekkelijk kleine subsidies. Maar Burgemeester en Wethouders vinden het beter dat zij dit eerst nog eens bekijken, dan dat deze adressen hier vandaag wor den afgedaan. Spreker stelt daarom voor bedoelde adressen in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies. Dienovereenkomstig wordt besloten. Te 4.15 uur namiddags wordt de vergadering ge schorst. Te 4.30 uur namiddags wordt de vergadering her opend. Aan de orde zijn de concept-begrootingen der Gemeentebedrijven (bijlage no. 2). De Voorzitter stelt voor de artikelen, waartegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is de concept-begrooting van Gemeente- wérken Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgno. 23. Onderhouden, schoonhouden, meubi- leeren en verzekeren tegen brandschade van het Ge meentehuis en het gebouw Raadhuisplein 30 f7,800.—. De beraadslagingen worden geopend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 17