ig vao 31 October 1922. 292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1922. speeld, besloten het Bestuur van de Middelbare Tech nische- en Ambachtsschool in de gelegenheid te stellen de in de circulaire van den Minister genoemde salarissen over 1920 uit te betalen en hiervoor op de gemeente- begrooting 1922 een uitgaaf aan te brengen van 24.000.—. Bij resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland van 21 September 1922 werd het besluit van den Raad, waarbij de begrooting, dienst 1922, werd gewijzigd om het bedrag betaalbaar te kunnen stellen, niet goedge keurd o. a. op deze overwegingen: „dat deze vergadering met Burgemeester en Wet houders van oordeel is, dat de gemeente geenerlei ver plichting heeft, te zorgen dat de leeraren bij het „nijverheidsonderwijs over 1920 de jaarwedden zullen „genieten, welke hun ingevolge den leidraad van 24 „December 1920 zouden toekomen, maar dat zulks veel- „eer ligt op den weg van den Minister van Onderwijs, „die eerst op het eind van 1920 een salarisregeling „voor dat jaar publiceerde". Hier wordt dus erkend de aanspraak van de leeraren op dit salaris en tevens komt hierbij uit dat ook Gede puteerde Staten van meening zijn, dat de plicht tot uit betaling op de overheid (volgens hen het Rijk) rust. Ten aanzien van den financieelen toestand der ge meente, waarop Gedeputeerde Staten wijzen, veroor looft de Raad zich naar het adres van 17 Mei 1922 no. 1466/821 te verwijzen, waarbij in beroep is gegaan van de beslissing van Gedeputeerde Staten op eene begroo- tingswijziging, strekkende om gelden uit te trekken voor het maken van een walmuur aan den Oostersingel. Waar uit alles gebleken is dat ten slotte Rijk en Pro vincie weigeren om bij te dragen en Gedeputeerde Staten hun goedkeuring aan het bedoelde raadsbesluit niet hebben verleend, terwijl de Raad met nadruk er op wijst, dat het zijne meening is, in tegenstelling met die van Gedeputeerde Staten, dat de Middelbare Tech nische- en Ambachtsschool voor de gemeente geen vreemden zijn, bij welker bloei geen gemeentebelang gemoeid zoude zijn, hetgeen moge blijken uit de be langrijke subsidiën die door de gemeente voor deze scholen worden gevoteerd en verder dat de uitbetaling dezer in uitzicht gestelde salarissen van groote betee- kenis is voor den goeden gang van dit onderwijs, ver zoekt de Raad Uwe Majesteit eerbiedig in den door hem gewenschten zin te besluiten en daartoe met vernietiging van het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland d.d. 21 September 1922 no. 86 2e afcl. F alsnog goed te keuren het Raadsbesluit van 22 Augustus 1922 no. 354R/222 tot wijziging der begrooting voor dat jaar. Het ontwerp-beroepschrift van de Commissie ad hoe wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Ter behandeling van: 14 Agenda no. 14). Rapport der commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften in eersten aanleg tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, diensten 1919 en 1921, wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voor zitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 293 Tegenwoordig 23 leden, te weten: de heeren Visser, Oosterhoff, Zandstra, Tulp, Van Weideren baron Ren- gers, Dijstra, Lautenbach, Cohen, O. F. de Vries, Fran sen, Dijkstra, Tiemersma, Muller, Berghuis, Westra, Collet, Van der Werff, De Boer, IJ. de Vries, M. Mo lenaar, B. Molenaar, Koopal en Jansen. Afwezig 2 leden, waarvan met kennisgeving mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, zonder kennisgeving de heer De Vos. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Wordt medegedeeld: 1. dat bij Koninklijk besluit van den 2 October 1.1. no. 30 is goedgekeurd het raadsbesluit van den 27 Juni 1922 tot aanvulling van het besluit tot heffing van rech ten onder den naam van leges. 2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd het raadsbesluit van den 10 October 1.1. tot onder- handsche verhuring van het perceel Groote Hoogstraat no. 24. 3. bericht van R. de Jong dat hij zijne benoeming tot gymnastiekonderwijzer alhier aanneemt. De mededeelingen sub 13 worden voor kennisge ving aangenomen. 4. adres van H. C. Feldhaus alhier om hem, met ontheffing van het raadsbesluit van 5 Juli 1869, alsnog vergunning te verleenen tot uitbreiding van het hotel Amicitia, plaatselijk gekwoteerd Wirdumerdijk no. 45. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies. 5. schrijven van heeren Voogden der Stads Armen- kamer, houdende aanbeveling voor de benoeming van twee voogden wegens periodieke aftreding van de heeren G. Dijkstra en F. J. A. Fritzlin: a. vacature G. Dijkstra: 1. de heer G. Dijkstra 2. H. H. J. Feitz 3. S. Dijstra; b. vacature F. J. A. Fritzlin: 1. de heer F. J. A. Fritzlin 2. mr. J. W. Tijsma 3. Th. A. Overmeer. Zal in een volgende vergadering worden behandeld. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan Fi. C. Boonstra op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als leeraar in het teekenen aan de Burger avondschool. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. dat Burgemeester en Wethouders aan M. Bu- walda met ingang van 1 Januari e.k. op zijn verzoek eervol ontslag hebben verleend als opzichter bij de 2e afd. van den dienst der gemeentewerken (woning toezicht). Wordt voor kennisgeving aangenomen. II. De Voorzitter deelt nog mede, dat de Wet houder van Onderwijs gaarne, als de Raad er geen be zwaar tegen heeft, tijdens deze zitting, b.v. dezen mid dag, na afloop van de pauze, aan de orde zou willen stellen de benoeming van een onderwijzeres aan ge meenteschool no. 6b. Als de Raad het goed vindt, zullen de stukken thans nog even circuleeren. De Raad maakt hiertegen geen bezwaar. III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 Agenda no. 2.) Benoeming van een directeur der gemeentereiniging. De aanbeveling luidt als volgt: 1. W. Stienstra, opzichter der Nederlandsche Heide maatschappij te Coevorden; 2. J. J. Best, laatstelijk chef in algemeenen dienst bij de scheepsbouw-maatschappij „Nieuwe Wa terweg", wonende te Heemstede. Wordt benoemd W. Stienstra, te Coevorden, met 19 stemmen; 3 stemmen zijn op J. j. Best uitgebracht, 1 I biljet is in blanco ingeleverd. 2 (Agenda no. 3.) De ontwerp-begrootingen van de I baten en lasten der gemeentebedrijven en de ontwerp begroting der gemeente, alle dienst 1923 (bijlagen 1922 nos. 33, 37 en 41, 1923 nos. 1 en 2). De Voorzitter stelt voor eerst de algemeene beschou wingen te doen houden over alle begrootingen, zoowel over die der bedrijven als over de gemeente-begrooting en daarna de begrootingen te behandelen in de volg orde, als op de agenda is aangegeven. Dienovereenkomstig wordt besloten. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Dijstra zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Als de behandeling van deze begrooting, rakende het dienstjaar 1923, afgeloopen is, zijn daarmede ook vrijwel de laatste lijnen aangegeven, waarlangs dit college van Burgemeester en Wethouders zich zal heb ben te bewegen. Het laatste jaar is dan ingegaan van eene zittingsperiode, met een bestuurscollege, waar tegenover een zeer beduidend aantal leden van dezen Raad steeds critisch stond. Bij de behandeling van de begrooting voor het dienstjaar 1920, is door mij, en meerderen met mij, er op gewezen hoe onjuist de opzet I en inzet toen geweest is. Niettegenstaande de verzekeringen van den tegen- woordigen wethouder van Onderwijs, mijn toenmalig collega-raadslid, den heer Tulp, dat zijn groep zich zoo innig verwant voelde aan de sociaal-democraten, bleek gedurig, hoe een passen en meten het was, om de coa litie niet ontijdig te laten springen. En hoe meer per soonsverwisseling er plaats heeft, bij de groep waaruit de Wethouder der Vrijzinnige fractie, aangesloten bij de liberale Unie, is voortgekomen, hoe duidelijker het wordt, dat oorspronkelijk alles gerust heeft op een fictieve meerderheid. Na de verdeeling der wethouders zetels koelde de liefde hoe langer hoe meer en traden tegenstellingen op den voorgrond, beeld gevende van de werkelijkheid, die ter wille van welke oorzaken dan ook een tijdlang naar den achtergrond was terugge drongen. Dat deze wijze van optreden zich moest wreken, was overduidelijk, mijnheer de Vooriztter. Om met vrucht op het terrein van de gemeentelijke huishouding bezig te zijn, is het tot op zekere hoogte niet zonder betee- kenis, dat men over een voldoend aantal stemmen be schikt, om hetgeen men wenscht, te doen slagen. Veel meer wint dit aan waarde, wanneer daarbij komt de moreele steun van de burgerij der gemeente. Wat de factor van het genoegzaam aantal stemmen betreft, deze is, indien niet tezeer gelet wordt op de nog al eens voorkomende onderbrekingen, aanwezig. Het tweede niet minder beteekenisvolle element, n.l. het zich gesteund weten door burgerij, acht ik niet, althans lang niet in voldoende mate aanwezig. Bij de behandeling van de begrooting voor 1920, is dezerzijds o. m. ook deze opmerking gemaakt, dat het een stuwen zou zijn in sociaal-democratische rich ting, en dat de leden van het college, niet sociaal-demo craat zijnde, niet in staat zouden zijn het noodige ver weer te bieden. Het wil mij voorkomen, mijnheer de Voorzitter, dat de toen gemaakte opmerking gebleken is juist te zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 1