328 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. gedacht dat de uitgaven voor onderhoud van plant soenen te hoog waren. Tegenover dezen post van uit gaven staat geen post van inkomsten, we moeten zuinig zijn, dit is luxe en daarom heeft spreker gemeend met een voorstel te moeten komen in dezen zin: het totaal der uitgaven voor onderhoud van plantsoenen terug te brengen tot een maximum van 30.000.Er staat onder volgno. 34 een gespecificeerde uitgaaf, waar van sprekers fractie niet meer zou willen besteden dan 30.000.Een bezuiniging dus van 6.907.die wel gevonden zal kunnen worden in de loonen, aankoop van zaden, planten, bloemen enz. Op welk onderdeel speciaal zal moeten worden bezuinigd weet spreker niet; misschien hier iets en daar iets. Maar zijn voorstel, mede onderteekend door de heeren Westra en Fransen, is: „Ondergeteekenden stellen voor volgno. 34, be grooting Gemeentewerken, met 6907.te verlagen en te bepalen op 30.000. De heer De Boer: Als in het park de bladeren vallen... De heer Oosterhoff zou graag een nadere toelichting van den voorsteller willen hebben. Hij heeft niet goed begrepen hoe bezuiniging hier mogelijk zou zijn. Onder den post van 36.907.zit niet minder dan 27.000.— aan arbeidsloonen, zoodat er voor het andere overblijft nog geen 10.000.Gaat men daarop bijna 7000. bezuinigen, dan blijft er buiten de loonen slechts 3000.over. Het denkbeeld van den heer Visser lijkt spreker dan ook niet uitvoerbaar, tenzij men een deel van de tijdelijke werkkrachten wenscht af te schaffen. Als dat mogelijk is, dan zou men tot dat bedrag kunnen komen, maar anders niet. Spreker zou willen hooren op welke wijze de heer Visser bezuiniging mogelijk acht. De heer Visser hoort den heer Oosterhoff zeggen dat onder het totaal bedrag schuilt een bedrag van 27.000.- aan arbeidsloonen. Spreker stelt zich echter voor dat zonder loonsverlaging toch de loonen, die worden uit gekeerd voor onderhoud der plantsoenen, kunnen wor den verlaagd en wel doordat men een deel van de tijde lijke krachten uitschakelt. Spreker kan de bezuiniging niet precies technisch indeelen, maar zou b.v. waar een werk nu loopt over 10 personen, zich in 't vervolg willen bepalen tot een 8-tal. Er moet worden bezuinigd in dien zin, dat men den arbeid verruimt voor ieder persoonlijk, waarbij dan ook het onderhoud wel tot zijn recht kan komen. Dan zou spreker ook den post voor aankoop van boomen, heesters, enz. willen verlagen. Daar kan ook wel op worden besnoeid. De heer Oosterhoff heeft bij de algemeene beschou wingen ook naar voren gebracht dat er moet worden bezuinigd. Dat is ook de strekking geweest die als over weging heeft gegolden in sprekers fractie, maar men wil daar in eerste instantie besparen op uitgaven, die dienen voor een zekere luxe. Spreker wil niet ontkennen dat de aanleg van plantsoenen wenschelijk is, maar wij weten ook dat het onderhoud van ruim 32.000.i$ verhoogd tot bijna 37.000.—. Dat mag dan een gevolg zijn van meerderen aanleg van plantsoenen, maar spre ker meent, dat hier toch wel iets kan worden bezuinigd door minderen aankoop van boomen, bloemen enz. en door de arbeidskrachten zoo te distribueeren, dat men, zonder te komen tot loonsverlaging, toch minder uit gaven aan loonen heeft. De heer Jansen: Voor eenige jaren hebben we hier over hetzelfde artikel ook strijd gehad. Ik heb toen ge zegd dat ik aan bezuiniging daarop niet kon meedoen, omdat wij hier in Leeuwarden al zoo bitter weinig na tuurschoon hebben. Als wij nu op dat weinigje ook nog zooveel moeten bezuinigen, n.l. bijna 7000.dan ge loof ik dat wij nog minder natuurschoon zouden krijgen en ik geloof dat het er hier dan zeer treurig zou uitzien. Daarom ben ik tegen het voorstel. De heer Dijstra: Ik zal mij verklaren voor het voorstel van den heer Visser. Ik begrijp wel dat, als men alle posten van het begin tot het einde naziet, men dan voor zichzelf niet bijzonder gemakkelijk tot de conclusie zal komen dat op de onderdeden bezuinigd kan worden. Die bezuiniging kan men niet stuk voor stuk aangeven. Maar omdat in deze gedachte ligt het systeem van be zuiniging, zal men moeten woekeren met wat men heeft en zal men meer moeten aansturen op bezuiniging. Om dat ik die gedachte van bezuiniging toejuich en ik wel overtuigd ben dat hier iets kan worden uitgehaald, zal ik mijn stem aan dit voorstel geven. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Visser c. a. wordt met 13 tegen 10 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Oosterhoff, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Lautenbach, Cohen, Fransen, Westra, Van der Werff en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Zandstra, Tulp, O. F. de Vries, Dijkstra, Tiemersma, Muller, Berghuis, Collet, De Boer, M. Molenaar, B. Molenaar, Koopal en Jansen. De beraadslagingen worden heropend. De heer Zandstra heeft niet veel in te brengen, maar wil er de aandacht van Burgemeester en Wethouders op vestigen om voor de plantsoenwachters van het Ren- gerspark een nieuw wachthuisje te maken, voor bij den ingang van den tuin. Het wachthuis, dat er nu staat, is een onguur ding en staat op een totaal verkeerde plaats. Zouden Burgemeester en Wethouders daarom willen denken? De heer O. F. de Vries (wethouder) weet wel dat het huisje in zeer slechten staat is. Waarom dat daar indertijd in 't midden van het park is gezet, is spreker niet bekend. Wel gelooft hij dat daar indertijd een in gang is geweest van den kant van de Bleekerstraat. Spreker wil zich wel eens overtuigen of er niet een andere plaats is te vinden, al zou hij er niet direct voor wezen om het huisje bij den ingang van het park te plaatsen. Hij gelooft dat dit de entrée niet zou verfraaien. De heer Zandstra meent dat verplaatsing van het oude wachthuisje bepaald niet zal gaan. Bij den ingang is ruimte genoeg. En al zal het plaatsen van een nieuw huisje daar niet zoozeer een verfraaiing van den tuin zijn, als men in het wachthuis is, kan men dan toch den geheelen tuin overzien. Burgemeester en Wethouders zullen het wel in overweging willen nemen. De heer O. F. de Vries (wethouder) gelooft ook dat het huisje in zoodanigen toestand is, dat het niet ver plaatst kan worden. Misschien zal het overweging ver dienen een nieuw huisje te maken en dan om te zien naar een geschikter plaats. Maar zoolang het oude huisje daar staat, zou spreker die plaats willen behouden. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 34 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 3544 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 45. Onderhoud en schoonmaken derwacht- gebouwen en bureaux van politie en de daarin aanwezige meubelen, de woning van den commissaris van politie, benevens verzekering tegen brandschade 5,001. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijstra: Ik doe hier een betrekkelijk wille keurige greep: ik vind hier onder volgno. 45 ook: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 329 schoonmaken van glasruiten. Als ik naga al die bedra gen, die daarvoor worden uitgegeven, dan is dat met elkaar nog al een beduidend bedrag. Zou het college van Burgemeester en Wethouders geen kans zien om daar een anderen weg op te vinden, dat dit niet tot dat hooge bedrag gezamenlijk wordt opgevoerd? De heer O. F. de Vries (wethouder): Onder volgno. 45 staat: Schoonmaken glasruiten 100.Zulke be dragen zijn ten slotte afgerond, 't kan misschien wel een paar gulden minder kosten. Maar 't is met het schoon maken van glasruiten zoo, dat dit elk jaar publiek wordt aanbesteed. Dan zal dus kunnen blijken of dit bedrag te hoog is of niet. Maar ik geloof dat het bedrag in verband met de ervaringen van vorige jaren op die hoogte is gebracht. De heer Dijstra: Ik kan er mij niet zoo best indenken, dat het personeel der politie in zijn vrije uren de ruiten zelf zou kunnen schoonmaken. Maar het antwoord van den wethouder bevredigt mij niet. Ik zal niet zeggen dat het bedrag mij zoo hoog voorkomt, dat voor het schoon maken van glasruiten van dergelijke gebouwen per jaar 100.wordt uitgetrokken. De wethouder zegt dat het misschien wel iets minder kan. Maar het is mij niet zoozeer om het bedrag te doen als wel om het systeem, dat naar voren wordt gebracht. Daarom herhaal ik mijn vraag: Kan er geen andere wijze worden gevonden, door het b.v. bij de andere gebouwen door het personeel zelf te laten doen? De heer O. F. de Vries: De heer Dijstra vergeet dat het hier 3 gebouwen betreft, den politiepost, het huis van den commissaris en het politiebureau. De heer De Boer: Ik begrijp eigenlijk niet het bezwaar dat de heer Dijstra tegen die 100.maakt. Dat bedrag komt mij buitengewoon laag voor. Ik begrijp het niet, tenzij de heer Dijstra zich zoo op den weg der bezui niging beweegt, dat hij zelfs de proporties uit het oog verliest. De heer Dijstra: Ik geloof niet dat ik de proporties uit het oog zal verliezen. Maar ik heb hier in de sectie ook de aandacht op gevestigd en gevraagd of er ook in andere steden geïnformeerd kan worden, hoe daar wordt gehandeld. Als men al die bedragen voor het schoonmaken