350 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. Voorzitter nog even aanvullen. Men moet ook niet vergeten dat er niet in alle schoollokalen centrale ver warming is, zoodat men in de andere lokalen eigenlijk speciaal voor de vergaderingen moet stoken. De Beurs kost feitelijk niets en anders moet men er speciaal voor stoken. Dat moet ook worden betaald. Verder moeten de lokalen worden schoongemaakt, 's avonds Iaat of 's morgens vroeg, want de lokalen mogen onmiddellijk voor het gebruik niet gestoft worden. Dat zijn allemaal nog bezwaren tegen vergadering in de schoollokalen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Tiemersma wordt met 13 tegen 10 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Zandstra, O. F. de Vries, Dijkstra, Tiemersma, Muller, Collet, De Boer, M. Mole naar, B. Molenaar en Koopal. Tegen stemmen: de heeren Visser, Oosterhoff, Tulp, Van Weideren baron Rengers, Dijstra, Lautenbach, Cohen, Fransen, Berghuis, Westra, Van der Werff, IJ. de Vries en Jansen. Volgno. 207 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 208221 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 222. Subsidie ten behoeve van de Ambachts school 36,945, De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: Ik ben niet tevreden gesteld door het antwoord, dat door Burgemeester en Wethouders is gegeven op de vraag, die ik in de sectie heb gesteld. Maar ik zal er voorloopig niets meer van zeggen, omdat ik meen dat met betrekking tot deze scholen, door de wijziging van de wet op het nijverheidsonderwijs, aan ons een grooter invloed op den gang van zaken is toe gekend. En het lijkt mij verstandig toe den inhoud daar van af te wachten. Ik wil dit antwoord van Burgemeester en Wethouders graag beschouwen als een prae-advies, dat is gedaan op ons voorstel. Als het noodig is dat van deze richting weer dit voorstel wordt gedaan, dan zullen wij het op nieuw indienen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 222 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 223227 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 228. Jaarwedden van directrice, leeraressen en bedienden der middelbare school voor meisjes 43,355.51 De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer: Ik heb vanmorgen bij de algemeene beschouwingen een paar cijfers genoemd, die betrekking hadden op de middelbare school voor meisjes en op het gymnasium. Ik heb gezegd dat door de gemeente per leerling en per jaar 470.wordt toegelegd op het gymnasium, terwijl dat cijfer voor de middelbare school voor meisjes 507.is. Ik wil nu op dit oogenblik geen voorstellen doen. Alleen zou ik zeer graag zien dat Burgemeester en Wethouders eens de kwestie onder de oogen wilden zien of het middelbaar en hooger onder wijs dat zeer binnenkort ook middelbaar onderwijs zal worden niet door reorganisatie en samenvoeging van scholen een belangrijke bezuiniging kan worden ver kregen. Waar hier een school in het leven wordt ge houden, waarop maar 78 meisjes gaan, waarvan ten slotte maar een betrekkelijk klein aantal een maatschap pelijke bestemming bereiken, is het mijn meening, dat dergelijke scholen niet aan de kosten beantwoorden, welke daaraan besteed worden. Ik beveel mijn denkbeeld in de aandacht van Burgemeester en Wethouders aan, misschien dat ik er te zijner tijd op terug kom. Dan wil ik nog een andere kwestie hierbij ter sprake brengen. Ik heb in de sectie ook aan Burgemeester en Wethouders gevraagd of zij willen bevorderen dat de aansluiting van lager- en middelbaar onderwijs bevor derd wordt door overleg tusschen beide inrichtingen van onderwijs. Daarop is van Burgemeester en Wet houders een antwoord gekomen dat niet positief was, toch gaat het in de richting van overleg. Ik zou nu zeer graag van den wethouder van Onderwijs willen verne men, of hij inderdaad van plan is dat overleg in de prac- tijk tot stand te brengen, en, zoo ja, op welke wijze hij dat dan denkt te doen. Het lijkt mij toe, dat dit een zeer belangrijke materie is in betrekking tot deze gemeente. Wij hebben hier tot nog toe gehad dat door de oplei dingsscholen de kinderen klaar werden gestoomd voor de inrichtingen van middelbaar onderwijs en dat heeft een zeer nadeeligen invloed gehad èn op het lager on derwijs èn op het middelbaar onderwijs. Ik wil hier even een oordeel van professor Kernkamp voorlezen, waaruit blijkt, hoe verkeerd het is, dat het op deze wijze gebeurt. De heer Kernkamp schrijft in „De Amster dammer" ongeveer het volgende: „Wanneer hij zijn onderwijs niet zelf bepaalt, maar dat laat bepalen door