van glasruiten bijeen telt, is dat nog al van beteekenis. Kan het niet zoo worden geregeld, dat het personeel, dat daarvoor in aanmerking komt, het zelf doet en men op die manier die uitgaaf voorkomt? Ik weet wel dat, als het uitgegeven moet worden, dan is aanbesteding de meest goedkoope manier. Maar er zijn verschillende gebouwen, die er voor in aanmerking komen, met geschikt personeel er bij, waar men het zelf wel kan doen. Ik stem den heer De Boer toe, het zijn kleinigheden, maar als daarop gelet wordt, is het totaal bedrag van beteekenis. De heer Visser vraagt of de ruiten moeten worden schoongemaakt van een complex van 3 gebouwen. Hij heeft, wat de wethouder heeft geantwoord, niet goed verstaan. De Voorzitter zegt dat, als men de omschrijving van het artikel leest, men weet waarvoor het is uitgetrokken. Verder wil spreker opmerken dat, als men nu over het schoonmaken van ruiten begint, men dan vanavond zeker niet klaar zal komen. Men kan hier bezwaar tegen hebben, maar zelf doen is geen gebruik meer. Of deze 100.- te veel is of te weinig, daar heeft spreker zoo veel verstand niet van. Maar dat het personeel het zelf zal doen, de heer Dijstra weet toch ook zeer goed, dat dit niet meer gebeurt, noch door de politie, noch bij een hoofd der school. Als Burgemeester en Wethouders nu meedeelen dat het bij publieke aanbesteding gebeurt, wat wil men dan nog meer? Dat zal toch wel de beste manier zijn. Werd het werk ondershands opgedragen, dan kon men misschien terecht aanmerkingen maken, nu, bij publieke aanbesteding, al vindt men het duur, niet. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 45 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 4649 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 50. Instandhouding van schoollokalen en onderwijzerswoningen voor lager onderwijs en gymnas tiek en verzekering tegen brandschade 27,955. De beraadslagingen worden geopend. De heer Fransen wou naar aanleiding van dit artikel een vraag doen. Burgemeester en Wethouders komen hier met een aantal posten voor het verplaatsen van deuren in de scholen en het maken van verschillende stellen draairamen. Is dat misschien met het oog op de reorganisatie? Of worden de lokalen anders ingericht? De heer O. F. de Vries (wethouder) kan alleen ant woorden dat dit gebeurt in verband met de eischen van de Onderwijswet, vooral wat de draairamen en ook wat het verplaatsen der deuren betreft. De heer Fransen zegt dat, als het in verband met de Onderwijswet staat, er niets aan te doen is. Maar hier staan een aantal posten, die men als één bepaald werk kan beschouwen. Zou het nu niet gewenscht zijn dat werk en bloc aan te besteden? Zou dat niet veel voor- deeliger zijn dan dat men er van Gemeentewerken van daag en morgen eens heen gaat? Men kan een klein bestek maken, het totaal beloopt een heel belangrijke som en 't is een heel geschikt werk om aangenomen te worden. Het is misschien niet uitgesloten dat het zoo gebeurt, maar spreker zou toch het verzoek willen doen hiermee een proef te nemen. De heer Dijstra had ook het plan dat te zeggen. Hij is het volkomen met den heer Fransen eens en is er ook van overtuigd dat aanbesteding minder kost dan nu. Een eventueel voorstel van den heer Fransen, om tot aanbesteding over te gaan, zal spreker dan ook gaarne steunen. De heer O. F. de Vries (wethouder) kan niet met dat idee meegaan en gelooft dat de heer Fransen als deskundige het nog beter kan beoordeelen: hij weet zeer goed dat, als men dergelijke karweitjes gaat aan besteden, het dan ten slotte nog duurder komt dan wanneer het zoo wordt uitgevoerd. Ten eerste is het een onmogelijkheid om een goed bestek te maken. En ten slotte krijgt men dan dit, dat het werk wel oorspron kelijk laag is aangenomen, maar dat men een staat van bijwerk krijgt die enorm hoog is, doordat men in het bestek niet precies kan omschrijven, wat er moet ge beuren. Den heer Fransen bevreemdt het antwoord van den wethouder van Openbare Werken wel eenigszins. Hij begrijpt niet dat het zoo moeilijk is zoo'n eenvoudig bestekje te maken voor de verschillende scholen en lo kalen met een klein schetsje, waarop de plaats der nieuwe deuren wordt aangewezen, er bij. Er moeten een groot aantal deuren worden verplaatst en verschillende stellen draairamen worden aangebracht. Dat is juist iets voor een aanbesteding. En dat zou zooveel duurder wezen dan gewoon onderhoud? Spreker gelooft dat het niet onvoordeelig zou zijn als men tot aanbesteding

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 19