het eindexamen, dan zullen zijn leerlingen misschien een hooger cijfer behalen, maar de degelijkheid van het onderwijs zal er onder geleden hebben." Ik meen dat het ook zaak is dat het lager onderwijs zich enkel en alleen richt op de bekwaamheden van het kind. Daar moet men alleen rekening mee houden. Al leen door zich in te richten op de eigenschappen en be kwaamheden van het kind, zal dit de grootst mogelijke algemeene ontwikkeling krijgen bij een 6- of 7-jarige methode. En ik geloof dat het middelbaar onderwijs dan het kind zal vinden op een plaats, die niet beter te kiezen is en waarvan het ook het beste profijt zal heb ben. Ik lees in het verslag van de gemeentelijke H. B. S.: „Het onderwijs had een geregeld verloop. De leerlingen van het le leerjaar hebben echter vooral ten aanzien van het Fransch een uiteenloopende voor opleiding gehad, wat het onderwijs zeer ten goede komt. Hoewel bij het toelatingsexamen ongeveer de helft werd afgewezen, stond het le leerjaar toch niet geheel op het peil, dat men zou wenschen." Hieruit blijkt, dunkt mij, ook voldoende, dat de resul taten van het lager onderwijs, hoewel daarbij tot nog toe de opleiding speciaal was gericht op het middelbaar onderwijs, niet bevredigend zijn gev/eest om het mid delbaar onderwijs verder goed te volgen. Alleen overleg kan daarin verbetering brengen en zal ook de beste resultaten ten gevolge hebben. Ik heb zoopas aangehaald het verslag van de gemeen telijke H. B. S. en ook voorgelezen dat het feit dat aan een gedeelte der leerlingen op de lagere school Fransch was gegeven en aan een ander gedeelte niet, geen beste gevolgen had. In dat verband heb ik niet kunnen begrij pen, waarom aan de jongensschool en aan de meisjes school nog het Fransch wordt gehandhaafd. Die ver keerde gevolgen zullen zich dus ook nog een volgend en een daaropvolgend jaar bij het middelbaar onderwijs voordoen en dat, terwijl het geven van Fransch op de lagere school geheel in strijd is met de wet. Wij hebben die zaak hier al eerder besproken en toen heeft de wet houder gezegd dat dit behoorde tot de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders. Ik moet dat ten sterkste bestrijden. De wet bepaalt in artikel 19 dat de Raad den omvang van het onderwijs bepaalt. En de Raad heeft gelukkig bepaald dat het geven van Fransch is uitge sloten. Ik zeg „gelukkig", omdat de jonge menschen al genoeg te doen hebben om één taal goed te leeren, laat staan van twee. Laat men dus voor goed afrekenen met Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 October 1922. 351 het Fransch bij het lager onderwijs, ook om te zorgen dat de kinderen, die naar het middelbaar onderwijs overgaan, niet een verschillend soort onderwijs hebben gehad. Met het Fransch op de lagere school moet zoo gauw mogelijk worden gebroken. De heer Tulp (wethouder): Op de vraag van den heer De Boer, of er maatregelen zullen worden genomen dat er overleg wordt gepleegd tusschen het middelbaar- en lager onderwijs kan ik antwoorden: met die maat regelen ben ik reeds bezig. Hoe dat zal geschieden? Door overleg tusschen de directeuren en hoofden der scholen en enkele onderwijskrachten misschien. De heer De Boer heeft gesproken over het verslag van de gemeentelijke H. B. S. en gezegd, dat de kin deren daar niet goed konden meekomen. Maar als ik mij niet bedrieg, dan waren dat geen kinderen die uit het 7e leerjaar op de school waren gekomen, maar uit het 6e leerjaar. Het is over het algemeen een feit, dat de kinderen vanuit het 6e leerjaar van de lagere scholen niet met vrucht het onderwijs kunnen volgen in de eerste klas van een middelbare school. Dan heeft de heer De Boer het nog over 't Fransch gehad en hij bedoelde daarbij zeker de scholen 2 en 3. Hij heeft dan echter nog vergeten er ook school 10b bij te noemen, waar ook Fransch wordt gegeven, omdat het eene opleidingsschool is. Het is echter het aller laatste jaar en thans wordt gewoonweg het Fransch, wat de kinderen hebben gehad, onderhouden en niet meer. Dat gebeurt aan school 10b en aan de scholen 2 en 3. Ik heb het hoofd van school 106, de heer Fok- kema, bij mij gehad en deze vroeg mij of ik er bezwaar tegen had dat hij het Fransch bij zijn leerlingen onder hield. Ik had daar geen bezwaar tegen. Maar 't is nu 't allerlaatste jaar. De heer De Boer: Tot September dus. De heer Tulp (wethouder): Tot September en dan alleen om het geleerde te onderhouden. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 228 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 229231 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 232. Kosten van de 3-jarige H. B. School met daaraan verbonden Handelsschool (2-jarige cursus) 32,917.85. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff heeft in de sectie nu voor de derde of vierde maal de vraag gedaan of Burgemeester en Wethouders nu zekerheid hadden inzake de kwestie van het einddiploma, of aan het diploma van de Handels school met 2-jarigen cursus dezelfde voorrechten zijn verbonden als aan de diploma's van gelijksoortige scholen, die door het Rijk zijn gesubsidieerd. In het Voorloopig Verslag wordt als antwoord daarop gegeven: „Naar aanleiding van een verzoek aan den Minister om te willen bevorderen dat de rechten, verleend aan de bezitters van het einddiploma der H. B. S. elders, ook worden toegekend aan hen die met goed gevolg het eindexamen in deze gemeente hebben afgelegd, heeft de Minister bij schrijven van 8 Juli 1.1. mede gedeeld dat een beslissing omtrent dit verzoek tot het voorjaar van 1923 moet worden aangehouden." Spreker is in zooverre met dit antwoord voldaan, dat hem nu blijkt dat de zaak inderdaad is aangepakt, door dat het college die vraag gedaan heeft. Spreker wil hier echter twee opmerkingen aan vastknoopen en wel in de eerste plaats, dat nu blijkt, dat de directeur van de Handelsschool, die als zijn meening te kennen gaf dat het vanzelf sprak, het mis heeft gehad en dat spreker zijn opmerking dus indertijd niet geheel ten onrechte heeft gemaakt. Verder heeft spreker uit den vorm van het verzoek, waarin wordt gezegd dat Burgemeester en Wethouders den Minister „verzoeken" gelijke rechten te willen „bevorderen", gevoeld, dat Burgemeester en Wethouders zelf ook geen zekerheid hadden. Anders toch hadden zij een bevestigende meening van den Mi nister gevraagd en nu „verzoeken" zij den Minister ge lijkheid te „bevorderen". Als zijn opvatting inderdaad juist is, dan vindt spreker de handelwijze van Burge meester en Wethouders onverantwoordelijk. Dan hebben zij een jaar lang leerlingen op de school toegelaten met de verzekering dat het einddiploma dezelfde rechten zou schenken als bij andere handelsscholen, terwijl zij daaromtrent zelf niet de minste zekerheid hadden. De heer Tulp (wethouder): De vermoedelijke reden, waarom eerst in het voorjaar van 1923 antwoord van den Minister komt, is m. i. deze, dat men in Den Haag algemeen van oordeel is, dat de opleiding aan een 3- jarige H. B. S. met Handelsschool als kopschool beter is dan de opleiding aan een 5-jarige H. B. S. en dat misschien de Minister in overweging neemt om een heele verandering te maken in de 5-jarige H. B. S. De heer De Boer: Ik begrijp van dat antwoord niets. Als de Minister van oordeel is dat de Handelsschool nog beter is dan de 5-jarige H. B. S., welk bezwaar is er dan nog tegen om aan het einddiploma dezelfde rechten toe te staan als aan dat van de Rijks-H. B. S.? Ik kan geheel onderschrijven de redevoering en con clusies van den heer Oosterhoff en het spijt mij dat dit geval er zoo voor staat. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 232 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 233244 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 245. Subsidie aan de vereeniging „Open bare leeszaal en bibliotheek" 15,100. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries vindt het verstandig om het sub sidie voor de Openbare Leeszaal met 5000.te ver minderen. Het is hem zoo te groot en hij zal zich dan ook tegen dezen post moeten verklaren. De Voorzitter: U doet dus het voorstel om het sub sidie met 5000.te verminderen? Met 5000.of met 5100. De heer IJ. de Vries: Met 5000. De heer De Boer zal er niet veel van zeggen, maar vindt het droevig dat in een gemeente als deze op een uitgave moet worden bezuinigd, die de ontwikkeling van breede lagen van het volk ten goede moet komen. Spreker onderschrijft geheel wat Macauly heeft gezegd: „Nooit kan ik aannemen, dat wat een volk sterker, gezonder, wijzer en beter maakt, het tenslotte armer zal maken." Nu kan de overzijde, waar meerdere rijkdom is, wel niet zooveel waarde hechten aan die ontwikkeling, maar er zijn hier ook nog andere leden. De heer Westra heeft ook de eer aan de door den heer De Boer bedoelde zijde in de raadszaal te zitten en de woorden van den heer De Boer zijn dus ook eenigszins aan spreker geadresseerd. Ook spreker komt het subsidie aan de Openbare Leeszaal te hoog voor. Het is indertijd gegeven om mogelijk te maken om een gebouw, dat werkelijk te duur is gekocht, te kunnen ex- ploiteeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1922 | | pagina 30